SNV-directeur Dirk Elsen reageert op open brief over salaris

Vorige week schreef Marc Broere een open brief aan SNV-directeur Dirk Elsen, naar aanleiding van de discussie over zijn salaris. Vandaag reageert Dirk Elsen uitgebreid met een eigen brief. ‘Deze discussie raakt mij persoonlijk ook diep.’

Den Haag, 1 oktober 2010

Beste Marc,

Dank voor je open brief. De erkenning voor het werk van SNV die uit je brief naar voren komt, waardeer ik. We hebben SNV de afgelopen jaren omgevormd naar een moderne ontwikkelingsorganisatie met tot de verbeelding sprekende resultaten in directe armoedebestrijding. Daar gaat het toch om.

Ik ben mij zeer bewust van de emoties in de sector en in de publieke opinie met betrekking tot de huidige beloningsdiscussie. Dit is in de eerste plaats pijnlijk voor de 1400 SNVers die zich over de hele wereld inzetten voor onze missie. Dat vind ik vreselijk. Daarnaast raakt de hele discussie mij persoonlijk ook diep.

Natuurlijk begrijp ik heel goed dat de discussie ook schadelijk is voor onze sector. Ik verbaas mij wel over zowel de inhoud als de wijze waarop het debat over beloningen in de sector wordt gevoerd. Omdat ik pal sta voor ons werk, licht ik dat graag toe.

Ons werk ten behoeve van het gemarginaliseerde deel van de wereldbevolking komt meer en meer in het gedrang. Economische crisis, budgettaire druk en een politiek klimaat dat steeds meer neigt naar populisme en protectionisme zijn maar enkele symptomen daarvan. We moeten nieuwe wegen en antwoorden vinden hierop. Constructievere samenwerking tussen publieke sector, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld, waarbij we optimaal van elkaars kracht gebruik maken, is een belangrijk onderdeel van die puzzel. Daar horen meer hybride samenwerkings- en financieringsvormen bij. Ook de verbinding met andere, wereldomvattende problemen (klimaat, immigratie etc.) kan en moet beter. Ontwikkelingsorganisaties spelen hierin een belangrijke rol. Om optimaal daaraan bij te kunnen dragen, is verdere professionalisering van ons werk onvermijdelijk. Anders gaat het gewoon niet lukken om de resultaten te bereiken die de wereld nodig heeft en waar met veel emotie luid om wordt geroepen. De WRR heeft daar eerder dit jaar nog mooie dingen over geschreven.

De levensgrote problemen waar wij ons mee bezig houden, maken ons naar mijn stellige overtuiging minstens zo relevant als andere maatschappelijke sectoren zoals het hoger onderwijs, de gezondheidszorg, cultuur en de volkshuisvesting.

Nou zul je zeggen, prima maar horen daar dan exorbitante salarissen bij? Nee zeker niet. Matiging in de (semi) publieke sector waar SNV in opereert, is op zijn plaats. Immers, daar is belastinggeld mee gemoeid en daar moet je zorgvuldig mee omspringen. In Nederland is de afgelopen jaren steeds vaker de zogenaamde ‘Balkenende norm’ als oriëntatiebaken voor bestuurdersbeloningen in de (semi) publieke sector gebruikt. Feit is dat de norm bijgedragen heeft aan het aanbrengen van in ieder geval een begin van ordening. Dat diverse andere maatschappelijke sectoren op dit moment druk doende zijn om hun beloningen aan te passen aan die Balkenende norm, getuigt daarvan.

Onze sector, inclusief SNV, is ‘Balkenende proof’. Blijkens een recente rapportage zijn vele anderen (zo’n 2000 functionarissen) in de (semi) publieke sector dat nog niet. Waarom storten dan uitgerekend wij ons in heftige emotionele en morele discussies over beloningsnormen? Waarom moeten onze normen zo nodig afwijken van het Balkenende ijkpunt? Moet onze sector het met minder doen dan een museum, hbo, universiteit, ziekenhuis of woningbouwcorporatie? Is ons werk dan zoveel minder complex dan dat van die andere sectoren? Levert het uiteindelijk minder op? Is het voor ons eenvoudiger om –het voor verdere professionalisering benodigde- talent aan te trekken en aan ons te binden? Zijn wij verheven boven de (internationale) concurrentieslag om talent?

Als onderbouwing voor een andere (lagere) normering voor ons werk wordt vaak aangevoerd dat wij aan armoedebestrijding doen en dat dus zoveel mogelijk middelen direct voor armoedebestrijding moeten worden ingezet. Wie kan het daar nou mee oneens zijn? Die redenering is echter net zo verleidelijk als misleidend. Het staat immers geenszins vast dat er meer directe armoedebestrijding plaatsvindt als er scherper wordt gestuurd op beloningen van bijvoorbeeld bestuurders in onze sector. Zou het kunnen dat dan zelfs het tegenovergestelde wordt bereikt? Kan dit in de weg staan van verdere professionalisering? Is het misschien hierom dat vooralsnog de toepassing van die lagere normering beperkt lijkt te worden tot met name organisaties die uit het Medefinancieringsstelsel worden gefinancierd? Andere organisaties in en buiten Nederland die ook geld krijgen uit het Nederlandse OS budget lijken immers buiten schot te blijven.

In dat verband wijs ik erop dat we er bij SNV de afgelopen jaren in geslaagd zijn om bij gelijkblijvende budgetten van rond de 100 miljoen Euro per jaar, de aan directe armoedebestrijding geleverde toegevoegde waarde met tenminste 1/3 te verhogen door kostenbesparingen en productiviteitsverbeteringen. Dan hebben we het dus over zo’n 30 miljoen Euro op jaarbasis aan additionele dienstverlening ten behoeve van directe armoedebestrijding.

Wat is het dan toch dat onze sector zo vaak met zichzelf overhoop ligt? Het vuurtje wordt daarbij van alle kanten gretig opgestookt zonder ons te realiseren dat we misschien zelf ook in brand staan. Het recent door het Africa Study Center gepubliceerde en zeer lezenswaardige boek ‘Bricks, Mortar and Capacity Building, A Socio Cultural History of SNV’, schetst voor geïnteresseerden in een stukje historie van de ontwikkelingssamenwerking een beeld van een ‘vechtsector’ waarin belangrijke actoren onophoudelijk met elkaar overhoop liggen. Passie die in de weg staat van goede performance? Doodzonde! Want het is nou juist die passie die ik zo bewonder en die zo veel kan bewerkstelligen, mits in resultaat gerichte banen geleid.

Doet dit allemaal wel recht aan het belang waar wij als sector voor staan? Ik denk het niet. Hoe aantrekkelijk het – om diverse redenen – ook moge zijn om het beloningsdebat in de publieke arena op de emotie en op de persoon uit te spelen en onderwerp te maken van heftige interne strijd, volgens mij hebben we, gezien de hiervoor geschetste uitdagingen en context, belangrijkere dingen te doen. Matigen doen we als sector immers al.

En dan nog over mijn eigen salaris. Je schrijft dat je me graag de gelegenheid wil geven om een en ander nog eens toe te lichten. De voorzitter van de SNV Raad van Toezicht, Lodewijk de Waal, heeft die toelichting recent gedaan op televisie in het programma Moraalridders. Dat programma is voor iedereen te bekijken en luisteren via de www.snvworld.org. Daar heb ik niet zo veel aan toe te voegen.

Ik ben hier geheel te goeder trouw ingestapt. Bij indiensttreding bij SNV heb ik een flinke stap teruggezet. Dat vond ik alleszins redelijk gezien waar ik vandaan kwam. Het mij namens de toenmalige Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking aangeboden salaris heb ik destijds dan ook zonder enige verdere onderhandelingen geaccepteerd. Vervolgens ben ik met dezelfde passie die zoveel collega’s typeert aan de slag gegaan.

Niets van het bovenstaande doet natuurlijk af aan alle emotie die debatten over beloning (niet alleen in onze sector) op dit moment los maken. Die emotie begrijp ik, zij kan en mag niet zomaar terzijde worden geschoven. Integendeel, ook ik ben daar bezorgd over. Tegelijkertijd moeten we toch wegen zien te vinden die ons in staat stellen om het gesprek en de te maken afwegingen te baseren op inhoud en feiten, met altijd de te behalen resultaten in het achterhoofd. We zouden ons toch ook niet willen laten leiden door de heftige publieke emoties die oproepen tot draconische bezuinigingen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking?

Eens? Wellicht niet. Dat respecteer ik. Dat van beide kanten doen en daarover in gesprek blijven, lijkt me de beste weg vooruit. Wat dat betreft kun je zeker op me rekenen.

Hartelijke groet,

Dirk Elsen