Ontwikkelingssamenwerking in het defensief

Volgens Jack van Ham (ICCO) en Manuela Monteiro (Hivos) wordt het snijden in de ontwikkelingshulp een slagveld, zo zeiden ze afgelopen maandag in de Volkskrant. En de slachtoffers van deze bezuinigingen zijn niet alleen de armen, maar ook de medewerkers van beide organisaties. Wat klinkt als een noodkreet toont volgens Stefan Verwer, uitgever van het Vakblad Vice Versa, echter  precies aan dat ontwikkelingsorganisaties hun vermogen om het belang van hun werk aan te tonen volledig aan het verliezen zijn.

De ontwikkelingssector schudde op haar vesten toen de regering Rutte haar bezuinigingsplannen aankondigde. Dat een regering met een betrokkenheid van de PVV en de VVD zou bezuinigen stond als een paal boven water, maar dat de bezuinigingen zo fors waren hadden velen niet verwacht, tenminste dat klinkt door in de verschillende reacties vanuit de ontwikkelingssector. En het is ook even slikken, want in een sector waar het woord ‘gedwongen ontslag’ de afgelopen decennia een rariteit was, moet er drastisch worden bezuinigd en dat heeft vanzelfsprekend ook  gevolgen voor de personele bezetting op de hoofdkantoren van de organisaties. Banen verdwijnen en mensen komen op straat te staan. En dat is hard, als je afscheid moet nemen van mensen die jarenlang met hart en ziel hebben gewerkt aan een betere wereld.

Andere realiteit

Toch is er ook een andere realiteit: de realiteit van een ontwikkelingssector die al jaren verkondigt dat zij het antwoord heeft op de armoedeproblematiek in de wereld, maar die tegelijkertijd die belofte niet waar kan maken. Natuurlijk worden er successen behaald, maar die successen wegen in de publieke opinie niet op tegen al hetgeen dat mis gaat. Ontwikkelingsorganisaties slagen er simpelweg niet in een antwoord te formuleren op de maatschappelijke kritiek: ‘We schieten als ontwikkelingssector vaak in de verdediging, of we houden een hallelujapraatje. Maar hoe we de strijd moeten gaan winnen weten we nog niet’, stelt Monteiro in het interview met de Volkskrant.

In het antwoord van de directeur van Hivos klinkt de onmacht en zelfs een klein beetje wanhoop die op dit moment de sector beheerst. Toch ligt het antwoord dichterbij dan Monteiro denkt: ontwikkelingsorganisaties hebben hun achterban namelijk verwaarloosd, want het zijn niet de critici die het debat overheersen, maar de voorstanders die twijfelen aan de effectiviteit van ontwikkelingshulp.

Catchy slogans

Al jarenlang is de ontwikkelingssector naarstig op zoek naar nieuwe doelgroepen: nog meer mensen moesten overtuigd worden van het belang van het geven van ontwikkelingshulp. De millenniumdoelen waren hierbij sinds het begin van deze eeuw het toverwoord: rijke landen moesten hun beloften nakomen en hun bijdrage aan het oplossen van de mondiale armoedeproblematiek zo snel mogelijk verhogen.

Het streven om armoede de wereld uit te helpen moest, ondersteund door kabinet en parlement, als een evangelie worden verspreid over ons land. Daarnaast werden wij Nederlanders ook nog eens opgeroepen om onze regering op te roepen om dat streven ook bij andere rijke landen onder de aandacht te brengen. En schijnbaar met succes, want steeds meer regeringen van rijke landen kondigden aan dat zij hun hulpinspanningen zouden verhogen.

In de jarenlange zoektocht naar meer publieke steun en het continue streven naar het bereiken van nieuwe doelgroepen, die nog niet ‘warm’ gelopen waren voor het nobele streven om armoede te bestrijden, werd in toenemende mate gebruik gemaakt van catchy slogans en nieuwe marketingstrategieën. En met het vizier gericht op de tegenstanders en sceptici van de ontwikkelingshulp (wat inmiddels tot internationale samenwerking was verworden), werd een belangrijke ontwikkeling totaal gemist: de makkelijke slogans van ‘armoede de wereld uit’, werden namelijk niet ondersteund door de keiharde feiten. Terwijl de Nederlander, zowel als belastingbetaler en ‘gulle’ donateur steeds meer geld aan het goede doel gaf, bleven de resultaten van ontwikkelingshulp achter bij de gecreëerde verwachtingen.

Een andere realiteit
Terwijl de oproepen van de ontwikkelingssector aan het Nederlandse publiek steeds positiever werden (help een kind voor 10 euro uit de armoede) en de resultaten van individuele organisaties steeds rooskleuriger (onze hulp helpt), werd een andere realiteit steeds duidelijker. Een realiteit van door en door corrupte regeringen, verdwenen ontwikkelingsgelden, falende noodhulp en zich misdragende hulpverleners. Maar vooral was er de schijnbaar continue stroom van negatieve berichten uit Sub-Sahara Afrika. Die duidden namelijk op een hele andere waarheid: een waarheid, waaruit bleek dat het armste continent in de wereld alleen maar armer werd en de situatie van miljarden bewoners van het Afrikaanse continent, ondanks alle ontwikkelingshulp, alleen maar verslechterde.

Onbedoeld hadden alle positieve marketingverhalen vanuit ontwikkelingsorganisaties een averechts effect op sommige journalisten. Een deel van het journaille ging op zoek naar de vraag of al die ontwikkelingsorganisaties wel echt zo effectief bezig waren als ze beweerden. Zij legden de ontwikkelingssector onder het vergrootglas, want, zoals één van hen terecht opmerkte, verdiende ook de hulpsector een serieuze kritische journalistieke benadering.

De ‘halleluja-verhalen’ over het fantastische werk van ontwikkelingsorganisaties werden opeens ondermijnd door berichten over (relatief) hoge directiesalarissen of over falende hulpinitiatieven en een noodhulpsector die moordende rebellen voorzagen van voedsel en die vluchtelingenkampen gebruikten als uitvalsbasis voor hun moordende strooptochten.

Makkelijke beeld

Noem het sensatieverhalen of misschien wel excessen in een verder uitstekende sector, maar het feit is dat er twijfel was gezaaid. Een groeiende twijfel onder juist dat deel van de Nederlandse bevolking dat ontwikkelingssamenwerking en het streven om armoede de wereld uit te helpen juist een warm hart toedraagt. Juist zij herkennen zich steeds minder in het (door ontwikkelingsorganisaties gecreëerde) ‘makkelijke’ beeld dat ontwikkelingshulp de armoedeproblematiek kan oplossen: kortom de ontwikkelingssector heeft haar achterban verwaarloosd.

Toegegeven, de Nederlandse politiek heeft zeker aan deze ontwikkeling bijgedragen, want ontwikkelingsorganisaties worden al jaren de charitatieve markt opgestuurd om de euro van de donateurs op te halen en minder afhankelijk te zijn van de overheid en de Nederlandse belastingbetaler. Desondanks kunnen grote twijfels worden gezet bij de strategie van een groot deel van de Nederlandse ontwikkelingssector om daarin mee te gaan. Een strategie die er zeker toe heeft geleid dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking ongelooflijk veel geld investeert in ontwikkelingslanden, maar “meer-meer-meer” hulp hoeft niet altijd te betekenen dat die hulp dan ook automatisch effectiever is. Sterker nog, misschien is de omvang van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking wel onbeheersbaar geworden en valt niet elke euro meer te controleren in de steeds groter wordende bureaucratieën, die de (noodzakelijke) verantwoordingsmechanismen bij de ontwikkelingsorganisaties hebben geïntroduceerd.

Kansen

Een stapje terug biedt dan naar mijn mening juist ook kansen. Kansen om het sterke verhaal dat de Nederlandse ontwikkelingssector namelijk zeker in zich heeft opnieuw uit te vinden. Het is een verhaal dat ontwikkelingshulp alleen niet voldoende is, maar dat ontwikkelingssamenwerking juist ook het werken aan eerlijke handel is: het zorgdragen dat de belangen van de armen in ontwikkelingslanden ook in Nederland worden behartigd.

En ja, op korte termijn kost dat banen in de ontwikkelingssector, immers de focus verleggen naar de ongemakkelijke waarheid van de oorzaak van het armoedevraagstuk is een verhaal dat op de charitatieve markt minder donateurs kan opleveren. Voor het uitvoeren van minder hulpprogramma’s zijn simpelweg minder mensen nodig die in ontwikkelingssamenwerking werken. Mensen die gemist zullen worden om hun kennis, maar ook om hun tomeloze passie waarmee ze zich inzetten voor het welzijn van diegenen in uitzichtloze situaties in ontwikkelingslanden. Maar de grootste fout die ontwikkelingsorganisaties kunnen maken is om in het debat juist te focussen op de verdwijnende banen in de hulpsector of wat minder hulpgelden zou betekenen voor hun projecten.

Waar Manuela Monteiro en Jack van Ham nu hun kaarten zetten op ontwikkelingshulp en wijzen op wat er allemaal verdwijnt met de (tot een bepaalde hoogte) onvermijdelijke bezuinigingsplannen, zouden ontwikkelingsorganisaties beter hun mislukkingen moeten uitleggen; precies aangeven waar efficiënter gewerkt zou kunnen worden. Ontwikkelingsorganisaties zouden dan eindelijk afstand nemen van de toon van ‘wij doen alles goed’, een toon die eerlijkheid en betrouwbaarheid zal uitstralen en die juist de bestaande achterban van ontwikkelingsorganisaties weer kan doen geloven in het belang van ontwikkelingssamenwerking. Een achterban die begrip kan opbrengen dat er zaken fout gaan, die begrijpt dat ontwikkelingshulp daar werkt waar mensen in een kansloze situatie zitten. Die begrijpt dat ontwikkelingshulp risicovol is, maar die vooral begrijpt dat ontwikkelingssamenwerking meer is dan alleen ontwikkelingshulp.

Met steun van de bestaande achterban kan het debat dan weer verlegd worden naar andere incoherentie van andere beleidsterreinen (defensie, handel en landbouw). En ja inderdaad, de ongemakkelijke waarheid van armoede onder het voetlicht brengen levert misschien op korte termijn minder donateurs op, maar leidt op lange termijn tot echte armoedebestrijding!

Auteur
Stefan Verwer

Datum:
27 oktober 2010
Categorieën: