Waarom zulke lage ambities voor andermans kinderen?

Onderzoeksjournaliste Jeanne Roefs is verrast over de vorige opiniebijdrage van wetenschapper Wiet Janssen. ‘Zijn betoog is nogal achterhaald.’ Volgens Roefs vinden er overal in de wereld met ontwikkelingshulp goede programma’s plaats om de kwaliteit van het onderwijs te verbeten.

Verbetering van de kwaliteit van het onderwijs was een van de doelen, die door de internationale gemeenschap werden vastgesteld op de Education for All-conferentie (EFA) in Dakar in 2000. Dat doel is echter ondergesneeuwd geraakt door de nadruk die is gelegd op het streven alle kinderen toegang tot onderwijs te bieden. Veel maatregelen die daarop waren gericht, zoals het afschaffen van schoolgeld, veroorzaakten een enorme toeloop op scholen. Het onderwijssysteem was daar vaak niet op berekend, met als gevolg dat de kwaliteit nog verder achteruit ging.

Onderwijshervormingen

Het EFA Global Monitoring Report 2005 kreeg dan ook als titel mee ‘Education for All: The quality imperative’ en is bijna geheel gewijd aan de vraag hóe de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Binnen de onderwijssector van VN-organisaties en internationale ngo’s wordt de laatste vijf jaar over bijna niets anders gepraat.

Onderwijshervormingen zijn niet nieuw. Al meer dan twintig jaar wordt in veel landen – met wisselend succes – geëxperimenteerd met programma’s die het onderwijs voor kinderen (en hun ouders) aantrekkelijker, relevanter en effectiever moeten maken. Daar gaat ook veel Nederlands ontwikkelingsgeld naartoe, zowel van de overheid als van particuliere organisaties.

Nieuwe School

Bijna alle ontwikkelingslanden experimenteren of werken al met eigen methodes en programma’s om de kwaliteit van het basisonderwijs te verbeteren. Ik noem hier alleen een paar voorbeelden van programma’s die zo succesvol bleken, dat ze op nationale schaal zijn ingevoerd of zelfs overgenomen in andere landen.

In de jaren tachtig werd op het platteland van Colombia geëxperimenteerd met de ‘Escuela Nueva’, een – zeker voor die tijd en plaats – revolutionair onderwijsconcept. Het lesprogramma was afgestemd op de individuele ontwikkeling van elk kind; er werd gewerkt in groepjes; discussies werden aangemoedigd; leerlingen kregen meer verantwoordelijkheid en ouders werden actief bij de school betrokken. De leerstof werd meer afgestemd op de lokale omstandigheden en behoeften, en de lestijden werden flexibel, zodat kinderen in de oogsttijd hun ouders konden helpen.

Succesvol

Het onderwijsmodel bleek zo succesvol dat het op grote schaal werd toegepast in Colombia. Guatemala nam het in zijn geheel over, andere landen waaronder Chili, Argentinië, Nicaragua en de Filippijnen, pasten onderdelen ervan toe in hun eigen onderwijssysteem. Richard Kraft, een onderzoeker naar wie ook de heer Janssen verwijst, schreef in 1997 in een rapport voor de Wereldbank en USAID over de Escuala Nueva in Colombia: “De Nieuwe School beweging is misschien wel de meest succesvolle onderwijshervorming die ik in meer dan 30 jaar in bijna 20 landen heb gezien”.

Joyful Learning

Elementen van de ‘Nieuwe School’ zijn terug te vinden in het ‘Joyful Learning’ concept, dat al jaren met succes wordt toegepast op scholen in grote delen van India en Bangladesh. De Bengaalse ngo BRAC weet er de school (weer) aantrekkelijk mee te maken voor kinderen, die geen formeel onderwijs volgen. Het concept wordt toegepast op de ca. 60.000 non-formele basisscholen en 26.000 kleuterscholen, die BRAC alleen al in Bangladesh runt. Het gros van de kinderen stroomt na verloop van tijd door naar het reguliere onderwijs.

Halverwege de jaren negentig voerde Bolivia tweetalig onderwijs in, waardoor het onderwijs ook toegankelijk en haalbaar werd voor kinderen uit Indiaanse bevolkingsgroepen, die niet Spaans als moedertaal hadden. Inmiddels wordt tweetalig of intercultureel onderwijs in tal van landen gebruikt om ook kinderen van etnische minderheden toegang tot onderwijs te bieden.

Kindvriendelijke school

De meest recente en meest grootschalige onderwijshervorming is de introductie van het door Unicef ontwikkelde ‘Child Friendly School-model’ (CFS), dat gebaseerd is op de principes en bepalingen van het internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind. Het is een holistisch concept, dat niet alleen nadruk legt op gelijke toegang tot onderwijs voor alle kinderen, maar ook hoge eisen stelt aan de kwaliteit ervan. Het moet kennis bijbrengen, maar ook kinderen informeren over hun rechten en mogelijkheden, hen mondig maken. Daarnaast moet een CFS kinderen een veilige, gezonde leeromgeving bieden, zonder discriminatie, misbruik of geweld, en moet het leerlingen- en ouderparticipatie bevorderen.

Vlaggenschip

De afgelopen tien jaar is, met steun van westerse overheden en internationale hulporganisaties, in tal van landen geëxperimenteerd met dit model. Het is het vlaggenschip van de onderwijsstrategie van Unicef, dat invoering van het concept steunt in 95 landen. Zo werden alle nieuwe scholen die na de tsunami onder overheidstoezicht zijn gebouwd, opgezet volgens de principes van het CFS. Het CFS-model is niet bedoeld als alternatief voor het reguliere onderwijs; het moet de norm worden voor alle formeel basisonderwijs met de overheid als de belangrijkste uitvoerder en financier.

Het Child Friendly School-model en de implicaties voor de toepassing ervan zijn uitgebreid beschreven in het rapport ‘A Human Rights Based approach to Education’, dat Unesco en Unicef vorig najaar uitbrachten. Het is een veelbelovend model, maar in de uitvoering nog lang niet perfect, zoals blijkt uit een evaluatie van het CFS-concept onder leiding van David Osher van American Institutes for Research (2009).

Relevant raamwerk

Het onderzoeksteam bezocht 150 scholen in 6 landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Ze troffen veel tevreden en zelfs enthousiaste leerlingen, leerkrachten en ambtenaren, maar konden bijvoorbeeld niet de hand leggen op cruciale cijfers over opkomst en schooluitval. Ook vinden ze dat er (nog) meer aandacht moet zijn voor training en bijscholing van de leerkrachten.

Toch concludeert Osher dat het CFS-initiatief ministers van onderwijs heeft voorzien van een nuttig en relevant raamwerk voor verbetering van het onderwijs. Het is een flexibel model, dat kan worden aangepast aan specifieke omstandigheden en behoeften.

Geen groot bezwaar

Dit zijn slechts een paar voorbeelden van een breed scala aan programma’s en projecten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Als je enkel constateert dat het onderwijs in veel ontwikkelingslanden niet deugt, zonder te melden op welke manier regeringen en westerse donoren proberen die problemen te tacklen, zoals de heer Janssen doet, dan schets je een nogal eenzijdig beeld.

In zijn proefschrift ‘De ontwikkelingshulp moet radicaal anders’ draagt Wiet Janssen ook een oplossing aan voor het onderwijsprobleem. Neem vakkennis en –kunde en de beginselen van het ondernemen op in het lager onderwijs, stelt hij voor, zodat kinderen hun ouders kunnen helpen de kost te verdienen. “Het is geen groot bezwaar als dat gaat ten koste van lezen en schrijven, want daar hebben arme kinderen meestal maar weinig aan om geld te verdienen”, schrijft hij.

Andere maatstaven?

Elk kind heeft recht op onderwijs van goede kwaliteit. Om later geld te kunnen verdienen, maar eerst en vooral ten behoeve van zijn eigen ontwikkeling en om volwaardig te kunnen deelnemen aan de samenleving. Gelden voor kinderen van arme ouders andere maatstaven, enkel en alleen omdat ze de pech hebben in een ontwikkelingsland te zijn geboren? Is het gerechtvaardigd voor westerse donoren om zulke lage ambities te hebben voor andermans kinderen? Al is het misschien niet de gemakkelijkste weg, uit de genoemde voorbeelden blijkt dat het mogelijk is het onderwijs aantrekkelijker, relevanter en effectiever te maken voor kinderen (en hun ouders) zonder te tornen aan hun rechten. Laten we daar met alle macht op inzetten.

Auteur
Vice Versa

Datum:
02 juli 2010
Categorieën:
Tags: