
‘Gooi de sociale sector niet overboord’
Wat zijn de reacties uit de sector zelf op de bezuinigingsvoorstellen voor ontwikkelingssamenwerking? Vandaag de reactie van Save the Children Nederland, onderdeel van Save the Children, de grootste onafhankelijke internationale kinderrechtenorganisatie. In de eerste bezuinigingsvariant (Brede agenda) wordt de steun op onder andere deze organisatie afgebouwd, omdat basisonderwijs, gezondheidszorg en mensenrechten niet meer de eerste prioriteiten zijn. De voorstellen komen voor Marinke Ros, persvoorlichter van Save the Children, niet als een verrassing. Wel maakt ze zich zorgen: ‘De particuliere sector wordt een aannemer van het ministerie.’
Wat vindt u ervan dat de opbouw van de sociale sector geen prioriteit meer heeft in dit voorstel?
‘We vonden het schokkend om te lezen dat de sociale sectoren zo benadeeld worden. Dit zagen we al in het WRR rapport (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, evaluatie van zestig jaar Nederlandse ontwikkelingssamenwerking). Het is goed dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen landen die al op gang zijn en landen die nog niet zover zijn. Maar in fragiele staten, waar wij werken, zijn sociale programma’s heel belangrijk. Zonder sociaal programma geen ontwikkeling. Het is noodzakelijk om je daar als particuliere sector mee bezig houden, uiteraard met het uitzicht dat de overheid of het maatschappelijk middenveld het over zal nemen, maar zover is het daar nog niet. We vinden de voorstellen een breuk in continuïteit van het beleid. Als dit doorgaat, worden ervaring en relaties met organisaties overboord gegooid. Dat is heel erg.’
Wat zouden de consequenties voor uw organisatie zijn als dit voorstel (I) wordt overgenomen?
‘De overheid is één van de kanalen waar wij geld vandaan krijgen. Als dit bedrag, een belangrijk deel van onze begroting, wordt afgebouwd, dan betekend dit niet dat we ons werk niet meer kunnen doen. Wat wel een zorgelijke kwestie is in dit verhaal, als je kijkt naar wat het WRR rapport en deze voorstellen aangeven, is dat je als particuliere sector een aannemer wordt van het ministerie. Dat de kaders zo sterk getrokken zijn, dat je alleen binnen de gestelde beleidskaders de programma’s uit kunt voeren. Terwijl juist de reden waarom de particuliere sector er is en waarom onze sector altijd is ondersteund door de Nederlandse overheid, is omdat zij belang hechten aan het opbouwen van de civil society. Dat is op zich een heel Nederlandse manier van kijken, maar wel één waar we trots op mogen zijn. Dat wat nodig is voor deze opbouw dreigt wel erg ondergesneeuwd te raken in deze modellen.’
Maar begrijpt u dat er keuzes gemaakt moeten worden?
‘Nou, ik begrijp dat er bezuinigd moet worden. De vraag is: Waar ga je het doen? Ik vind het wel heel erg als alles wat er is opgebouwd in de particuliere sector zomaar overboord wordt gegooid. We zouden dat moeten voorkomen en daarvoor moeten waken. Er moet natuurlijk ook een effectiviteitslag worden gemaakt. Hopelijk kunnen we daar op alle fronten wat uithalen. Zo gaan er veel fondsen naar het multilaterale kanaal, maar juist op dit kanaal valt veel effectiviteit te behalen. Dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking minder wordt, daar zullen we in deze tijd rekening mee moeten houden. Maar laat dit niet ten koste gaan van de waardevolle sectoren.’
Denkt u dat MFS-II kan bijdragen aan meer efficiëntie?
(Gelach). ‘Nou op het ministerie denken ze dat wel. Ik vind dat een lastige vraag. Het moet nog heel erg gaan blijken hoe dit er verder uit gaat zien. Ik vind het in theorie goed om te zeggen dat je moet samenwerken, maar er zit wel een grens aan het mogelijke. En ik ben bang voor het intern weglekken van veel energie en menskracht. Het idee is prima, maar de uitwerking is een enorm gedrocht aan het worden, als we niet uitkijken.’
Deze voorstellen liggen nu bij de Tweede Kamer. Wat is uw advies aan de politiek?
‘Gooi niet overboord wat we al hebben opgebouwd. Blijf je vooral bezig houden met fragiele staten. Wees je bewust van het feit dat de sociale sectoren van belang zijn en een randvoorwaarde voor ontwikkeling. Dat zou ik als aanbeveling mee willen geven. Belangrijker vind ik dat Nederland lange tijd een voorbeeldfunctie heeft gehad. Laten we dat behouden en daar trots op zijn. Bovendien hebben we ons gebonden aan internationale verdragen. We hebben een verplichting. Daar kunnen we niet zomaar van af stappen.’