
Eelco de Groot: ‘Wij hebben geen dure advocaten, zoals Shell’
Het Extractive Industries Transparency Initiative maakt de inkomsten van de handel in grondstoffen openbaar. Dat is hard nodig, vindt Cordaid-medewerker Eelco de Groot die sinds kort plaatsvervangend lid van de Raad van Toezicht van dit initiatief is. Vice Versa sprak met hem.
Wat een moeilijk woord: Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Wat gaat er echt die naam schuil?
‘Het EITI zorgt ervoor dat inkomsten van handel in grondstoffen openbaar worden gemaakt door bedrijven en ontvangende staten. Dat is nodig, want inkomsten van grondstoffen worden door de politieke elite van ontwikkelingslanden vaak in eigen zak gestoken en besteed aan geheime diensten en militaire zaken, om zo aan de macht te blijven. Soms komt er openlijk geweld bij kijken, zoals in Congo met meer dan 5 miljoen doden. Maar ook in het beste geval profiteert de lokale bevolking nauwelijks. Het EITI past in de trend van Cordaid en andere organisaties om meer met overheden en het bedrijfsleven samen te werken. Het is onderdeel van moderner denken: het aanpakken van machtsongelijkheid via civic driven change.’
Wat kan het EITI dan dat anderen niet kunnen?
Het EITI is effectief, omdat in de Raad van Toezicht overheden, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld gelijk stemrecht hebben en de toetreding op basis van vrijwilligheid is. Een andere manier is het scherp stellen van wetgeving. President Obama heeft de Dodd-Frank Disclosure Act ingesteld die Wall Street-genoteerde bedrijven verplicht hun transacties openbaar te maken. Op die wet zijn grote bedrijven zoals Shell fel tegen, terwijl het EITI steeds meer een geaccepteerde wereldstandaardwordt.Op de globale EITI conferentie in Parijs heerste er juist een goede stemming tussen de drie ‘bloedgroepen’: binnen de sessies, maar ook in de gangen.
Verder krijgen landen ook ondersteuning op technisch gebied om hun boekhouding op orde te krijgen. En het werkt: zo zie ik bijvoorbeeld echte vooruitgang in de Centraal-Afrikaanse Republiek.’
Wat kan civil society met die cijfers van het EITI?
Het EITI publiceert de cijfers, maar organisaties uit het maatschappelijk middenveld moeten zelf met die cijfers hun overheid ter verantwoording roepen. Het EITI kan daar niet te veel op aandringen. Als het dat wel zou doen, zouden bedrijven meteen afhaken. Dat is de politieke realiteit. Om een voorbeeld te geven: wat maakt nou dat er in Noord-Afrika juist nu revoluties ontstaan tegen dictators die er al tientallen jaren zitten? Dat is begonnen met één man die zichzelf als protest in brand stak. Daardoor zijn mensen gaan inzien dat het het niet waard is om door de politiek belazerd te worden. Als CSO’s de bevolking kunnen doen begrijpen wat er gebeurt met het geld dat overheden aan handel in grondstoffen verdienen, dan zullen mensen eisen dat dit geld ook goed besteed wordt.’
Wat is nu jouw missie binnen het EITI, en wat is de rol van Cordaid daarbij?
‘Het risico is dat zulke kosmopolitische settings de ‘grond’ niet raken. Dat is ook mijn missie: de link leggen met wat betekenis heeft op lokaal gebied, en mensen laten weten dat het EITI bestaat. Het zijn twee werelden: het charmante diplomatiek gebabbel tegenover de harde en soms archaïschelokale realiteit. Mijn taak is om die te verbinden. Hoe we dat precies moeten organiseren, daar moeten we binnen Cordaid nog verder over praten. Wat we al doen is in een aantal bekende mijnbouwlanden de capaciteit van lokale organisaties versterken en die kennis in de noordelijke lobbycircuits inpluggen.
Cordaid heeft als leus: verandering van machtsrelaties. Daar staan we voor, het maken van mensen die mondig zijn, die durven, die op de hoogte zijn van wat er speelt. Keerzijde is ook dat we een speciaal programma ter bescherming van activisten moeten hebben die mede door hun acties met de data va n EITI vervolgd worden; daar zoeken we tijdelijke opvang voor, ook in Europa, en we geven hun families economische steun. Kijk, wij als maatschappelijk middenveld moeten onszelf slim organiseren, wij hebben geen dure advocaten zoals Shell. We hebben de wind mee op dit moment, daar moeten we gebruik van maken.’
Tot slot, wat zou je graag in de toekomst zien gebeuren?
‘Ten eerste is verbreding van de EITI met meer landen nodig. Ik zou gráág zien dat de BRICS landen (Brazilie, India, Zuid-Afrika) zich zouden aansluiten. Ten tweede kan er verdieping komen door te streven naar niet alleen budgettransparantie, maar ook bijvoorbeeld contracttransparantie. Sommige landen doen dat al vrijwillig, Liberia en Ghana bijvoorbeeld. Maar bedrijven zijn daar niet altijd voor. Zij vrezen concurrentienadeel, en we willen hun argumenten zo goed mogelijk begrijpen, wegen en er adequate oplossingen voor zoeken. De toekomst hangt voor mij ook af van keuzes die er binnen Cordaid gemaakt gaan worden. Dit valt onder het MFS-II budget, en dus is het geld op na 2015. Het is een technisch ingewikkeld verhaal en publieke donaties hiervoor werven zal lastig worden. Maar het past binnen de trends, dus ik ben voorzichtig positief.’