
De laatste dans van het ministerie?
Tot op heden heeft de Nederlandse regering de groeiende kritiek op ontwikkelingssamenwerking nog weten te pareren, maar het WRR-rapport raakt het laatste heilige huisje van ontwikkelingssamenwerking: de organisatie van het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking. Stefan Verwer hoopt dat een volgende minister voor ontwikkelingssamenwerking nu eindelijk ook de bilaterale en multilaterale ontwikkelingssamenwerking hervormt.
Oud-minister voor ontwikkelingssamenwerking Bert Koenders zal de geschiedenis ingaan als de minister, die tijdens zijn ministersschap de meest roerige periode van de geschiedenis van ontwikkelingssamenwerking heeft moeten doorstaan. De inkt van het ene vernietigende rapport is nog niet droog, of het volgende rapport, waarin afgerekend wordt met de Nederlandse ontwikkelingsinspanningen, is alweer gepubliceerd.
Een kritische evaluatie van het Afrika-beleid maakte een einde aan de illusie dat Nederlands belastinggeld goed wordt besteed. Linda Polman fileerde de inspanningen van noodhulp, terwijl de VVD en de SP de minister constant op de nek zaten over het weggegooide geld dat aan het behoud van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland wordt besteed.
Koenders nam de maatschappelijke kritiek op zijn beleidsterrein serieus en kondigde aan ‘het mes te zetten’ in subsidies aan ontwikkelingsorganisaties en hij rekende af met de gelden die besteed worden aan debatten en campagnes om de Nederlandse burger te overtuigen van het nut van ontwikkelingssamenwerking. De boodschap van Koenders aan de maatschappelijke kritiek was helder: wij nemen deze serieus en zullen de broodnodige hervormingen desnoods met harde hand afdwingen.
Een krachtig optreden van de minister, maar waar Koenders leek te suggereren dat ontwikkelingssamenwerking anders zal gaan, blijkt in de praktijk dat hij zijn pijlen vooral op de zogenaamde ‘hulpindustrie’ richt, een vrij negatieve benaming van de Nederlandse particuliere hulporganisaties, die hij zelf introduceerde en waar hij zichzelf en zijn ministerie gemakshalve niet toe rekent. Let op: het gaat hierbij om minder dan een kwart van het budget wat Nederland jaarlijks aan ontwikkelingssamenwerking uitgeeft!
Met de publicatie van het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, lijkt daaraan echter definitief een einde te zijn gekomen. De opsteller van het rapport, professor Van Lieshout, stelt onder andere dat de Nederlandse hulp drastisch moet worden hervormd: geen hulp meer via de ambassades, schaf het ministerie van ontwikkelingssamenwerking af en concentreer de hulp in maximaal tien landen.
Koenders is inmiddels afgetreden, maar een volgend bewindspersoon voor ontwikkelingssamenwerking kan nu niet meer ontkomen aan een forse reorganisatie van zijn eigen ministerie. Met dezelfde voortvarendheid als hij de particuliere Nederlandse ontwikkelingsorganisaties langs een (overigens terechte) effectiviteitmeetlat legt, zal hij of zij nu ook de gelden die hij jaarlijks aan de bilaterale kanalen, de Wereldbank, de Europese Unie en de talrijke VN instellingen uitgeeft, moeten toetsen op keiharde criteria als effectiviteit, impact en doelmatigheid.
Tot slot is misschien wel de belangrijkste conclusie van het gehele WRR-rapport dat ontwikkelingssamenwerking geen oplossing is voor de mondiale armoedeproblematiek, maar dat die oplossingen op veel andere terreinen liggen: de oneerlijke verdeling van de effecten van globalisering, de schuldenproblematiek, het klimaat en niet te vergeten oneerlijke handel, die ontwikkelingslanden de mogelijkheden ontnemen om zelf hun problemen op te lossen.
Koenders werd door vriend en vijand geroemd om zijn visie, maar ik ben benieuwd of een volgend bewindspersoon op ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk de daadkracht kan tonen om de hervorming van het eigen ministerie en beleid krachtig ter hand te nemen en deze keer de dans van hervorming niet te ontspringen…