
Reacties op het WRR-rapport
Maandag 18 januari presenteerde de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WWR) het rapport “Minder pretentie, meer ambitie. Ontwikkelingshulp die verschil maakt”. Het eerste exemplaar van dit rapport werd in Nieuwspoort aangeboden aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Bert Koenders.
Laatste update: 20 januari om 15:05
“Ontwikkelingshulp heeft onder de Nederlandse bevolking nog altijd een groot draagvlak, zo blijkt uit opinieonderzoek. Maar de twijfels nemen toe. Waarom geven we ontwikkelingshulp, en helpt dat? Wat weten we over ontwikkelingstrajecten en de mogelijkheid daar van buiten aan bij te dragen? Hoe relevant is hulp nog nu andere financiële stromen zoals remittances en buitenlandse investeringen (FDI) door globalisering zijn toegenomen? En wat voor invloed heeft beleid gericht op andere thema’s als klimaat, migratie, handel, veiligheid en kennis, op arme landen?”
Dat schrijft Peter van Lieshout in zijn lijvige rapport: “In Minder pretentie, meer ambitie, dat gebaseerd is op bijna vijfhonderd gesprekken in het veld en een uitgebreide literatuurstudie, formuleert de WRR aanbevelingen voor wijzigingen in de organisatie van ontwikkelingshulp, de zorg voor publieke goederen en voor gestructureerde aandacht voor terreinen die relevant zijn voor ontwikkelingshulp.”
Een overzicht van de eerste reacties.
De minister
In Trouw noemt Minister Bert Koenders noemt het rapport “een constructieve bijdrage aan het debat over ontwikkelingshulp”, maar plaatst hij tegelijkertijd kanttekeningen bij het voorstel om een aan de overheid gebonden organisatie “NLAid” op te richten.
Op de website van Buitenlandse Zaken zegt Koenders het belangrijk te vinden dat de raad aandacht besteedt aan verdere professionalisering van ontwikkelingssamenwerking. Hij deelt de conclusie dat een nieuwe stap in kennis en ervaring nodig is.
De ontwikkelingsorganisaties
De reacties van de ontwikkelingsorganisaties zijn genuanceerd en ietwat voorspelbaar. Stuk voor stuk melden ze het rapport te verwelkomen en verwachten ze dat het een constructieve bijdrage zal kunnen leveren aan het debat over de toekomst van ontwikkelingssamenwerking. Uiteraard wordt niet de gehele inhoud van het rapport met gejuich ontvangen. Met name de 0.7%-norm is heilig bij de ngo’s, wat vanuit hun standpunt natuurlijk goed te begrijpen is. Daarnaast zijn de ontwikkelingsorganisaties het er grotendeels over eens dat het WRR-rapport zich blind staart op economische ontwikkeling en daarbij andere aspecten van de hulp, zoals milieu, onderwijs en gezondheidszorg uit het oog verliest.
Oxfam Novib stelt in een eerste korte reactie dat het rapport veel stof tot nadenken geeft en een stevige bijdrage levert aan de discussie over ontwikkelingssamenwerking. Het is volgens Oxfam Novib jammer dat de commissie de globale agenda, die in haar analyses sterk naar voren komt, niet concreter heeft uitgewerkt.
ICCO vindt dat het rapport de waarde van maatschappelijke organisaties (zoals ICCO zelf) onvoldoende waardeert: “Zij zijn van groot belang als waakhond tegenover overheden, voor het verdedigen van de belangen van buitengesloten mensen en voor de verbinding tussen maatschappelijke organisaties wereldwijd. De WRR ziet weliswaar een ‘unieke profileringskans’ voor Nederland als internationaal expert op het gebied van maatschappelijk middenveld, maar ziet ngo’s vooral als uitvoerder van overheidsbeleid.”
Hivos vindt het positief dat wordt afgerekend met veel karikaturale beelden die het publieke debat over ontwikkelingssamenwerking domineren, maarconstateert ook dat “Werkelijk duurzame ontwikkeling vraagt om emancipatie van achtergestelde bevolkingsgroepen, een betere positie van vrouwen en een eerlijke verdeling van welvaart. In tegenstelling tot wat het rapport suggereert, leidt economische groei daar niet automatisch toe.”
Volgens Cordaid is het rapport “terecht niet tevreden met de oppervlakkige ‘waar-voor-mijn-euro’ discussie die de laatste jaren het debat over ontwikkelingssamenwerking heeft beheerst. Met het rapport geeft de WRR bruikbare handvatten voor een transformatie van OS die dieper gaat dan een oppervlakkige modernisering.”
Over de aanbeveling van de WRR om het aantal donorlanden fors terug te brengen en hulp te concentreren op sub-Sahara Afrika zegt Cordaid: “Juist als de WRR pleit voor ontwikkeling in plaats van armoedebestrijding, moet ontwikkelingssamenwerking ook gericht blijven op andere continenten. Ook Cordaid heeft in de afgelopen jaren het aantal landen waarin ze werkzaam is drastisch gereduceerd (van 40 naar 28 landen). De WRR wil zelfs naar 10 landen. Of dit aantal de gewenste uitkomst is, is wat Cordaid betreft de vraag.”
De politiek
Net als de ngo’s ontvangt ook de politiek het WRR-rapport met open armen. Iedere partij, links, rechts, socialistisch of liberaal, vindt wel iets in het rapport waar het zich in kan vinden.
Op de website van het CDA zegt Kathleen Ferrier, woordvoerder ontwikkelingssamenwerking: ‘Een gedegen rapport met inzet op professionalisering. Het biedt aanknopingspunten om uit het oude bastion van ontwikkelingssamenwerking te breken. (…) Wij zijn er voorstander van om soepeler om te gaan met de 0,8% van het BNP en meer te focussen op interdepartementaal beleid. Ons gaat het om de effectiviteit. Die 0,8% is niet heilig’.
Kritiek heeft Ferrier op het genoemde aantal van tien focuslanden in Afrika: “Je moet inzetten op landen waar je het verschil kan maken en er valt zeker wat te zeggen om in de toekomst op minder landen in te zetten. Maar het aantal van tien lijkt mij uit de lucht gegrepen.”
Wat Harm-Evert Waalkens van de PvdA betreft wordt er niet getornd aan het overheidsbudget voor ontwikkelingssamenwerking. “Maar,” zegt hij op nieuwswebsite nu.nl, “we moeten erkennen waar dingen niet goed gaan en die verbeteren.”
De VVD ziet zich door het WRR-rapport gesterkt in haar kritiek op de huidige manier van ontwikkelingssamenwerking. “Traditionele hulp in de vorm van armoedebestrijding heeft volgens de WRR haar langste tijd gehad. Het is dus tijd voor de door de VVD bepleitte hervormingen!”, aldus VVD woordvoerder Han ten Broeke.
“Het is goed dat het heilige huisje van 0,7% ook door de WRR omver wordt geworpen. De VVD is van mening dat niet het percentage dat we hier in Nederland hanteren – maar het perspectief op zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden het uitgangspunt moet zijn. Verbeterde handel, openstelling van markten en investeringen in groeisectoren zijn en blijven het recept voor ontwikkeling. Niet het met grote geldstromen vullen van de diepe zakken van dictators en corrupte regimes.”
De VVD gaat ervan uit dat het WRR rapport een forse bijdrage zal leveren aan het mede door de VVD losgetrokken debat omtrent Ontwikkelingssamenwerking. Ten Broeke “Het is nu toch echt tijd dat ook minister Koenders de feiten en fabels van ontwikkelingssamenwerking leert scheiden en onze hulppogingen eindelijk effectief worden. Dit rapport zal hem, ons, en uiteindelijk Afrika daarbij helpen.”
GroenLinks dan. Tweede Kamerlid Kees Vendrik zegt op de website van zijn partij blij te zijn met het rapport, want: “Met dit rapport is de onzin-kritiek van zelfbenoemde critici effectief en onafhankelijk weersproken en komt er gelukkig ruimte voor een serieus debat”.
Volgens Vendrik is een debat over ontwikkelingssamenwerking hard nodig. “Het menselijk belang is heel groot en er valt genoeg te verbeteren. Het debat moet juist gaan over het verhogen van de relevantie en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking.”
Minder enthousiast is GroenLinks over het idee voor een overheidsgerelateerd ontwikkelingsagentschap naar het voorbeeld van USAid. Maar de partij is “graag bereid in een open debat alle mogelijkheden voor betere ontwikkelingssamenwerking te bezien.”
De media
Trouw kopte gisteren: Koenders houdt vast aan oud model. Minister Koenders laat in het artikel weten dat hij het voorstel voor een ‘NLAid’ weliswaar niet zomaar van tafel veegt, maar dat hij ook niet van plan is het oude systeem los te laten.
Verderop in de krant blijkt uit het commentaar dat de krant een ‘NLAid’ zelf ook niet ziet zitten. “Die suggestie doet bij ons de haren recht overeind staan,” aldus Trouw.
Overigens is de krant het niet op alle fronten oneens met het rapport: “Het rapport van de WRR bevat een reeks aanbevelingen die de moeite van het onderzoeken waard zijn. De belangrijkste boodschap is dat Nederland scherper moet kiezen, voor de regio waarin zij wil investeren, voor sectoren waarin zij toegevoegde waarde kan brengen (bijvoorbeeld water of gezondheidszorg) en voor gerichte investeringen in kennis van het ontwikkelingsproces.”
NRC schrijft vandaag in haar commentaar dat het teleurgesteld is in de eerste reactie van minister Koenders en maakt daarbij een opvallende vergelijking met een andere politicus die onlangs een kritisch rapport voor de kiezen kreeg. “Hij schoot gisteren vrijwel alle ideeën van de WRR op voorhand af. Alleen het voorstel om meer onderwerpen die verband houden met globalisering, klimaat- en voedselvoorziening bij zijn ministerie onder te brengen kon, niet verrassend, op zijn onverdeelde enthousiasme rekenen. Die reactie doet denken aan die van premier Balkenende op het Irak-rapport van de commissie-Davids vorige week. De inkt van het rapport is nog niet droog, of de verantwoordelijke bewindsman maakt de indruk het het liefst naar de la te verwijzen. Aldus NRC.”
John Verhoeven, hoofdredacteur van tijdschrift onzeWereld vraagt zich op opiniewebsite Joop af welke gevolgen het rapport heeft voor de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties. Verhoeven: “Blijft er dan nog wel iets te doen voor de Cordaids, ICCO’s, Hivossen en Novibs van dit land? En waar halen die straks nog hun geld vandaan?”
Tot slot: Voormalig VVD-hellraiser en kruisridder tegen de traditionele ontwikkelingshulp Arend-Jan Boekestijn legt in een opiniestuk in NRC genoegzaam de bijl aan de wortels van de hulpsector.
Daarnaast twittert hij: “Ik zou niet graag in de schoenen van Koenders staan. WRR slaat VVD taal uit.”
En: “WRR stelt 0,7 % ter discussie, wil meer geld private sector, bekritiseert NGO’s, er was een kamerlid die dat ook allemaal zei.” Daarmee bedoelt hij uiteraard zichzelf.