‘Het idee dat handel eigenbelang is, is achterhaald’

 

Hulp en handel is een succesvolle combinatie, en als het aan VNO-NCW ligt, blijft dat zo. Onder dit kabinet zijn Nederlandse bedrijven meer in ontwikkelingslanden gaan investeren: een win-win voor beiden. In het kader van het hulp en handel project, vandaag een interview met Mechteld Oomen, secretaris internationaal ondernemen bij VNO-NCW.

Wat vonden jullie als VNO-NCW van de combinatie hulp en handel?

‘Die combinatie vonden wij goed. Dat is ook succesvol gebleken. Wij zijn van mening dat je met economische ontwikkeling en private sector ontwikkeling in die landen zorgt voor welvaart, kennis en banen. Het Nederlandse bedrijfsleven kan via kennis en expertise daar een bijdrage aan leveren. Dat is ook het beleid van minister Ploumen geweest. Dat daar meer aandacht is voor de inzet van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen en daarmee de lokale problemen worden aangepakt, vinden we positief.

‘Nederland is bijvoorbeeld de grootste exporteur van zaaizaad en plantgoed van akker-en tuinbouwgewassen. Het grootste deel van de plantenveredeling is gericht op de productie van gewassen die bestand zijn tegen ziekten en plagen, droogte en zout. Dit helpt arme landen die de directe gevolgen van klimaatverandering ondervinden, om toch voedsel te kunnen blijven produceren – ook door kleine boeren.’

Heeft het bedrijfsleven meer kunnen bijdragen aan ontwikkeling in Zuidelijke landen onder dit beleid dan voorheen?

Mechteld Oomen (VNO-NCW)

‘Bedrijven handelen en investeren graag, maar als ze een keuze moeten maken waar ze dat doen, zullen ze eerder kiezen voor landen waar de markt en het ondernemingsklimaat al goed ontwikkeld is. Ze hebben winst nodig; het zijn geen filantropen. Maar het idee dat handel alleen maar draait om het eigenbelang, is achterhaald. Hulp en handel kan wel degelijk perspectieven bieden op ontwikkeling in Zuidelijke landen.

‘Het risico van ondernemen is alleen groter dan in de al ontwikkelende landen. Het is dus belangrijk dat er aandacht is voor verbetering van het ondernemingsklimaat in die landen, en dat bedrijven tegelijkertijd een steuntje in de rug krijgen om daar te ondernemen. Banken financieren dat niet altijd. Dus als de overheid meehelpt door risico’s af te dekken, dan zullen ze eerder geneigd zijn in die moeilijke landen te stappen. Dit kabinet had daar meer aandacht voor dan voorheen – en ook al weet ik de exacte cijfers niet: het bedrijfsleven is wel degelijk meer gaan investeren in ontwikkelingslanden.’

Waarom is het idee dat handel alleen eigenbelang is achterhaald?

‘De kennis van Nederlandse bedrijven zit vaak op het vlak dat ook van belang is voor de ontwikkeling van een land, op het gebied van wegen, gezondheidszorg, de aanleg van havens.. Daar brengen ze de expertise in. Nederlandse bedrijven werken vaak ook met lokaal personeel, en leiden de mensen op. Daarmee kunnen ze meer impact geven. Vaak werken mensen met lokale toeleveranciers en ook dat levert ontwikkeling op.’

Als je met lokale mensen werkt, mensen opleidt en werkt met toeleveranciers, help je de economie daar op eigen benen te staan.

Gaat het MKB ook mee, of zijn het vooral de grote bedrijven?

‘Grote bedrijven hebben net wat meer capaciteit. Er zijn wel financieringsinstrumenten om het MKB mee te krijgen, zoals het Dutch Good Growth Fund. Maar men is niet altijd bekend met het instrumentarium – als ze daar eenmaal mee bekend zijn kunnen ze ermee overweg.’

We hebben nu vier jaar een minister gehad die het bedrijfsleven promoot, maar het MKB is nog niet bekend met de instrumenten – is dat niet opmerkelijk?

‘Er worden al tal van projecten gedaan. Alleen MKB bedrijven zijn nu eenmaal kleinere bedrijven of eenmanszaken: die zijn met name bezig om hun onderneming overeind te houden, en daardoor niet altijd bekend met alle mogelijkheden internationaal. Maar de ondernemers die graag die markt op willen, gaan daar uit zichzelf naar op zoek. Bovendien worden ze hierover actief geïnformeerd door overheid en private handelsbevorderende partijen door bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten over zaken doen in die landen en bijeenkomsten met ondernemers die al ervaring in het buitenland hebben. Als ze echt naar het buitenland willen, dan lukt dat ook.’

Een van de winsten van het hulp- en handelsbeleid die worden genoemd is dat er vanuit de handelskant meer wordt nagedacht over schadelijke effecten die Nederlandse bedrijven teweeg kunnen brengen. Merkt u dat daar de afgelopen vier jaar vanuit het bedrijfsleven meer aandacht voor gekomen? Denk aan: de mogelijkheid lokale bedrijven weg te concurreren, of negatieve impact op mensenrechten?

‘Als er financieringsinstrumenten van de overheid worden gebruikt, wordt altijd gekeken naar de ontwikkelingsrelevantie. Je kijkt naar de impact die je daar teweeg brengt. Als je met lokale mensen werkt, mensen opleidt en werkt met toeleveranciers, help je de economie daar op eigen benen te staan. Dan is er van negatieve impact geen sprake.’  

‘Wat mensenrechten betreft, moeten Nederlandse bedrijven moeten voldoen aan de OESO-richtlijnen: dat zijn duidelijke guidelines met een duidelijk kader. Die waren er al. Wat de minister eraan heeft bijgedragen is vooral de vrijwillige convenanten aanpak. Verder hebben bedrijven ook andere drijfveren om na te denken over hun impact, onder andere door vragen van klanten en leveranciers en door initiatieven vanuit de branche.’

Heeft u het idee dat het bedrijfsleven bij kan dragen aan armoedebestrijding: de mensen die voor minder dan 2 dollar per dag leven?

‘Bedrijven die actief zijn in die landen doen hun ding op hun gebied – ze dragen bij aan duurzaamheid, welvaart en werkgelegenheid. Hoe dat z’n beslag heeft op de gehele bevolking, is lokaal om dat verder te brengen. Er is ook een maximum aan wat je van bedrijven kunt vragen: de taak van bedrijven hier in Nederland is ook niet om iedereen te helpen of de ontwikkeling aan iedereen her te verdelen. Dat is aan anderen om te regelen.’

Topman Hans de Boer van VNO-NCW kreeg kort na zijn aantreden veel reacties over zich heen vanwege zijn voorstel via noodhulp Nederland te promoten. Moeten we dat zo zien: het Nederlandse bedrijfsleven verdient aan de ellende van andere mensen?

‘Er zijn zoveel uitdagingen in de wereld: milieu, klimaat, grondstoffen – en ook in noodhulp zijn er bepaalde urgente vragen zoals logistiek, voedselzekerheid, waar Nederland heel goed aan bij kan dragen. Dat was zijn visie. Realiseren dat er hulp nodig is bij kostenefficientie van de noodhulp en daarin te innoveren – wij zijn op een aantal zaken goed en kunnen bijdragen door samen met ngo’s en overheid daarin op te trekken. Dat is het meer, en niet zozeer om onze Nederlandse vlaggetjes neer te zetten. Maar je kunt wel win-win-win bereiken. En iedereen heeft zo z’n eigen rol: dus het is niet erg dat daar ook aan verdiend kan worden.’

 

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
29 mei 2017
Categorieën: