
Streven naar excellentie
Wat zijn de diepere drijfveren en idealen van mensen uit de ontwikkelingssector? En hoe vertaal je dat naar de werkvloer? Volgens Dicky Nieuwenhuis coördinator van de Dutch Coalition on Disability and Development, betekent werken vanuit je idealen ‘streven naar excellentie’. Maar dat betekent wel dat je er een topsportmentaliteit op na moet houden.
Onlangs zat ik om tafel met een groep ouders van de school van mijn dochter. We werden geïnterviewd door een team van ‘Excellente Scholen’, een zeer gewild predicaat in onderwijsland. Geen van de ouders kende ik goed, maar al na enkele minuten voelde ik dat we een bondgenootschap vormden. Een van de ouders vertelde met tranen in haar ogen hoe haar kind was opgebloeid op deze school. We luisterden allemaal vol herkenning. En ik wist: wij zouden dit team gaan overtuigen dat de school van onze kinderen meer dan excellent was. Gewoon omdat we allemaal voelden dat dit volkomen terecht zou zijn.
Enkele maanden later kregen we te horen dat de school inderdaad in de lijst ‘Excellente Scholen’ was terecht gekomen. Een prestatie, zeker voor een school voor speciaal basisonderwijs.
Dit voorval op Culemborgse Koningin Julianaschool illustreert voor mij precies wat werken vanuit je idealen zou moeten inhouden: streven naar excellentie. Niet om de winnaar te willen zijn, maar gewoonweg omdat je diep overtuigd bent van de waarde waar jouw organisatie of bedrijf voor staat. In het geval van de school van mijn dochter: alles uit de kast halen om kinderen die extra barrières te overwinnen hebben, te laten groeien in eigenwaarde.
Topsportmentaliteit
Idealen in de praktijk brengen, vraagt een topsport-mentaliteit. Maar hoe komt het dat niet iedereen erin slaagt dat topniveau te bereiken? Een boek dat goed onderbouwd uitlegt waarom het ene bedrijf of organisatie wel en het andere niet excelleert, is ‘Great by choice’. Het heeft mij enorm geïnspireerd. De auteur Collins –bekend van de management bestseller ‘Good to great’- onderzoekt in dit boek hoe het komt dat sommige bedrijven altijd goed presteren, ook in de meest chaotische en onzekere omstandigheden. De conclusie is helder: ‘geweldig worden’ is geen kwestie van toeval, het is vooral het gevolg van een bewuste keuze en van discipline.
Die bewuste keuze zit in een aantal zaken. Zo bleken leiders van meest succesvolle bedrijven altijd een sterke innerlijke overtuiging te hebben. “Ze hebben grote ego’s, maar die zijn gericht op hun bedrijven en op wat ze willen bereiken, niet op henzelf”. Ten tweede zijn deze bedrijven methodisch zeer consequent. Ze stellen prestatienormen voor hun bedrijf, en daar houden ze gedisciplineerd aan vast, in goede én slechte tijden. De meest succesvolle bedrijven testen voortdurend hun aanpak en schalen pas op als de testen positief uitwijzen. Tenslotte nemen deze bedrijven gedoseerd risico, altijd gebaseerd op feiten – hoe snel het besluit soms ook genomen moet worden.
Ik ben geen academicus en kan het dus niet zo mooi empirisch onderbouwen als Collins. Maar ik ben ervan overtuigd dat je clubs die ‘Great by choice’ zijn, intuïtief snel kunt herkennen. Er werken ambitieuze mensen, die echter heel goed weten wat werken met de poten in de klei betekent. Wie je in deze organisaties ook spreekt, ze vertellen je basaal hetzelfde verhaal over de idealen, het kerndoel en focus van de organisatie. Ze zoeken voortdurend naar wegen hoe het nóg beter kan, en delen hun ervaringen graag met anderen.
Intuïtie
Zo herinner ik me nog goed het eerste gesprek met de directeur op de school van mijn dochter. Toch een beetje bezorgd over de toekomst van onze kleine meid, die in communicatie en contact anders is dan anderen. ‘Wij gaan voor het hoogste’, vertelde de directeur tijdens onze kennismaking, ‘en willen het maximale uit ieder kind halen’. En direct wist ik: ze zit hier goed.
Dat mijn intuïtie me op dat moment niet in de steek liet, ontdekte ik door de loop der jaren. De woorden ‘het maximale uit ieder kind’ waren niet goedkoop. De school bleek een veilige, positieve sfeer te combineren met een gedreven en trots team dat voortdurend zoekt naar hoe het onderwijs nóg beter kan. Door een jarenlange sterke focus op kwaliteitsverbetering weet de school resultaten boven de inspectienorm te behalen.
Niet alleen in de schoolkeuze voor mijn kinderen, maar ook in mijn werk ben ik altijd op zoek naar deze drive en passie: gaan voor het excellente. Jarenlang werkte ik bij Woord en Daad, een christelijke organisatie die jongeren uit achterstandsituaties wil verbinden met de arbeidsmarkt. De hamvraag al die jaren was: doen we het maximale voor jongeren die bij voorbaat al op grote achterstand staan? Vanwege hun afkomst, naam, uiterlijk, gebrek aan zelfvertrouwen of laag verwachtingspatroon van de omgeving? Gaan voor het gemiddelde past niet bij het antwoord op deze vraag, ontdekte ik daar. Deze jongeren verdienen het allerbeste, juist omdat ze zoveel barrières te overwinnen hebben.
Vertrouwen en tijd nodig
Dat ‘het allerbeste’ niet per definitie snel succes boeken betekent, leerde ik van Ton Dietz, directeur van het Afrika StudieCentrum. Die voerde in 2013 een groot onderzoek uit naar de impact van 25 jaar ontwikkelingswerk – van NGO’s, lokale organisaties, kerken, overheden en bedrijfsleven. Hij stelde daarbij niet de vraag of projecten goede resultaten opleverden. Hij vroeg daarentegen aan mensen: Wat was volgens júllie succesvol? En aan wie kwam het ten goede? Het leverde een aantal heldere resultaten op. Onder andere dat de hit-and-run-organisaties (even snel neerstrijken, project neerzetten en weer snel vertrekken) bijzonder slecht scoorden. Voor succesvol ontwikkelingswerk is vertrouwen nodig, en daarmee tijd. Het PADEV-onderzoek toonde ook aan dat de meeste projecten niet de allerarmsten –waaronder veel mensen met een beperking- bereiken. (Zelf-)uitsluiting en machtsverschillen spelen hierin een grote rol.
De les voor mij: barrières opruimen voor degenen die het het hardste nodig hebben, vraagt dus ook verder kijken dan je neus lang is. Anders loop je zomaar het risico ongewild en ongemerkt mensen uit te sluiten. Het leverde voor Woord en Daad een sterkere focus op het bereiken van uitgesloten groepen op. ‘Empirische creativiteit’ zou Collins deze stap noemen:
Continu testen en uitproberen
Het meest recent dat ik deze mooie mix van passie, ideaal en excellentie ontmoette, was in Peru. Ik was daar met Liliane Fonds op bezoek bij het ‘Ann Sullivan Centre’, een dagopvangcentrum voor kinderen met een verstandelijke beperking. Het centrum ademde de filosofie van de oprichtster, die ik eerder op hun website had gelezen: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat ieder kind op zijn of haar manier kan leren’, en: ‘Wij hebben hoge verwachtingen van ieder kind’.
Het centrum is al jaren aanwezig in Lima, en ontwikkelde door de loop der jaren een aanpak, gericht op versterking van de ouders én de kinderen. Continu testen en uitproberen, leidde tot een methode die een flink deel zelfs voorbereidt op werk. Dat je dit voor elkaar krijgt bij een doelgroep die door velen bij voorbaat als afschreven wordt beschouwd, vind ik meer dan excellent. De aanpak van het Ann Sullivan Centre zorgde er bijvoorbeeld voor dat Sandro, een jonge man met een flinke autistische beperking, nu al jaren de administratie verzorgt van een beveiligingsbedrijf. Ooit kwam hij binnen als een agressief jongetje, dat met niemand contact maakte en de boel kort en klein sloeg. Nu is hij een baken van rust voor zijn collega’s en kan hij zijn ouders financieel steunen.
Excellentie vanuit diepgewortelde idealen. Een mooiere combinatie ken ik niet.