
Tot ieders tevredenheid
OPINIE- Vorige week zaterdag raakte de directeur van de Nationale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NCDO) in opspraak wegens verdenking van verduistering en valsheid in geschrifte in zijn hoedanigheid als decaan van de Tilburg University. De manier waarop hij gedeclareerd heeft, maar ook het gebrek aan toezicht door de Raad van Toezicht van NCDO en de houding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, draagt bij aan het verder afkalven van de morele autoriteit en legitimiteit van organisaties die werken voor mondiaal burgerschap en internationale solidariteit, schrijft Fons van der Velden in deze opiniebijdrage.
In het onderzoeksprogramma van de VPRO, Argos, van zaterdag 18 februari jl. wordt bericht over het feit dat het College van Bestuur van Tilburg University aangifte heeft gedaan tegen de oud-decaan van de faculteit Humanities wegens verduistering en valsheid in geschrifte. Daarvan is afgelopen zaterdag ook melding gemaakt in enkele dagbladen. Univers, de independent website of Tilburg University, publiceerde op 20 februari jl. een samenvatting van de uitzending.
In het programma wordt melding gemaakt van het feit dat de oud-decaan betaald werd om extra werkkrachten in te schakelen vanwege zijn drukke werkzaamheden en veel promoties en dat hij daarvoor bedrijven van familieleden inschakelde (een nichtje met een bedrijf gespecialiseerd in pedicure en cosmetische behandelingen) en een neef (met een onderzoeks- en consultancy bureau). Nadat intern vragen werden gesteld over de omvang van deze betalingen en of deze werkzaamheden al dan niet openbaar zouden moeten worden aanbesteed, werd het tweede bedrijf ingeschakeld. Volgens krantenpublicaties ging het hierbij in totaal om ruim één miljoen euro.
In het programma wordt verder melding gemaakt van het feit dat de decaan, op z’n minst in het kalender jaar 2013, afgezien van zijn extra werkzaamheden voor de Tilburgse universiteit, drie functies tegelijk combineerde: decaan in Tilburg, parttime lector aan de politie academie en fulltime directeur van de ( door het Ministerie van Buitenlandse Zaken) gefinancierde NCDO.
In Vice Versa is al in 2015 melding gemaakt dat de betreffende persoon in 2013 € 168.000,- incasseerde als (interim) bestuurder van de NCDO. Op 20 februari schrijft de NCDO op haar website dat de directeur in overleg ‘vrijwillig afstand’ heeft gedaan van zijn positie omdat in zijn ogen een discussie over zijn persoon en handelen op geen enkele wijze de toekomst van NCDO in de weg mag staan. De Raad van Toezicht van de NCDO schrijft ook dat ze hem ondanks de aantijgingen danken ‘voor al het werk dat hij verricht heeft in een voor NCDO zeer turbulente tijd.’
In Argos geeft de voorzitter van de NCDO (tevens lobbyist voor de plastic industrie) aan dat hij niet op de hoogte was dat de interim bestuurder van de NCDO in 2013 meerdere functies tegelijk combineerde. Het lidmaatschap van de Raad van Toezicht van de NCDO is een betaalde bijbaan. Het is niet bekend welke bestuurlijke code bij de NCDO wordt gevolgd, maar in vrijwel elke code is een bepaling opgenomen dat een bestuurder inzicht moet geven in zijn andere werkzaamheden. Niet alleen de Raad van Toezicht van de NCDO maar ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken waren destijds nauw betrokken bij de reorganisatie van de NCDO.
De informatie die door Argos naar buiten is gebracht, stelt vragen over het functioneren van de Raad van Toezicht van de NCDO. Het is dan ook extra wrang dat deze zaak niet via het reguliere bestuurlijk toezicht aan de orde is gekomen, maar naar het zich laat aanzien door een ontevreden medewerker van de NCDO.
Kranten die over de zaak berichtten nemen woorden als ‘fraude’, ‘verduistering’ en ‘valsheid in geschrifte’ in de mond. In het interview dat door Argos is uitgezonden, geeft de directeur van de NCDO herhaaldelijk aan dat hij ‘naar ieders tevredenheid heeft gefunctioneerd’. Er kunnen natuurlijk meerdere interpretaties van één en dezelfde werkelijkheid bestaan, maar de gang van zaken met betrekking tot de NCDO als ‘tot ieders tevredenheid’ bestempelen, gaat wel wat ver, omdat het voor de hand ligt dat een dergelijke manier van declareren bijdraagt aan het verder afkalven van de morele autoriteit en legitimiteit van organisaties die werken voor mondiaal burgerschap en internationale solidariteit.
Bovendien laat deze casus nog eens duidelijk zien dat de huidige Minister voor Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft nagelaten beleid te maken met betrekking tot het op peil houden van betrokkenheid van burgers in Nederland bij mondiale vraagstukken. Sterker nog: het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het voor de NCDO, onder leiding van deze bestuurder, mogelijk gemaakt om als volledige gesubsidieerde instelling de concurrentie aan te gaan met niet- gesubsidieerde maatschappelijke organisaties en sociaal ondernemers die op dit terrein opereren. Hierdoor is er een stevige kaalslag onder maatschappelijke organisatie die op dit terrein actief zijn in Nederland opgetreden. De vraag is dan ook nog maar of dit ‘tot ieders tevredenheid’ was.