Kamer zet culturele projecten stop in buitenland

Minister Bussemaker | © Sebastiaan Ter Burg

Per 1 januari 2017 is Nederlandse steun aan culturele projecten in de grenslanden met Europa stopgezet. Volgens de VVD kan het geld beter anders worden besteed dan in landen met culturen die haaks staan op de Nederlandse. Het besluit raakt ook aan de ontwikkelingsagenda van Nederland, waarmee het internationaal cultuurbeleid verwant is. Volgens Minister Bussemaker (PvdA) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schaadt het besluit Nederlandse internationale activiteiten en de Nederlandse reputatie in het buitenland meer dan de winst die het op korte termijn oplevert.

 

Stopzetten internationaal cultuurbeleid

De Tweede Kamer heeft besloten om cultuurprojecten in focuslanden Egypte, Libanon, Mali, Marokko, Rusland, Turkije en de Palestijnse gebieden per 1 januari 2017 stop te zetten. Dat deed de Kamer afgelopen november na een motie van Kamerlid Michiel van Veen (VVD). Bij de stemming wisten VVD, CDA en PVV samen met een aantal van de kleinere partijen, die voor het stopzetten waren, een meerderheid te behalen.

Aanleiding voor de motie was een rapport uit maart van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) over het internationaal cultuurbeleid in de periode 2009-2014. De inspectiedienst concludeerde dat van veel van de internationale culturele projecten in deze periode onvoldoende inschatting kan worden gemaakt van de besteding van fondsen. Daarnaast zou het moeilijk zijn om de concrete opbrengst van deze projecten te berekenen.

Voor Michiel van Veen is dit reden om het internationaal cultuurbeleid stop te zetten. “Volgens de minister gaan we toch weer een miljoen verspijkeren in Mali en Marokko. Ik snap werkelijk niet dat de cultuursector in Nederland niet zelf in opstand komt tegen deze geldverspilling in landen die niets om onze cultuur geven,” aldus het Kamerlid tijdens het overleg. “Minister, zet in plaats daarvan in op handelsmissies en staatsbezoeken van onze koning. Dan blijft het geld voor cultuur behouden, maar wel voor de Nederlandse cultuur.”

 

Klap voor beleid PvdA

Het besluit is een klap voor het beleid van de ministers Jet Bussemaker (OCW), Liliane Ploumen  (BuHa-Os) en Bert Koenders (BZ), allen van de PvdA. In een begeleidende Kamerbrief voor de beleidsplannen van 2017-2020 schrijven zij dat de inzet van kunst en cultuur al 35 jaar een belangrijke pijler van het Nederlandse buitenlandbeleid vormt om wederzijds begrip en dialoog te stimuleren in landen waar de ruimte voor cultuur en de vrijheid van meningsuiting onder druk staan.

“In focuslanden Egypte, Libanon, Mali, Marokko en de Palestijnse gebieden bieden cultuur en creativiteit een tegenwicht tegen eenzijdige vijandbeelden,” Minister Bussemaker.

Tijdens het overleg zei minister Bussemaker dat de Nederlandse inzet op internationaal cultuurbeleid relatief bescheiden is, zeker in vergelijking met landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. Volgens de minister is voor activiteiten in de focuslanden Egypte, Libanon, Mali, Marokko en de Palestijnse gebieden vanuit het ministerie 1 miljoen begroot. Bussemaker: “Dat is bedoeld voor kleine, lokale en culturele activiteiten die veelal gericht zijn op jongeren. Cultuur en creativiteit bieden daar juist een tegenwicht tegen eenzijdige vijandbeelden.”

De regering trekt in totaal ruim 18 miljoen uit voor internationaal cultuurbeleid, zo blijkt uit de beleidsplannen. Naast de genoemde 1 miljoen komt er nog 4.2 miljoen van OCW. Hiermee profileert Nederland zich internationaal “als toeristische bestemming, als een land met een rijk cultuuraanbod, een goed sociaal leefklimaat en een creatieve industrie,” aldus minister Bussemaker. “Dat zijn allemaal zaken waar de Nederlandse cultuursector aan bijdraagt en van profiteert,” vervolgde de minister. “Als je middelen daar weghaalt, is de schade die je daarmee aanbrengt aan onze internationale activiteiten en aan onze internationale reputatie naar mijn idee veel groter dan de winst die je op korte termijn kunt bereiken.”

 

Kritiek uit sector

Ook uit de ontwikkelingssector klonk kritiek op het besluit. In een gesprek met Vice Versa noemde Gertrude Flentge, manager van het internationaal cultuurprogramma bij Stichting DOEN, het besluit “kortzichtig.” In landen waar de vrijheid van meningsuiting onder druk staat, zoals Egypte en Mali, ondersteunt Stichting DOEN samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken  langetermijnsprojecten om de lokale culturele sector te versterken.  

“Ontwikkeling betekent meer dan economische ontwikkeling,” aldus Flentge. Volgens haar kunnen culturele projecten jongeren perspectief bieden. Soms fungeren ze ook als platforms om vijandige partijen op een vreedzame wijze bij elkaar te brengen, zoals in door haar ondersteunde projecten in Mali gebeurde. Vaak hebben culturele partners een groot ethisch besef en zijn ze wellicht ook minder corrupt, waardoor fondsen effectiever besteed kunnen worden.

“Nederland is erg goed in het combineren van cultuur en ontwikkeling. Meer dan bij de grote Europese spelers ligt de nadruk bij Nederland op bottom-up initiatieven,” Gertrude Flentge, Stichting DOEN.

Maar culturele projecten kunnen ook direct tot economische ontwikkeling leiden. Flentge: “Neem Ségou, 15 jaar geleden de ingeslapen tweede stad van Mali. Het door Nederland gesteunde muziekfestival Sur le Niger leverde de lokale economie, met name horeca en hotellerie, een welkome en aanhoudende stimulans op, waardoor de stad zich ontwikkelde tot bruisend cultureel centrum.” Flentge ziet ook een bijzondere rol voor de Nederlandse inzet: “Nederland is erg goed in het combineren van cultuur en ontwikkeling. Meer dan bij de grote Europese spelers, zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, ligt de nadruk bij Nederland op bottom-up initiatieven.”

Volgens Flentge heeft de cultuursector in Nederland ook baat bij voortzetting van het internationale cultuurbeleid. Uitwisselingen van de Rijksakademie van beeldende kunsten met Indonesische kunstenaars eind jaren negentig heeft bijgedragen aan een bruisende en professionele culturele sector in Indonesië. Dit levert tegenwoordig interessante partners op voor Nederlandse musea, ook buiten de randstad. Afgelopen jaar werd de terugkerende hedendaagse kunsttentoonstelling Sonsbeek van onder meer Museum Arnhem bijvoorbeeld geleid door het Indonesische kunstcollectief ruangrupa.

 

Cultuursector in Nederland

Het begrotingsoverleg werd overschaduwd door de situatie van kunstenaars en de kunsten in Nederland. Volgens een rapport van de Sociaaleconomische Raad (SER) van vorig jaar gaat het daarmee slecht. De werkgelegenheid en de financiële zekerheid in de kunstsector is sinds 2013 sterk gedaald. Geen enkele sector kent bovendien een vergelijkbare toename van het aantal ZZP-ers.  

Volgens Kamerlid Rik Grashoff (GL) heeft de huidige situatie alles te maken met de bezuinigingen van 200 miljoen op cultuur onder het kabinet Rutte I, dat sindsdien grotendeels is doorgegaan. Grashoff haalde een persbericht van de Raad voor Cultuur aan, dat stelt dat de bezuinigingen door cultuurinstellingen grotendeels op kunstenaars en personeel is doorverhaald.

In 2015 werd op initiatief van onder meer Kamerlid Michiel van Veen een wijziging in de begroting doorgevoerd die eenmalig 10 miljoen extra opleverde voor cultuur. Een voorstel van Kamerleden Alexander Pechtold (D66) en Jasper van Dijk (SP) afgelopen jaar om structureel meer geld uit te trekken voor de cultuursector kon tijdens het overleg niet op de steun van de VVD rekenen en werd verworpen.

 

 

Auteur
Arjan Breukel

Datum:
10 januari 2017
Categorieën:
Tags: