
Samen staan we sterk: inclusieve en effectieve uitvoering voor een universeel probleem
VERSLAG – Al een aantal weken schrijft Vice Versa artikelen over de uitvoering van de Sustainable Development Goals (SDG’s). Dit was in aanloop naar de internationale conferentie Ready for Change. Afgelopen donderdag was het dan zover. Het Science Museum NEMO te Amsterdam fungeerde als toneel voor verschillende ngo-medewerkers, journalisten, ambtenaren en diverse andere geïnteresseerden. De conferentie was het platform om een vruchtvolle samenwerking tussen veertig Nederlandse organisaties te presenteren. Het eindresultaat van deze samenwerking is een inhoudelijk rapport over de SDG’s en hoe de uitwerking ervan, zowel binnen als buiten de Nederlandse grenzen, verloopt.
In haar introductie begon Daniëlle Hirsch (Both Ends) met de bekende Nederlandse uitdrukking dat een goed begin het halve werk is. De SDG’s zijn universele aangelegenheden en in dat licht moet ook Nederland er goed mee van start gaan. Hirsch nam op basis daarvan de kans om drie aanbevelingen uit het rapport uit te lichten. Het eerste was het verduurzamen van de Nederlandse havens. Deze havens spelen een significante rol in de wereldwijde keten van de handel. Zij legde de nadruk op de voorbeeldfunctie van Nederland en de nood om juist daarom de havens met bijbehorende import zo duurzaam mogelijk te maken.
Met directe betrekking tot klimaat noemde Hirsch dat 7% van de Nederlandse export fossil fuel related is. Belastinggeld wordt tevens geïnvesteerd in onduurzame projecten. Het is aan de politiek om hier veranderingen in te brengen en ook transparant te zijn over de investeringen. Als laatste draagt Hirsch een titel van een hoofdstuk in het rapport aan: Inclusion: Nothing about us without us. Deze positie geldt in haar opinie met name voor het globale Zuiden. Dit gebied moet net zo goed de ruimte krijgen om mee te denken en beslissen over beleid, de uitvoering hiervan en het monitoren van de voortgang. Met deze drie aanbevelingen zouden de Nederlandse regering en de andere betrokken landen een minimale basis moeten kunnen leggen in het streven naar het volbrengen van de SDG’s.
Nederlandse verantwoording
De grote afwezige was Lilianne Ploumen, de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Wegens ziekte werd zij vervangen door Christiaan Rebergen, de directeur-generaal van Internationale Samenwerking. Tevens was hij degene die haar toespraak leverde en namens het ministerie 13 rapporten in ontvangst nam.
In haar door Rebergen voorgelezen toespraak legt minister Ploumen de kernpunten bij het helpen van de poorest of the poor. Hoewel dit doel volgens haar vele dilemma’s met zich meebrengt is het uitbannen van wereldwijde armoede momenteel toch uiterst cruciaal. Eén dilemma dat ze omschrijft is het verschil tussen het Noordelijke en het Zuidelijke deel van de wereld. De belangen tussen beide gebieden verschillen, dit mag echter niet betekenen dat verbetering op het ene gebied een negatieve uitwerking veroorzaakt op een ander gebied. Verder ziet de minister het verkleinen van de ecologische voetafdruk voor Nederland als een prioriteit om wat zij noemt als poorest of the poor uit te kunnen bannen.
De minister liet middels haar toespraak weten dat ook vrijhandel een middel tegen armoede kan zijn. Eigenlijk is alles wat er gedaan moet worden ten behoeve van het bestrijden van (extreme) armoede. Dit doel leek in de toespraak van de minister een wezenlijk grotere rol te spelen dan daadwerkelijke verbetering van de uitvoering van de SDG’s op Nederlandse bodem en erbuiten.
The global South
Ook de Tanzaniaan Stephen Chacha, de regionale coördinator voor de Africa, Beyond 2015 campagne, was te spreken over het rapport en benadrukte meer dan eens dat het een eerlijke opmaak van de huidige situatie is. Het is dan ook van uiterst belang dat de aanbevelingen erin worden opgepakt. Chacha voorziet een grote rol voor Afrika bij het uitvoeren van SDG’s, maar wijkt niet van het idee dat dit alles enkel daadwerkelijk gemanifesteerd kan worden als het Westen bereid is om oprecht samen te werken.
Voor het Afrikaanse continent is het des te dringender om de doelen te behalen. Het is daar in zijn woorden een kwestie tussen leven en dood. Klimaatverandering begint namelijk al haar effecten te hebben. Chacha was ook eerlijk in het feit dat in Afrika momenteel ook zeer veel, misschien wel meer, belang wordt gehecht aan de Agenda 2063 van de Afrikaanse Unie. Om de SDG’s haalbaar te maken zal de uiteindelijke kracht uit samenwerking moeten worden geput en in dit proces mag geen enkel land achtergelaten worden.
Slotdebat
Het einde van de conferentie werd ingeluid door een slotdiscussie tussen de politici Roelof van Laar (PvdA) en Elbert de Graaf (SGP). Aan hun beiden werd gevraagd hoe zij het rapport hebben ervaren, hoe zij de toekomst zien wat betreft de SDG’s en ook wat voor rol daarin is weggelegd voor Nederland dan wel voor hun eigen partij.
Beiden leken tevreden met het rapport en de inhoud. Van Laar was duidelijk in het feit dat SDG’s uitvoering in het belang van de gehele wereld is. Hij benadrukte dat minister Ploumen zich werkelijk inzet, maar het ministerie daarbij niet altijd voldoende flexibel blijkt. Ook betoogde hij het belang van inclusiveness en de natuurlijkheid hiervan voor de PvdA.
De Graaf stelde hiertegenover dat (politiek) leiderschap cruciaal is in het gezamenlijk oplossen van een wereldwijd probleem. Ook stelde hij dat de effectiviteit van uitvoering niet overal vergelijkbaar is, omdat armere landen een andere geschiedenis hebben en om die reden een ander tempo hebben als het aankomt op uitvoering.
Het is vrij duidelijk dat over het algemeen veel lof voor het rapport aanwezig was, maar enkelen nog de nood voelde om te benadrukken hoe universeel de SDG’s zijn net als de uitvoering ervan. Het is voornamelijk aan de politieke leiders om tezamen de juiste keuzes te maken die uiteindelijk ons allen ten goede zullen komen.