
Ontbossing in Brazilië; de hobbelige weg naar duurzame soja
Ontbossing in Brazilië lijkt een ver-van-mijn-bed-show, maar via onze consumptie van zuivel, eieren en vlees zijn we er allemaal mee verbonden. Als belangrijk onderdeel van veevoer groeide de teelt van soja de afgelopen jaren razendsnel. Dat leidde tot grootschalige ontbossing in met name Zuid Amerika. Aan die ontbossing moet voor 2020 een einde komen, werd afgesproken in de Sustainable Development Goals. Nederland was goed op weg, tot een aantal sectoren eerder gemaakte afspraken losliet. De eisen bleken te hoog voor boeren en de marktvraag bleef achter. Wat is de juiste weg vooruit om ontbossing te stoppen?
De teelt van soja heeft de grootste groei doorgemaakt van alle gewassen wereldwijd. In de afgelopen 50 jaar is de productie van soja vertienvoudigd van 27 naar 270 miljoen ton. Met de stijgende vraag naar vlees en zuivelproducten wereldwijd zal het volume volgens voorspellingen van de Food and Agricultural Organization (FAO) van de VN nog stijgen tot 514 miljoen ton in 2050. Hoewel de ontbossing de afgelopen jaren al flink afnam, wordt in Zuid Amerika jaarlijks nog steeds zo’n 4 miljoen hectare bos gekapt, waarvan 2,6 miljoen hectare alleen in Brazilië. Een groot deel van dat bos wordt geruimd voor de sterk van soja afhankelijke veesector.
Internationale afspraken
De internationale gemeenschap is het erover eens: Er moet een einde komen aan ontbossing. Ook in Sustainable Development Goal (SDG) 15 is afgesproken dat bossen in 2020 duurzaam onderhouden moeten worden, ontbossing moet stoppen en ontboste gebieden herbebost moeten worden. Die internationale afspraak bekrachtigde de Nederlandse overheid in december 2015 nogmaals met het initiatief voor de Amsterdam Declaration. In deze verklaring, die werd getekend door verschillende EU lidstaten en vertegenwoordigers van de private sector werd afgesproken om ontbossing gelinkt aan agrarische waardeketens uiterlijk in 2020 een halt toe te roepen.
Om deze ambitieuze internationale afspraken in de praktijk te brengen zijn krachtige initiatieven nodig. De afgelopen jaren werd zowel aan de productie- als aan de marktkant gewerkt aan oplossingen. Via certificeringsschema’s als de Round Table on Responsible Soy en ProTerra wordt via de marktvraag geprobeerd een aanzienlijk volume van de sojaproductie te verduurzamen. Brazilië, de grootste exporteur van soja wereldwijd, werkt met de herziening van haar Forest Code aan betere controle en naleving van de wetgeving op het gebied van ontbossing. In het Amazonegebied stelden bedrijven, maatschappelijke organisaties en de Braziliaanse overheid middels het soja moratorium een ontbossingsvrije zone in.
Toch hebben deze initiatieven op zichzelf te weinig effect om de internationale doelen te halen. Volgens Sandra Mulder, werkzaam in het internationale sojaprogramma van het Wereld Natuur Fonds, is een mix van maatregelen nodig om ontbossing op een effectieve manier tegen te gaan. ‘De Braziliaanse wetgeving en met name de implementatie ervan is nog te zwak’, zegt zij. ‘Het is het meest effectief als een oplossing marktgedreven is.’ De ontbossingsvrije zone in het Amazonegebied is volgens haar een mooi voorbeeld van een oplossing die door de markt werd ingezet. ‘Alleen wordt er in de Amazone nou juist niet zo veel soja verbouwd’, zegt zij. ‘Eigenlijk zou er een dergelijke afspraak moeten komen voor de Cerrado , de belangrijkste productieregio voor soja waar nog steeds wordt ontbost.’ De Cerrado is het grootste savannegebied in Zuid-Amerika en herbergt 5% van alle biodiversiteit in de wereld.
Round Table on Responsible Soy
Nederland, na China de grootste importeur van soja wereldwijd, speelde een belangrijke rol in het ontwikkelen van de duurzaamheidsstandaard van de Round Table on Responsible Soy (RTRS), opgericht door o.a. WWF en Unilever. In 2011 spraken Nederlandse bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid bovendien af dat alle soja die in Nederland geïmporteerd en verwerkt werd in 2015 moest voldoen aan de standaard van RTRS. In praktijk is alleen een belangrijk deel van het gebruik door de Nederlandse retailers en de zuivelsector gecertificeerd. Internationaal kwam het aandeel gecertificeerde soja op ongeveer 2 procent.
Daar komt bij dat twee derde van de in Nederland geproduceerde dierlijke producten worden geëxporteerd naar andere (Europese) landen. Door de achterblijvende marktvraag in de rest van Europa voelden ketenpartijen in de pluimvee en varkenssector zich gedwongen om af te stappen van de eerder gemaakte afspraak en zich te beperken tot de marktvraag in Nederland. Om de ontbrekende marktvraag in te vullen committeerde de veevoersector zich aan de FEFAC sourcing guidelines, een set minimumeisen ontwikkeld door de Europese koepelorganisatie voor veevoerproducenten. Bedrijven en nationale standaarden kunnen de guidelines als benchmark gebruiken om hun eigen richtlijnen aan te toetsen. ‘De minimumeisen van de FEFAC zijn erop gericht om een groot volume te halen en veel partijen mee te krijgen’, zegt Ruud Tijssens, voorzitter van de FEFAC. ‘De standaard van RTRS is daarbij richtinggevend, maar wij streven niet naar perfectie.’
‘Wij kwamen erachter dat de markt er nog niet klaar voor was om de RTRS criteria volledig te volgen’, zegt Henk Flipsen, directeur van de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi). ‘De markt is helaas niet zo consequent als hij lijkt. Natuurlijk zegt iedereen tegen ontbossing te zijn, maar op het moment dat consumenten meer moeten betalen voor een product waarin de soja helemaal niet meer herkenbaar is, kiezen ze toch voor de goedkoopste optie. Als er geen internationale marktvraag is kun je de Nederlandse sector moeilijk bewegen om zichzelf economisch op achterstand te zetten. Daarom is de Europese insteek de juiste.’
Minimumeisen
Aanvankelijk gaven minister Ploumen en staatssecretaris Dijksma (landbouw) aan de sector hoe dan ook aan de afspraken te zullen houden. Dat gebeurde niet, vertelt Mulder. ‘De overheid betaalde via IDH zelfs mee aan het opstellen van de veel lagere sourcing guidelines. Het WNF is teleurgesteld dat de Nederlandse overheid meebeweegt met de veevoersector.’
‘Natuurlijk hadden wij het ook graag anders gezien’, zegt Daan de Wit, communicatiemanager bij IDH. ‘We hebben sterk onderschat dat die paar cent verschil tussen RTRS en gewone soja zo’n struikelblok zou zijn voor de internationale markt. Daarom bleek alleen voor de soja die in Nederland geconsumeerd wordt 100% RTRS haalbaar en besloot IDH eerst actief te werken aan vergroting van de Europese marktvraag.’
Zo hoopt IDH de markt in beweging te krijgen. ‘Uit ervaring weten we dat hij dan meestal ook in beweging blijft’, zegt De Wit. Volgens Mulder betekent de huidige ontwikkeling voor veel bedrijven juist een stap terug. ‘Zij waren al op de goede weg en kiezen nu voor een lager niveau van duurzaamheid’, zegt zij. Flipsen noemt de grotere beweging die op dit moment plaatsvindt juist een enorme stap voorwaarts. ‘Dit systeem biedt de mogelijkheid om nieuwe partijen betrokken te krijgen’, zegt hij. ‘Bovendien hebben wij afgesproken om de marktpartijen die om RTRS vragen te bedienen. Ieder die dat wil, kan dus een stap vooruit zetten.’
De Braziliaanse boswet
Volgens Mulder worden de FEFAC sourcing guidelines ten onrechte gepresenteerd als duurzaam. ‘Op het gebied van ontbossing gaan de richtlijnen niet verder dan de eis dat bedrijven moeten voldoen aan nationale wetgeving’, zegt zij. ‘Dat voegt weinig toe, dat moesten bedrijven daarvoor als het goed is ook al.’ Volgens de Braziliaanse boswet blijft legale ontbossing toegestaan. In de wet is per regio vastgelegd hoeveel procent van het gebied ontbost mag worden. Dat kan oplopen tot 80% legale ontbossing in de Cerrado. Bovendien zijn er amper criteria voor het soort vegetatie dat behouden moet blijven.
Tijssens benadrukt juist de enorme toegevoegde waarde van de eis om te voldoen aan nationale wetgeving. ‘Het is een grote stap vooruit dat naleving van de wet nu gecontroleerd wordt door een geverifieerd systeem. Door onze focus op legal compliance zien boeren het voordeel van naleving omdat het hen markttoegang verschaft.’
Volgens de brancheorganisaties in de veevoersector en IDH is het voor Braziliaanse boeren al een enorme uitdaging om aan de boswet te voldoen. ‘De minimumcriteria moeten uitdagend zijn, maar wel haalbaar’, zegt Tijssens van de FEFAC. Het WNF wijst erop dat veel boeren allang aan de boswet voldoen. ‘Zeker in de Cerrado gaat het om grote professionele bedrijven’, zegt Mulder. ‘Die maken dankbaar gebruik van de mogelijkheid om legaal te kunnen blijven ontbossen.’
De FEFAC en IDH benadrukken dat de eisen van sourcing guidelines het beginpunt vormen in de verduurzaming van de sector. ‘De FEFAC is van plan de eisen stap voor stap te verhogen, maar daarvoor moeten we eerst een bepaald volume gehaald hebben’, zegt voorzitter Tijssens. In 2017 vindt het eerste evaluatiemoment plaats.
Ontbossingsvrije zone
Via richtlijnen voor de sojasector alleen zal het voorlopig niet lukken om ontbossing volledig te stoppen, denken alle partijen. Het WNF ziet veel mogelijkheden in het ontwikkelen van ontbossingsvrije zones zoals ook in de Amazone gebeurde. ‘Dat lijkt op dit moment de snelste en meest effectieve manier om iets te bereiken’, zegt Mulder. Volgens de FEFAC en IDH wordt ontbossing ten onrechte gezien als verantwoordelijkheid van de sojawaardeketen alleen. Ook andere sectoren, zoals de veehouderij moeten bijdragen aan een oplossing. In de Braziliaanse provincie Mato Grosso gaat IDH met boeren werken om de veehouderij te intensiveren. Zo moet in die regio geleidelijk aan ook een ontbossingsvrije zone ontstaan. ‘Mogelijk kunnen in de FEFAC sourcing guidelines in de toekomst ook regionale bepalingen opgenomen worden’, zegt Tijssens.
Maar zo ver is het nog lang niet. Eerst moeten deze zones daadwerkelijk van de grond komen. ‘Het programma van IDH staat nog in de kinderschoenen’, benadrukt De Wit. ‘De waarde ervan moet nog bewezen worden, maar de potentie om illegale ontbossing te stoppen is groot.’
Certificering blijft voorlopig dus de meest concrete weg vooruit in het tegengaan van legale en illegale ontbossing. Het WNF komt eind mei met een soja score card, waarin de prestaties van 140 bedrijven uit 9 Europese landen worden beoordeeld met een cijfer. Op die manier stimuleert het WNF bedrijven in verschillende sectoren om de overstap te maken naar 100% RTRS. ‘Dat werkt’, vertelt Mulder. ‘Ons vorige rapport leidde tot een flinke toename van het volume verantwoorde soja en zorgde ervoor dat nieuwe partijen lid werden van RTRS.’
Om de ambitieuze internationale afspraken in de SDG’s en de Amsterdam Declaration te halen zal het tempo van verandering wel omhoog moeten. ‘Het tegengaan van ontbossing is geen stap voor stap proces’, zegt Mulder. ‘Als ontbossing volledig gestopt moet zijn in 2020 en we willen bereiken dat er dan nog voldoende bos over is, moeten we nu veel serieuzer actie ondernemen.’