
Hoe de belofte van ontwikkeling een vloek voor Honduras werd
Het past mooi in de hulp en handel agenda van minister Ploumen. Maar voor de Lenca- indianen is het vooral een inbreuk op hun levensstijl en leidt het tot schendingen van mensenrechten: de Agua Zarca dam, het omstreden door de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO gefinancierde ontwikkelingsproject in Honduras. Eline Huisman sprak met vier Hondurese activisten die afgelopen week in Nederland waren om de pleiten voor hun zaak. Een bezoek aan minister Ploumen en de FMO leidde niet tot concrete toezeggingen.
Ze horen hier helemaal niet te zijn, de vier Hondurese activisten in het Haagse Institute for Social Studies. Bertha Cáceres, Francisco Sanchez, Rosalina Dominguez en Jose Martinez. Ineengedoken en met grote sjaals omgeslagen ogen ze fragiel. Maar vraag wat ze hierheen brengt, en je begrijpt: ze kunnen niet anders dan hier zijn. En ze zijn alles behalve fragiel.
Hier had haar moeder moeten zitten, legt Bertha – 25 jaar, trefzekere blik – uit: Bertha Cáceres, de dame die internationaal bekend werd als voorvrouw van COPINH, Council of Indigenous Peoples of Honduras. Maar de bekroonde mensenrechtenactiviste werd vorige maand vermoord in haar huis in La Esperanza. Een roofoverval, zegt de politie, of misschien een crime passionel.
Maar haar familie en collega’s weten zeker: het boegbeeld van de Lenca-indianen heeft met haar leven betaald in de strijd tegen de Agua Zarca dam, het zwaar bevochten ontwikkelingsproject in Intibuca, in het Westen van het Honduras.
Nu maakt het viertal de lobbytour door Europa die de vermoorde activiste had moeten maken. Van 19 april tot 5 mei reist COPINH van België naar Nederland, Finland, Duitsland en Spanje om te praten met ngo’s, media, parlementariërs, bewindspersonen en bedrijven over hun strijd tegen de dam.
Nederland is daarin een belangrijke bestemming: naast een bezoek aan minister Ploumen is ook de ontwikkelingsbank FMO reden voor bezoek. Die heeft 15 miljoen dollar in de bouw geïnvesteerd. Voor FMO heeft COPINH een duidelijke boodschap: ‘Trek je zo snel mogelijk terug uit dit project en herzie alle andere projecten in Honduras waarbij inheemse bewoners betrokken zijn.’
Wat ging er mis?
De dam, gebouwd door het Hondurese bedrijf Desa in de Guarcarquerivier, was een belofte aan de lokale bevolking: een duurzame watervoorziening, energie, werkgelegenheid, een betere infrastructuur. Het type project dat we wereldwijd steeds vaker zien: grootschalige infrastructurele bouwwerkzaamheden die onontgonnen gebied moeten klaarstomen voor ontwikkeling. Een project dat mooi past ook in de hulp en handel agenda van minister Ploumen.
Maar voor de inheemse Lenca-indianen betekent die dam bovenal een inbreuk op hun levensstijl: de Gualcarquerivier is voor hen heilig, en essentieel in hun levensonderhoud. ‘De rivier geeft ons leven’, zegt COPINH-leider Rosalina. ‘We hebben haar nodig, om te vissen, onze gewassen te irrigeren. En ze geeft ons kracht en energie om moeder Aarde te beschermen. De stuwdam zuigt het leven uit onze gemeenschap.’
Volgens het internationaal recht moet bij projecten als Agua Zarca de inheemse bevolking vooraf instemmen met de plannen. Maar volgens COPINH werden de Lenca-indianen voor een voldongen feit gesteld. ‘In 2010 hoorden we dat het Congres veertig concessies had verleend voor bouwprojecten, waaronder voor de Agua Zarca dam’, vertelt Rosalina. ‘Niet lang daarna verschenen de vrachtwagens op ons land om dat wat in de weg stond, te vernietigen, zodat ze wegen konden aanleggen. Pas toen begrepen we wat er ging gebeuren. Er is nooit consultatie vooraf geweest.’
Het verhaal van bouwbedrijf Desa klinkt anders. Een meerderheid van de bevolking heeft zich vooraf achter de bouw geschaard, zeggen zij. Ook ontwikkelingsbank FMO houdt daaraan vast. ‘Volgens onze informatie hebben die gemeenschappen zich vóór het project uitgesproken’, zei woordvoerder Paul Hartogsveld onlangs in de Volkskrant. ‘Omkoping’, zegt Bertha stellig. ‘Ze hebben ook geprobeerd Francisco [een van de andere Hondurese delegatieleden, red.] om te kopen. Mijn moeder is vanaf het begin van het protest bedreigd. Alle protest tegen de dam is vanaf het begin keihard neergeslagen.’
Succes
Even leek het verzet van de Lenca-indianen succesvol, toen ze in 2013 een roadblock startten waarmee de bouwbedrijven niet langer toegang tot de rivier hadden. De bouw werd bijna twee jaar lang stilgelegd, het Chinese bouwbedrijf Synohydro trok zich uit het project terug in reactie op het conflict met de lokale bevolking.
Tot COPINH-leden zagen dat het Hondurese Desa de strategie had veranderd: ze begonnen de bouw van de dam vanaf de andere kant van de rivier. ‘Hun verhaal was dat de bouw op die manier geen schade zou opleveren voor ons, omdat ze niet meer vanaf ons land werkten’, zegt Francisco. ‘Maar het blijft dezelfde rivier. We gebruiken haar voor alles – we verbouwen onze gewassen op grond vlakbij de rivier, die vochtig en vruchtbaar is. Als Desa water uit de rivier onttrekt, blijft het land voor ons achter als een woestijn.’
‘Zo kon Desa zijn imago witwassen: de andere kant van de rivier valt buiten Lenca-gebied’, licht Bertha verder toe. ‘Vanaf dat moment richtte mijn moeder zich op de financiering. Ze eiste van geldschieters dat ze zich zouden terugtrekken.’
Belofte wordt een vloek
Sinds de roadblock is de strijd tussen COPINH en de uitvoerders van het project verhard. ‘Mijn moeder werd gecriminaliseerd, gevolgd en geïntimideerd’, zegt Bertha. ‘In de weken voor haar dood zei ze tegen me dat ze voelde dat er iets ging gebeuren. Ze werd steeds in de gaten gehouden, gevolgd door mensen in auto’s, kreeg in totaal 33 doodsbedreigingen. Ze dacht dat er een juridisch proces tegen haar zou komen.’
Bertha Cácares plande een reis naar Europa, waar ze met organisaties zou spreken die haar konden helpen COPINH te versterken. Bovendien zou ze meteen van de gelegenheid gebruik kunnen maken persoonlijk bij FMO aan te kloppen. Bertha wist dat ze snel moest zijn – de spanning in Honduras nam toe. ‘Het ticket was al geboekt’, zegt haar dochter zacht. ‘Het was niet snel genoeg.’
Wat een ontwikkelingsproject had moeten zijn, werd voor de Lenca-indianen een vloek. In de strijd tegen de Agua Zarca dam werden tot dusver vijf activisten vermoord. Sommigen van hen door veiligheidstroepen, sommigen vermoedelijk door huurmoordenaars. Bewoners klagen dat hun gewassen worden vernietigd voor de bouw, tegenstanders van de dam worden bedreigd.
‘Als de bouw van de dam wordt doorgezet, zal ons de toegang tot de rivier worden ontzegd. Met de bouw van de dam beschadigen zij onze gewassen en ons land’, zegt Rosalina. ‘Wij kennen de waarde van de rivier. De winst van de dam zal naar multinationals en banken gaan, de schade en de kosten naar ons.’
Het geweld rondom Agua Zarca staat niet op zichzelf. De Hondurese regering heeft honderden grote projecten als deze uitgeschreven, van mijnbouw tot de aanleg van havens, vaak met een grote impact op de natuur. Lokale gemeenschappen zien zich daardoor bedreigd in hun levensonderhoud – de toegang tot land en water wordt hen ontzegd, leefgebied vervuild. Tegenstanders die in verzet komen, lopen grote veiligheidsrisico’s. Volgens Global Witness werden in tussen 2002 en 2014 meer dan honderd activisten vermoord in Honduras, van wie een groot deel zich voor landrechten en het milieu inzet. De organisatie concludeerde dat het daarmee een van de gevaarlijkste landen ter wereld is voor milieuactivisten.
Opgeschort
Nog geen twee weken na de dood van Bertha werd opnieuw een activist van COPINH, Nelson Garcia, vermoord. Zodra dat nieuws naar buiten kwam, kondigde FMO aan geen nieuwe projecten meer aan te nemen in Honduras en de betalingen in het Agua Zarca-project op te schorten. Tot dusver zou minder dan de helft van de lening zijn betaald.
Maar COPINH wil meer: ‘FMO moet zich volledig terugtrekken uit het project en alle andere Hondurese projecten waarbij de inheemse bevolking is betrokken, herzien.’ Dus demonstreerden de activisten, gesteund door onder meer Oxfam Novib en BothEnds, afgelopen vrijdag voor het hoofdkantoor van de ontwikkelingsbank. Maandag zaten ze om tafel met het bestuur, en dinsdagochtend spraken ze met minister Ploumen om haar te vragen druk te zetten op FMO.
Deuren geopend
Hoe kijken ze terug op hun lobbytour door Nederland? Bertha: ‘Voor ons is het belangrijk naar Europa te komen. Desa heeft geprobeerd Francesco om te kopen. Rosalina’s zwager is vermoord, ik ben mijn moeder verloren. We zijn hier om uit te leggen welke mensenrechtenschendingen plaatsvinden, om als ooggetuigen onze getuigenissen te geven.’
Het wrange is, zegt Bertha: de dood van haar moeder heeft ook deuren geopend. Als dat niet was gebeurd, waren ze nooit bij de minister binnen gekomen. ‘Die ontmoeting gaf ons hoop’, zegt ze. ‘Ze luisterde naar onze getuigenissen, had vragen voor ons, aandacht.’ Nee, concrete toezeggingen van de minister kunnen ze zich niet herinneren. Maar ze zou wel nakijken of in het project alle mensenrechtenafspraken zijn gerespecteerd, zegt Bertha.
Het gesprek bij FMO was moeilijker. Het was de eerste keer dat COPINHO in direct contact stond met de ontwikkelingsbank. Bertha had de bank tot drie keer toe een brief gestuurd met haar verhaal. ‘De eerste werd genegeerd, alleen op de tweede kwam een reactie: dat het niet nodig was om met mijn moeder te spreken’, zegt haar dochter.
‘In 45 minuten tijd hebben we álles verteld. Alles. Van de bedreigingen, de afgehakte vingertopjes’, zegt Brigitte Gynther, die als onderzoeker van de mensenrechtenschendingen in het project met de delegatie is meegereisd.
Het verhaal blijft hetzelfde, zeggen de activisten: FMO stuurt, zodra de veiligheidssituatie het toelaat, een missie om de situatie te onderzoeken. ‘Maar ondertussen gaat de bouw gewoon verder – het voelt voor ons als tijd kopen.’
‘Ik had niet het gevoel dat ze ons begrepen’, zegt Francisco, ‘maar ze waren in elk geval bereid met ons te praten.’