Vrijdagmiddagborrel: Bewust insluiten

Hoe kan het dat er bij goede doelenorganisaties nauwelijks Nederlanders van allochtone afkomst werken? Ligt dat aan het personeelsbeleid van goede doelenorganisaties dat allochtone Nederlandse bewust of onbewust uitsluit? Of zijn deze organisaties gewoon niet sexy voor allochtone Nederlanders?

Afgelopen maandag had ik een bijzondere ontmoeting met  Domenica Ghidei. De Nederlandse met Eritrese roots is een van de iconen uit de Afrikaanse diaspora in Nederland. Ze is juriste en lid van het College van de Rechten van de Mens. Een vrouw met een enorme staat van dienst en iemand ook met veel expertise op het gebied van diversiteitmanagement.

We kwamen op een oude discussie terecht: de witheid van goede doelenorganisaties in Nederland. Goede doelenorganisaties lijken geen goede afspiegeling van de Nederlandse samenleving te zijn. Het is een discussie die al met regelmaat opkomt zolang ik me als journalist met mondiale vraagstukken bezighoud.

Op één hand te tellen

Mijn collega Mariano Slutzky schreef hier in de jaren negentig van de vorige eeuw al kritische stukken over. Toch is er weinig veranderd.  Ga maar eens de werkvloer op bij een mensenrechten- of ontwikkelingsorganisatie in Nederland en dan zie je meteen wat ik bedoel. Nederlanders van allochtone afkomst zijn vaak op één hand of twee vingers te tellen.

In andere sectoren lijkt diversiteitmanagement belangrijker. Neem het Nederlandse bedrijfsleven dat internationaal actief is. Daar lijken ze de meerwaarde van professionals uit de diaspora wél te zien.   Als je in Ghana of Nigeria zaken wilt doen, dan is het handig om Nederlanders met roots in die landen in dienst te hebben op je hoofdkantoor. Zij kennen het land en weten er de weg.

Ontwikkelingsorganisaties lijken die meerwaarde van allochtone Nederlanders veel minder te zien. Sterker nog: dat wordt juist vaak als een probleem gezien. Een Nederlander van Ethiopische of Burundese achtergrond zou niet objectief naar de ontwikkelingen in zijn land van herkomst of zijn continent kunnen kijken, wordt dan vaak als argument gegeven. Daarbij valt het me op dat mensen uit de diaspora vaak alleen maar in banen worden geplaatst die over de rol van de diaspora gaan. Ze worden zelden gezien als echt inhoudelijk expert op een thema als fragiele staten of voedselzekerheid.

Ook in niet-inhoudelijke functies zie je bij de meeste goede doelenorganisaties weinig mensen met een multiculturele achtergrond op de werkvloer. Dit terwijl er prima Turks-Nederlandse of Surinaams-Nederlandse communicatiemedewerkers en fondsenwervers zijn.

Loser

We hebben het  natuurlijk over een markt van vraag en aanbod. Het verhaal heeft twee kanten. Want misschien is het wel zo dat een baan in de goede doelensector door mensen van allochtone achtergrond niet per se als een droombaan wordt gezien. Misschien ben je wel een loser als je bij een ontwikkelingsorganisatie werkt. Het zou interessant zijn om dat eens uit te zoeken. Hoe kijken allochtone Nederlanders naar goede doelenorganisaties als mogelijke werkgever?

Daarbij is het me ook opgevallen dat hetzelfde groepje mensen dat altijd klaagt over de witheid van de goede doelenorganisaties zich vocaal weliswaar luid en duidelijk laat horen,  maar zelden met constructieve argumenten of oplossingen komt. Deze mensen zou ik ook niet in mijn organisatie willen. Ze doen de zaak van de echte professionals uit de diaspora geen goed.

Bewust insluiten

Dominica Ghidei vertelde me dat maatschappelijk verantwoord ondernemen ook betekent dat je geen groepen mensen uitsluit. Als bepaalde groepen Nederlanders niet terugkomen in je organisatie is er sprake van bewuste of onbewuste uitsluiting. In het geval van goede doelenorganisaties gaat het denkt zij vooral om onbewuste uitsluiting.  De vraag die ze opwierp is: hoe kunnen we nu een beleid van ‘onbewust uitsluiten” ombuigen naar ‘bewust insluiten’?

Dat vind ik een hele interessante vraag. Het zou goed zijn om de punten van Dominica Ghislei eens op te pakken en de dialoog aan te gaan. We willen daar met Vice Versa ook graag het voortouw in nemen.

Welke percepties hebben goede doelenorganisaties en Nederlandse professionals van allochtone afkomst nu eigenlijk van elkaar? Zien we een communicatiedeskundige met een Nederlands-Eritrese achtergond als een expert of als een ‘Eritreër’? Willen de tweede en derde diaspora groepen uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika eigenlijk wel werken in de goede doelensector? En hoe maken we die goede doelensector interessant voor hen?

Hoe komt het dat het organisaties die voor een betere wereld strijden niet lukt om hun maatschappelijke rol in Nederland te vervullen? Wat zou de meerwaarde kunnen zijn van diversiteitsmanagement in de goede doelensector? En als die meerwaarde wordt erkend: hoe kunnen we dan naar een beleid van ‘bewust insluiten’ gaan in plaats van ‘onbewust uitsluiten’?

Food for thought!

 

Auteur
Marc Broere

Datum:
18 maart 2016
Categorieën: