
Waarom heeft minister Ploumen zo’n ommekeer gemaakt?
INTERVIEW – December jongstleden werd bekendgemaakt welke organisaties subsidie zouden ontvangen via het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) II fonds. Het werd duidelijk dat minister Ploumen een totale ommekeer had gemaakt: lokale organisaties visten achter het net en grote, noordelijke ngo’s die gendergelijkheid en vrouwenrechten niet als core business hebben konden de 93 miljoen verdelen. D66-Kamerlid Stientje van Veldhoven stelde hier begin deze maand Kamervragen over.
In je eerste Kamervraag spreek je van ‘geuite zorgen’ omtrent de manier waarop subsidies via FLOW II verleend zijn. Waar doel je op?
‘Ik was in Parijs voor de klimaatconferentie. Daar was een grote hal waar allerlei ngo’s bijeen waren. Ik kwam daar in gesprek met een van de Nederlandse vertegenwoordigers van vrouwenorganisaties die daar een gezamenlijke stand hadden. Zij maakte zich grote zorgen over de toekomst. Regimes zetten deze organisaties soms op de terrorismelijst waardoor ze moeilijk aan geld of iets basaals als een bankrekening kunnen komen. Sowieso wordt hun werk op veel plekken bemoeilijkt door onderdrukking. Support vanuit het buitenland is daarom essentieel om deze vrouwen in staat te stellen hun werk te doen. Het veranderde subsidiekader heeft tot gevolg dat juist die lokale organisaties geen directe steun meer ontvangen. Ik wilde hun zorgen kracht bijzetten en koos ervoor dat via Kamervragen aan de kaak te stellen.’
Wat zit jou dwars over de manier waarop nu subsidies worden verleend via FLOW II?
‘Er was een kader dat afliep; er brak een nieuwe financieringsperiode aan. Organisaties moesten dus opnieuw een aanvraag indienen. In het blog van Saskia Brand van MDF is uiteengezet hoeveel tijd en geld daarin is gaan zitten voor organisaties die dachten op basis van de eerste FLOW periode dat ze een goede kans maakten. Als je dan ziet dat er zoveel is uitgevallen is en zo weinig is gehonoreerd…Zeker in het Zuiden kan er een enorme kaalslag plaatsvinden. Dat is reden voor zorg. Je zou als organisatie niet volledig afhankelijk moeten zijn van een Nederlandse subsidie, maar het is dan in ieder geval belangrijk dat beleid voorzienbaar is en in de overgang naar andere bronnen van financiering geholpen wordt.
‘De meeste organisaties kregen hele positieve signalen tijdens de vorige financieringsperiode. Ze gingen er vanuit dat ze een redelijke kans hadden om door te kunnen gaan. Dan ben je als organisatie misschien ook minder bezig met voorbereidingen om andere financiële bronnen aan te boren.’
Er staat heel duidelijk aangegeven in het nieuwe subsidiekader van FLOW II dat alleen Nederlandse of internationale ngo’s in aanmerking komen die werkzaam zijn in minimaal twee aangemerkte landen. Lokale organisaties worden zo per definitie uitgesloten. Waarom, denk jij, heeft minister Ploumen ervoor gekozen zo’n andere weg in te slaan?
‘Natuurlijk mag je eisen stellen aan organisaties die subsidie ontvangen. Maar als je van de een op de andere dag die eisen extreem wil veranderen, dan is het logisch dat je daarover overleg hebt met het veld. Ik weet niet of Ploumen zich vantevoren gerealiseerd heeft wat voor een kaalslag dit kan betekenen voor veel van die vrouwenorganisaties. Vrouwenrechten en de positie van vrouwen is nou bij uitstek een van de onderwerpen waar Nederland als een van de weinige landen internationaal een verschil kan maken. Wees daar dan extra voorzichtig mee als je de boel helemaal overhoop gooit.’
Waarschijnlijk moeten deze grote noordelijke ngo’s en allianties om hun plannen te kunnen uitvoeren gebruik maken van lokale organisaties.
‘Je komt dus eigenlijk op hetzelfde uit maar dan via een omweg. En daarnaast ondermijn je dan het lokale eigenaarschap omdat de agenda’s van lokale ngo’s dan worden bepaald door de grote noordelijke allianties. Je had best met die kleinere initiatieven modellen kunnen bedenken, zoals het vormen van een netwerkorganisatie, waardoor ze wél in aanmerking komen voor het vernieuwde kader. Waarom is er gekozen voor één aanspreekpunt via de grotere organisaties – vaak in Nederland gevestigd – in plaats van het nadenken met de sector over hoe de doelen het beste verwezenlijkt kunnen worden? Ik vind dat een gemiste kans. Misschien zal minister Ploumen alsnog in gesprek gaan met die organisaties zoals ze laatst aangaf; ik hoop dat ze dat snel doet.’
In een van je Kamervragen vraag je je af of minister Ploumen beseft dat ze een verontrustend signaal afgeeft door deze directe financiering van lokale organisaties stop te zetten. Welk signaal bedoel je?
‘Hoe zou het geïnterpreteerd kunnen worden door onderdrukkende regeringen dat Nederland nu ineens die subsidie stopzet voor die lokale initiatieven? Regimes die niet gediend zijn van emancipatoire bewegingen zouden zich gesteund kunnen voelen als Nederland haar subsidies terugtrekt voor dit soort organisaties of daar in ieder geval in minder direct contact mee staat. Ik kan me niet voorstellen dat minister Ploumen dat beeld zou willen opwekken. Maar door te tonen dat we dit soort kleinschalige initiatieven niet meer direct ondersteunen, kunnen we het extra moeilijk maken voor dit soort organisaties, die erg risicovol werk doen. Als ook het internationale oog wegtrekt, kan dat toch, onbedoeld, een verontrustend signaal afgeven.’
Waarom grijpt dit onderwerp jou aan?
‘Ik heb veel gereisd en een van de dingen die me altijd ontzettend aan het hart ging is om in al die landen de positie van vrouwen en meisjes te zien en ervaren. Het heeft me doen beseffen dat ik zo ontzettend veel geluk heb, dat ik op deze kleine postzegel op de wereld ben geboren en opgegroeid. Er zijn zo ontzettend veel vrouwen en meisjes die niet als gelijkwaardig worden beschouwd. Ik wil dat graag helpen veranderen.
‘Ik moet hierbij ook altijd terugdenken aan een week die ik doorbracht in Bahrein. Toen ik 19 jaar was woonde en studeerde ik in Parijs. Ik werkte daar in een prestigieuze traiteur waar een Bahreinse prinses een taart bestelde voor haar bruiloft. Ik ben toen een week in Bahrein geweest om de bruidstaart te maken. Ik was 19 en ik liep daar rond en van mij werden een hoop dingen geaccepteerd omdat ik een Westers meisje was. Maar de vrouwen, die prinses zelf…Als zij van het paleis naar de feestlocatie wilde, moest ze eerst helemaal in chador. Ze kon niets alleen doen, nergens onbedekt naartoe. Het was letterlijk een gouden kooi. Ze hebben alle welvaart die ze zich maar kunnen wensen, maar geen enkele vrijheid. Hoe arm ben je dan toch eigenlijk? Dat heeft zoveel indruk op mij gemaakt – het verschil tussen de vrijheid van de mannen en die van meisjes en vrouwen. Totaal oneerlijk.
‘Ik vind dat de positie van meisjes en vrouwen echt een onderwerp is dat Nederland kan dragen, zich hard voor kan maken. We doen dat al, maar dat kunnen we nog veel meer uitbouwen. En ik denk dat lokale organisaties daarin een belangrijke rol kunnen hebben. Zij weten hoe ze de vrouwen die onder druk staan het beste kunnen steunen – zij leven dagelijks in die realiteit. We zouden dat niet zo radicaal moeten laten vallen. Ik snap die keuze niet en daarom heb ik deze Kamervragen gesteld.’
Geselecteerde organisaties FLOW 2016 – 2020
De volgende negen programma’s ontvangen subsidie vanuit FLOW 2016-2020:
- Women for Women International (WfWI)
In het programma Engaging women as agents of change against gender-based violence and poverty, wil Women for Women International werken aan economische participatie en zelfredzaamheid gecombineerd met het elimineren van geweld tegen vrouwen in Afghanistan, Democratische Republiek Congo en Nigeria. - SNV
SNV’s programma Enhancing Opportunities for Women’s Enterprises (EOWE), richt zich op het versterken van Women’s economic empowerment (WEE) door middel van het implementeren van gender sensitief beleid en het wegnemen van sociaaleconomische hindernissen in Vietnam en Kenia. - Consortium IBIS and Impunity Watch
Het programma van dit consortium richt zich op drie (post)conflict gebieden: Guatemala, Liberia en Burundi. Het doel van het programma is het voorkomen van geweld tegen vrouwen, het faciliteren van maatschappelijke veranderingen en het mobiliseren, beïnvloeden en het versterken van de capaciteiten van mogelijke change agents. - International Women’s Development Agency (IWDA)
Het programma Women’s Action for Voice and Empowerment (WAVE), richt zich op transformatieve en duurzame verandering op het gebied van gendergelijkheid door samen te werken met de strategische en feministische bewegingen in Myanmar, Thailand, Cambodja, Papua Nieuw-Guinea, de Solomon Eilanden en Oost-Timor. De programmafocus is op de participatie van vrouwen in politiek en bestuur en het verminderen van geweld tegen vrouwen. - Action Aid
Het programma van Action Aid is gebaseerd op de visie dat economische participatie en zelfredzaamheid van vrouwen gerealiseerd kan worden als er voldoende kansen zijn om over de relevante middelen te beschikken. Daaraan gelinkt is de controle van vrouwen om over haar eigen tijd en inkomen te beslissen. Action Aid zal gaan werken in Ghana, Rwanda, Pakistan en Bangladesh. - Consortium Rutgers, Promundo and Sonke Gender Justice
Het programma Prevention and Partnering with men to end GBV focust zich op het bewerkstelligen van een gender gelijkwaardige samenleving zonder gender-based violence. Rutgers gaat in Oeganda, Indonesië, Pakistan, Rwanda, Libanon, Egypte, Palestijnse gebieden en Marokko werken. - Consortium Simavi, Solidaridad and Healthy Entrepreneurs Foundation
Het programma Going for Gold richt zich op economische participatie en veilige en solide werkomstandigheden voor vrouwen die werkzaam zijn in de goudmijnen van Tanzania en Ghana. - Hivos
Het programma Women Empowered for Leadership Programme richt zich op het vergroten van de participatie van vrouwen in sub-nationale politieke niveaus, besluitvorming en maatschappelijke organisaties zoals de vakbonden en beroepsverenigingen in Iran, Jordanië, Libanon, Malawi, Zambia en Zimbabwe. - Panos Institute West Africa (PIWA)
PIWA’s programma Women Occupy the Media richt zich op het creëren van synergiën tussen professionele & ‘citizen media’ en tussen de maatschappelijke organisaties, deze synergieën zullen bijdragen aan het actief promoten van participatie van vrouwen in besluitvormingsprocessen en zullen bestaande machtsverhoudingen doorbreken en bijdragen aan het voorkomen van geweld tegen vrouwen. PIWA gaat werken in Senegal, Mali, Nigeria en Ivoorkust.