Vrijdagmiddagborrel: De pijnlijke soap rondom FLOW II

Er is veel kritiek op de gang van zaken rondom het vrouwenfonds FLOW van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Terwijl met de Strategische Partnerschappen een programma met flair en elan in het leven werd geroepen, lijkt FLOW II op een bureaucratisch gedrocht dat lokale vrouwenorganisaties uit het Zuiden buitensluit. Marc Broere vraagt zich af waarom minister Ploumen de ziel heeft gehaald uit een van de meest innovatieve en internationaal geroemde programma’s voor vrouwenrechten en vraagt haar om deze verkeerde beslissing weer goed te maken.

Ik had afgelopen week voor het eerst een keer echt te doen met minister Ploumen. De hele gang van zaken rondom het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) II fonds kan de minister namelijk onmogelijk blij hebben gemaakt. Ik kan me voorstellen dat ze zwaar teleurgesteld is in haar eigen ’taskforce Vrouwenrechten en Gendergelijkheid’ op het ministerie.

Ook onder haar voorgangers zag je dat het beleid van de ene afdeling van het departement soms op gespannen voet stond met het beleid van een andere afdeling. Vergelijk bijvoorbeeld de kort op elkaar volgende nota’s ‘Aan elkaar verplicht’  en ‘Sterke mensen, zwakke staten’, van Agnes van Ardenne maar eens met elkaar. Je krijgt het idee dat ze door twee verschillende ministers zijn gemaakt.

Maar ook onder Ploumen gebeurt deze incoherentie op het eigen departement. Het proces rondom de subsidieaanvragen van het FLOW fonds staat namelijk in schril contrast met dat van de Strategische Partnerschappen.

 Flair en elan

Met de Strategische Partnerschappen wil Ploumen samenspraak en tegenspraak bevorderen. Het leidde tot een nieuw beleidskader dat in januari 2016 van start is gegaan. Overal op de wereld staat de civil society onder druk. Bovendien zijn er nauwelijks donoren te vinden die maatschappelijke organisaties in het Zuiden willen helpen met lobby en beleidsbeïnvloeding. Als je dan toch moet kiezen waar Nederland met minder middelen een verschil kan maken, moet Ploumen hebben gedacht, dan maar hier.

Ik vind dat daar veel voor te zeggen valt. Het beleidskader ‘Samenspraak en Tegenspraak’  is een vernieuwend programma dat flair en elan uitstraalt. Overal om me heen hoor ik enthousiaste verhalen van mensen van geselecteerde partnerschappen over de plezierige en spannende samenwerking met het ministerie tot nu toe in het proces.

Veel kritiek

Tegelijkertijd heeft Ploumen aan de Tweede Kamer beloofd om nog steeds 25 procent van haar budget via maatschappelijke organisaties als NGO’s te besteden. Dat doet ze door subsidielijnen en tenders te openen. Voorbeelden hiervan zijn LEAD (om de grondoorzaken van migratie tegen te gaan) en ook het FLOW fonds. FLOW II is bedoeld om de positie van vrouwen wereldwijd te ondersteunen. Het programma heeft drie pijlers: het tegengaan van geweld tegen vrouwen, de participatie van vrouwen in politiek bestuur, en tot slot economische zelfstandigheid en zelfredzaamheid van vrouwen. Hiervoor is 93 miljoen euro beschikbaar voor de periode 2016-2020.

Op de gang van zaken rondom FLOW II is veel kritiek. In december 2015 publiceerde Saskia Brand van MDF een kritisch stuk op deze website over de procedure. Hierin schrijft ze dat het eerste programma van FLOW (dat liep in de periode 2011-2015) een van de parels was van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Onze overheid stelde middels dit programma fondsen ter beschikking voor vrouwengroepen in het Zuiden. ‘Een unicum’, schrijft Brand,  ‘waarmee Nederland wereldwijd lof oogstte.’

Verandering van regels

Afgelopen voorjaar werd een tweede subsidieronde aangekondigd van FLOW. Hoewel het programma dus lof oogstte en als succesvol werd gezien, werden een aantal fundamentele regels veranderd.

Nieuw aan FLOW II is dat het fonds nu ook open is voor Nederlandse organisaties. Nieuw is ook dat het budget werd opgeschroefd van gemiddeld 2.4 miljoen per project naar vijf tot 15 miljoen per project. Dat vind ik overigens opmerkelijk en onnodig. Waarom zou je dat namelijk doen als de kracht van het programma nu juist ligt in het direct ondersteunen met relatief kleine geldbedragen van zuidelijke organisaties? Het aantal organisaties dat je kunt ondersteunen wordt bovendien ineens veel minder.

En als laatste werd er nogal wat gevraagd van de aanvragers. De criteria voor FLOW II waren veel ingewikkelder dan bij het eerste programma. Zaken moesten tot op detailniveau worden beschreven, een aanvragende organisatie moest in minimaal twee landen actief zijn en de aanvraag was een tijdrovende procedure. Ook dat is opmerkelijk. Waarom juist zulke hoge drempelcriteria voor een programma dat er vooral op gericht is om vrouwenorganisaties in hele moeilijke en urgente omstandigheden te ondersteunen? Alsof deze niks anders te doen hebben dan aan ingewikkelde ’theories of change’ te werken. Het is vaak een kwestie van dagelijks zien te overleven in onderdrukkende omstandigheden.

De plank misslaan

Uiteindelijk bleek in december 2015 dat slechts negen van de 265 aanvragen gehonoreerd waren. Maar liefst 159 aanvragen hadden de drempelcriteria niet eens gehaald en konden zo de prullenbak in, ondanks het enorm aantal werkuren dat hierin gestoken was. Geen enkele aanvraag van een lokale vrouwenorganisatie of netwerk uit het Zuiden bleek gehonoreerd te zijn. Hier had eigenlijk al een lichtje moeten gaan branden bij minister Ploumen. Waar zijn mijn ambtenaren mee bezig? Is het niet tijd om in te grijpen en bij te sturen?

Volgens Brand gaat het geld nu naar grote Nederlandse, Noordwest-Europese en Amerikaanse organisaties die vrijwel geen van allen vrouwenrechten als core business hebben.

‘De zuidelijke clubs die soms met gevaar voor eigen leven in de marges moeten opereren en voor wie weinig subsidiekanalen bestaan, visten achter het net’, schrijft ze. Om tot slot te stellen: ‘Hoe heeft het ministerie de plank zo kunnen misslaan?’

Kamervragen

Voor D66 Kamerlid Stientje van Veldhoven was de gang van zaken rondom FLOW II reden om schriftelijke vragen aan minister Ploumen te stellen. In een interview eerder deze week met Vice Versa vraagt ze aandacht voor de positie van zuidelijke vrouwenorganisaties. Ze wijst erop dat het werk van deze organisaties enorm bemoeilijkt wordt door onderdrukking.  ‘Support vanuit het buitenland is essentieel om deze vrouwen in staat te stellen hun werk te doen. Het veranderde subsidiekader heeft tot gevolg dat juist die lokale organisaties geen directe steun meer ontvangen’, aldus de politica.

Ook stelt ze: ‘Ik weet niet of Ploumen zich vantevoren gerealiseerd heeft wat voor een kaalslag dit kan betekenen voor veel van die vrouwenorganisaties. Vrouwenrechten en de positie van vrouwen is nou bij uitstek een van de onderwerpen waar Nederland als een van de weinige landen internationaal een verschil kan maken. Wees daar dan extra voorzichtig mee voordat je de boel overhoop gooit.’

Bovendien geeft de minister volgens Van Veldhoven een verkeerd signaal af naar dictatoriale regimes die zich wel eens gesteund kunnen voelen nu Nederland de geldkraan aan lokale initiatieven stopzet.

Bureaucratisch gedrocht

De kritiek van Brand en Van Veldhoven is begrijpelijk. Er zal ongetwijfeld niets zijn gedaan door de ambtenaren dat niet door de beugel kan. Het zal ongetwijfeld allemaal volgens de regels zijn verlopen. Maar al die regeltjes en nieuwe criteria, dáár zit nu juist het probleem. Het zijn de verkeerde regeltjes voor het betreffende programma. De deksel past niet op het potje.

Terwijl het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak flair en elan uitstraalt is dat bij FLOW II ver te zoeken en werd in plaats daarvan een bureaucratisch gedrocht opgetuigd in de stijl van het tweede Medefinancieringsstelsel (MFS2). Innovatie en bureaucratie als yin en yang tegenover elkaar op hetzelfde ministerie.

Het valt bijna niet uit te leggen dat internationaal gewaardeerde zuidelijke vrouwenorganisaties als Karama uit Egypte, CREA uit India en anderen -die wel geld uit FLOW I kregen- buiten de boot zijn gevallen. Dit terwijl een aantal organisaties uit het establishment van de Nederlandse ontwikkelingssector zoals SNV, Rutgers, Solidaridad en Hivos, wél in de prijzen vielen. Het was minister Ploumen zelf die eerder op haar Facebookpagina schreef dat Karama een organisatie is die Nederlandse steun verdient.

Ik kan niet anders dan constateren dat het een gemiste kans is, met name ook voor minister Ploumen zelf. Met FLOW II had ze een ideale mogelijkheid om het beleidskader van Samenspraak en Tegenspraak nog wat meer body, glans en massa te geven. 25 Strategische Partnerschappen en met FLOW II een voorhoede van lokale vrouwenorganisaties als een soort elitetroepen aan het front. Hiermee had ze echt een verschil kunnen maken.

Meest vernieuwende fonds ter wereld

Ik heb de afgelopen dagen wat rondgebeld en de rapen zijn behoorlijk gaar. Er wordt in pittige bewoordingen geklaagd over de taskforce Vrouwenrechten en Gendergelijkheid op het ministerie. Het voormalige afdelingshoofd Irma van Dueren wordt node gemist, stellen betrokkenen. Dit is inherent aan een roulatiesysteem zoals dat op het ministerie plaatsvindt met periodieke overplaatsingen. Soms heb je een dreamteam onder een topcoach dat aanvallend en oogstrelend voetbal speelt, dan is het een periode weer even wat minder en ben je een kleurloze middenmoter die vaak naast het doel schiet.

Ook werd me uit mijn telefoongesprekken nog eens duidelijk hoezeer Nederland echt geschiedenis schreef binnen de internationale donorwereld met het eerste FLOW fonds. FLOW werd internationaal als zeer succesvol gezien en vaak aangehaald voor andere donoren als het meest vernieuwende fonds voor vrouwenrechten ter wereld: flexibel en gebaseerd op de visie van vrouwen zelf in plaats van die van noordelijke organisaties. FLOW werd bovendien door de vrouwenorganisaties die in steeds moeilijker wordende omgevingen moeten werken niet alleen gezien als een financiële, maar ook als een morele steun in de rug.

Reputatieschade

Ook ernstig is dat de reputatie van Nederland als betrouwbare donor en samenwerkingspartner bij zuidelijke vrouwenorganisaties een ernstige deuk heeft opgelopen, zo werd mij verschillende keren verteld. Een aantal maanden terug scheef hoogleraar Paul Hoebink ook al over reputatieschade naar aanleiding van de grote internationale conferentie in Berlijn over evalueren. De manier waarop Nederland zich terugtrok uit de wereld en haar exit-strategieën vormgaf kwam ons op deze conferentie op veel internationale kritiek te staan.

Naast de bewindspersoon onder wie recordbezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking zijn doorgevoerd, dreigt Ploumen nu ook de geschiedenis in te gaan als de bewindspersoon onder wie Nederland zijn reputatie als betrouwbare donor verloor en als de minister die een van de meest succesvolle vrouwenprogramma’s wereldwijd heeft ontzield. Dat is toch wel een heel ander beeld dan Ploumen van zichzelf probeert te verkopen, namelijk dat van de eerste minister die serieus werk maakt van coherentie en met minder meer is gaan doen.

Echte mondiale solidariteit

Hoe moet het nu verder? Ik hoop in ieder geval dat de Kamervragen van Stientje van Veldhoven tot een serieus politiek debat gaan leiden en dat de gang van zaken rondom FLOW II nog eens helemaal opnieuw en grondig tegen het licht gaat worden gehouden. Ook minister Ploumen kan leiderschap tonen door alsnog te interveniëren of nu minstens met spoed een goed gevuld reparatiefonds in het leven te roepen dat goed toegankelijk is voor al die gendergelijkheidsactivisten aan de frontlinies die het zo nodig hebben.

Tot slot zou het organisaties als SNV, Solidaridad en Rutgers, die heel succesvol zijn geweest bij andere tenders van het ministerie, sieren om pas op de plaats te maken en hun subsidie uit FLOW II aan te bieden aan zuidelijke vrouwenorganisaties in de verdrukking. Dat zou pas echte mondiale solidariteit zijn.

Auteur
Marc Broere

Datum:
26 februari 2016
Categorieën: