Oud-SNV’er terug naar Nepal: Veel is veranderd en veel is hetzelfde gebleven

 

Foto: Wil Verschoor

EVALUATIE – Van 1987 tot 1990 werkte Wil Verschoor in een SNV-project in Nepal. Samen met twee toenmalige collega’s keerde zij in 2015 terug voor een kort bezoek. Wat is er overgebleven van het werk van toen? En: heeft het zin gehad?

Zwoegend, ploeterend, hortend en hobbelend baant de oude jeep zich een weg omhoog door de steile groene heuvels, op weg naar het dorp Lungrupa. De weg is moeilijk begaanbaar en daar is al het eerste verschil met 25 jaar geleden. Toen was er namelijk helemaal geen weg en deed ik er lopend een dag over; nu zijn we er in twee uur. Wat deden wij – zes Nederlanders en 85 Nepalezen – in dit gebied? Kort gezegd legden we er irrigatiekanalen en drinkwatersystemen aan, leidden bewoners op in het gebruik en onderhoud ervan, introduceerden verbeterde landbouwmethoden en groentezaden en trainden vrouwen in leiderschap en participatie.

Dat klinkt eenvoudig, maar alleen al ‘mijn’ gedeelte – het vrouwenprogramma – was een flinke klus. Om nog maar niet te spreken van de drinkwatersystemen en irrigatiekanalen. De bewoners waren zelf verantwoordelijk voor de arbeid om de systemen aan te leggen en voor het onderhoud ervan, en dat verliep niet altijd vlekkeloos. Ook waren de dorpelingen het niet altijd met elkaar eens over de verdeling van het beperkt beschikbare water. We zijn benieuwd dus, naar wat er in Lungrupa nog over is van onze inspanningen.

Zaad van toen

Licht misselijk van het hobbelen stappen we uit en vragen naar de familie Thapa, waar ik destijds vaak logeerde. Twee, drie mensen grijpen in de zak van hun schamele kleding naar een mobiele telefoon (nog een verschil met toen) en vijf minuten later begroeten we Devi en Hari Thapa hartelijk. Er worden glazen met dikke, zelfgemaakte yoghurt voor ons neergezet en Devi steekt meteen in rap Nepalees van wal, alsof ze me vorige week voor het laatst heeft gezien. Over haar zoon, kan ik me hem nog herinneren? Jazeker, levendig zelfs. Destijds drie jaar oud, een ziekelijk kind dat nog niet kon lopen, altijd diarree en ontstoken ogen had en waarvan mijn Nepalese collega en ik vreesden dat hij de vijf jaar niet zou halen. Devi vertelt over de medicijnen die we destijds regelden: het ziekelijke jongetje herstelde en is nu een nog steeds magere maar gezonde vent van 28. Een mooie opsteker.

Enthousiast leidt Devi ons rond over haar land en het verschil met toen is goed zichtbaar. Minder maïs, rijst en tarwe en heel veel meer groenten. Die zijn deels voor eigen gebruik en deels voor de markt. Sinds de weg er is gaat dat laatste een stuk makkelijker en heeft ze meer inkomen. Devi vertelt dat de rettich, de bonen en de pompoenen nog steeds afkomstig zijn van het verbeterde zaad dat we destijds introduceerden. En de pompoen teelt ze nog steeds volgens de methode die we toen in workshops demonstreerden.

Gezamenlijk lopen we langs het aangelegde drinkwatersysteem, dat tot mijn grote verrassing nog steeds blijkt te werken. Niet overal en ook niet helemaal zoals we het hadden bedoeld maar het belangrijkste is dat de meeste mensen schoon drinkwater hebben voor huishoudelijk gebruik. En met wat er over is bevloeien ze hun land, waardoor ze hogere opbrengsten kunnen realiseren. Als we afscheid nemen gaat het weer als vanouds: met een vanzelfsprekend gebaar snijdt Devi een grote pompoen en een rettich voor ons af. Dat was altijd het leuke van groentetuinen projecten: je keerde steevast terug met groenten voor minstens een week. Terugrijdend over de bijna onbegaanbare weg gooi ik de heerlijke yoghurt er weer uit: teveel hobbels en kuilen. Lopen was eigenlijk zo gek nog niet.

Beter dan verwacht

De toenmalige Nederlandse projectleider deed in 2010 onderzoek naar de resultaten van het project, 24 jaar na de start en bijna tien jaar na de afronding. Een paar conclusies: we legden in totaal twintig irrigatiesystemen aan. Destijds schatten de Nederlandse ingenieurs dat er in 2000 nog elf zouden werken, een half en acht niet. Wat is de realiteit? In 2010 werken er nog twaalf helemaal, vier half en vier niet. En een verrassende bijkomstigheid: het geïrrigeerde gebied blijkt bijna 50 procent groter dan gepland. We gingen namelijk uit van de verbouw van rijst en dat heeft veel water nodig. Maar de boeren stapten over op gewassen die minder water nodig hebben, zoals gember, tomaten en kardemom, waardoor het te irrigeren gebied dus veel groter is. Geen gek resultaat, tien jaar nadat het project is afgesloten.

Van de drinkwatersystemen is minder bekend. We legden er zestig aan maar van slechts 24 systemen is iets bekend. Een deel werkt nog, een deel niet en een deel is geïntegreerd in grotere drinkwatersystemen. Ook zijn er veel verschillen tussen de gebruikerscomités die we destijds instelden. Sommige draaien goed, andere minder. De voorzitter van een van deze comités meldde dat het exacte bedrag van het onderhoudsfonds uit 1990 nog steeds op de bank staat. Zodra er voldoende rente is gespaard halen ze het van de bank en kopen er kranen en fittings van, voor het onderhoud. Precies zoals we het destijds droomden.

Wat zie ik terug van mijn eigen specifieke werk, het vrouwenprogramma? Net als toen ervaar ik dat werken met en voor vrouwen minder tastbare resultaten oplevert dan de irrigatiekanalen en drinkwatersystemen van mijn collega’s. Alleen de groentetuinen zoals die van Devi zijn zichtbaar, verder moet ik het vooral hebben van wat de mensen vertellen. We werkten destijds aan leiderschap voor vrouwen: trainden hen om actief lid te worden van de drinkwater comités, wc’s te bouwen, voedzame pap voor de kinderen te maken, de groentetuinen op te zetten en vooral: andere vrouwen te stimuleren om dit soort activiteiten in hun dorp op te zetten. Wat blijkt? Alle drinkwatercomités hebben in 2015 meerdere vrouwelijke leden, daar waar het vroeger vanzelfsprekend een 100 procent mannenzaak was. En de trainingen die wij organiseerden, de uitwisselingen met andere dorpen en de eenvoudige study tours naar de naburige regio blijken op prijs gesteld te zijn en indruk gemaakt te hebben. Daar waar wij ze destijds beoordeelden als voor verbetering vatbaar! Mensen kwamen toen niet of nauwelijks buiten hun dorp en waren zeker niet gewend om te kijken wat ze konden leren van andere dorpen. Dus elke impuls van buiten af maakte indruk en zette aan tot verdere ontwikkeling.

Feest van herkenning

Al rondreizend zien we meer ontwikkelingen van de afgelopen 25 jaar. Bijna iedereen heeft nu elektriciteit, toegang tot schoon drinkwater, een mobieltje en vooral in de steden is er ongelofelijk veel bijgebouwd. Er zijn meer wegen, auto’s, vrachtwagens en motoren. Mensen koken niet meer op hout maar op gas en er wordt aan afvalmanagement gedaan waardoor het overal schoner is. Op sociaal gebied is migratie een belangrijke factor. Vier miljoen Nepalezen werken als arbeider in het buitenland en met het geld dat ze naar huis sturen kan hun familie ruimer leven, een zaak beginnen of de opleiding van de kinderen betalen. De andere kant is wel dat families en gezinnen uit elkaar vallen, dorpen ontvolkt raken en de ouderen achterblijven.

Tegelijkertijd zien we ook dat veel hetzelfde is gebleven en is er dagelijks het feest van herkenning. De schitterende heuvels in duizend tinten groen, de sneeuwtoppen van de Himalaya, overvolle bussen en vrachtwagens, vertrouwde geuren van houtvuurtjes, kruiden, maaltijden, wierook en uitlaatgassen en verder de heilige koeien, kakelende kippen, vrouwen in kleurige sari’s en kinderen die vliegers oplaten.

En natuurlijk komt ook op de existentiële vraag op: heeft ons werk zin gehad? Zijn mensen beter af omdat dit project er is geweest? Na deze reis en de uitkomsten van het onderzoek in 2010 kom ik op een volmondig ‘ja’. Mensen hebben tot op dag van vandaag schoon drinkwater, irrigatiekanalen en hogere landbouwopbrengsten en zorgen zelf voor onderhoud en continuïteit. Mannen en vrouwen organiseerden zich in dorpscomités, werden mondiger, leerden van elkaar en konden zich verder ontwikkelen. Abstracter geformuleerd: we konden een duwtje gegeven aan ontwikkelingen in de regio en hebben een beweging versterkt en versneld. En dan ging het niet eens zozeer om de concrete drinkwater- of irrigatiesystemen, maar meer om het feit dat we van buitenaf een vernieuwing konden inzetten. Of, zoals een Nepalese collega het destijds verwoordde: ‘Het ging niet alleen om de inhoud die jullie meebrachten maar vooral om de manier waarop jullie werken en de zaken aanpakken. Planmatig, reflecterend en evaluerend, nieuwe dingen brengend en gericht op training, uitwisseling en leren van de ervaringen. Daar hebben we het meeste aan gehad.’

 

Wil Verschoor werkte voor SNV in Nepal van 1987 tot 1990