
Waarom alleen een baan niet werkt
Een van de oplossingen voor het migratieprobleem is het creëren van werkgelegenheid in de herkomstlanden. Daar trekt minister Ploumen dit jaar 50 miljoen voor uit. Een jonge Malinees mét een baan stapt niet in een gammel bootje, zo is de gedachte. Maar vorige week bleek tijdens een bijeenkomst van het kennisplatform voor inclusieve ontwikkeling in Afrika dat daar meer bij komt kijken.
Een jaar geleden schreef ik voor De Correspondent een artikel over de opkomende textielsector in Ethiopië. Steeds vaker is het niet Bangladesh maar Oost-Afrika waar de grote bedrijven als H&M voor bodemprijzen hun textiel laten produceren. In oneindige fabriekshallen stikken jonge Ethiopische vrouwen onze tops en T-shirts in elkaar. Gemiddeld verdienen ze anderhalve dollar per dag. De discussie die na die publicatie op gang kwam, legt meteen de kern van het arbeidsmigratiedebat bloot. Een lezer schreef: ‘Ongelofelijk dat we nog steeds uitbuiting accepteren. Dit zou niet mogen bestaan.´ Een ander reageerde: ‘Nu hebben de vrouwen in ieder geval een baan, 1,5 dollar is altijd nog meer dan niets.’ In het huidige migratiedebat komt er nog een vraag bij: is 1,5 dollar per dag genoeg om te voorkomen dat deze vrouwen straks bij een smokkelaar achter in de vrachtwagen stappen, naar Libië reizen en op een boot naar Europa koersen?
De jonge naaisters die ik sprak waren blij dat ze een inkomen hebben, maar na tien uur achter de naaimachine hebben ze nog niet genoeg verdiend om hun kinderen van onderdak en eten te voorzien. Wat deze vrouwen nodig zeiden te hebben was perspectief, de hoop dat het beter zou worden.
Speciaal voor jonge Afrikanen
Het Local Employment in Africa for Development, kortweg LEAD fonds, van minister Lilianne Ploumen belooft dit perspectief te creëren. Met LEAD heeft de minister 50 miljoen euro uitgetrokken om te investeren in “duurzame werkgelegenheid” voor jonge mannen en vrouwen in acht Afrikaanse landen. Organisaties uit het maatschappelijk middenveld konden tot eind september jongstleden een projectvoorstel indienen om jongeren te ondersteunen bij duurzame inkomensverwerving. Bijvoorbeeld door hen te helpen bij het starten van een onderneming of door bestaande ondernemingen te helpen doorgroeien zodat die nieuwe arbeidsplekken kunnen creëren.
Volgens de minister zal dit traject de migratiedruk verminderen, evenals het risico op radicalisering en conflicten. In ieder geval voor mensen die om economische redenen hun land verlaten. Ook in de kamerbrief inclusieve groei van 28 september benadrukt Ploumen dat ontwikkeling allereerst tot stand komt door banen te scheppen.
Een baan alleen is niet genoeg
Amper een week geleden, op 15 oktober, stond deze kamerbrief centraal tijdens een bijeenkomst van het kennisplatform voor inclusieve ontwikkeling in Afrika (INCLUDE) van het Leidse African Studies Center. Verschillende beleidsmakers en onderzoekers bespraken toen hoe werkgelegenheid op een duurzame manier kan worden gecreëerd in ontwikkelingslanden. Onder andere vertegenwoordigers van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, de United Nations Foundation, Oxfam’s Liaison Office to the African Union en van de University of Ghana spraken over de vraag hoe nu die gewilde werkgelegenheid te promoten voor Afrikaanse jongeren.
‘Wij als Nederland zullen daarbij extra focussen op werk voor vrouwen en jeugd’, liet Margriet Kuster van Buitenlandse Zaken weten. ‘Waar we eerst spraken over trickle down, gaan we nu uit van het principe van trickle up; juist door in de kwetsbaarste en armste groepen te investeren, stimuleren we groei en vooruitgang van onderuit de samenleving omhoog.’
De presentaties van een internationale mix van gerenommeerde onderzoekers maken één ding direct duidelijk: net zoals in de textielfabrieken van Ethiopië geldt ook voor jongeren en vrouwen dat alleen een baan niet genoeg is. Wanneer je werk wilt laten werken zul je ook de omstandigheden en de culturele context moeten inpassen in je werkgelegenheidsprogramma.
Context is veel bepalend
Dat laatste was ook de uitkomst van een onderzoek dat Mayra Buvinic, directeur Gender & Ontwikkeling voor de UN Foundation, verrichte voor Exxon Mobile. De centrale vraag was hoe vrouwen gestimuleerd kunnen worden om te ondernemen. Buvinic presenteerde haar onderzoeksresultaten tijdens de INCLUDE bijeenkomst. Cruciaal, zo blijkt uit het onderzoek, is dat je specifieke programma’s ontwikkelt voor vrouwen uit verschillende inkomensklassen. Buvinic: ‘Donoren moeten zich realiseren dat we meer moeten investeren in de allerarmsten. Een vrouw uit een agrarische samenleving zal ook moeten worden ondersteund bij geboortebeperking en scholingsmogelijkheden voor haar kinderen. Anders verschijnt ze niet op haar werk.’
De context bepaalt in grote mate het succes van een werkgelegenheidsproject. De vrouwen uit Buvinic’s onderzoek werden vaak geacht een deel van hun inkomen af te staan aan familieleden. Door een vrouw toegang te geven tot bijvoorbeeld een eigen bankrekening krijgt ze meer zeggenschap over haar inkomsten. Werk gaat dus ook over emancipatoire verhoudingen in een samenleving. Zo wijst een volgende onderzoek uit dat je vrouwen en jongeren alleen aan de slag kunt helpen wanneer je in je programma’s ook de mannen betrekt.
‘Duurzame oplossing vereist maatwerk’
‘Ik ben blij dat op deze bijeenkomst van INCLUDE het belang van cultuur en context is benadrukt’, zegt To Tjoelker, hoofd van de afdeling Civil Society van het ministerie van Buitenlandse Zaken, na afloop. Tjoelker werkte de afgelopen jaren in Rwanda, Burkina Faso en Guatemala en ziet dat het belang van context nu ook tot het beleid is doorgedrongen. ‘Er zijn geen blauwdrukken voor het creëren van werkgelegenheid. Dus dat betekent maatwerk en dat kost meer geld.’ Die extra investering moeten we er nu voor over hebben vindt Tjoelker, ‘zeker als het uiteindelijk een duurzame oplossing geeft.’
De kunst is om juist de entrepreneurs van een samenleving, die nu vaak wegtrekken omdat ze elders kansen zien, voldoende perspectief te bieden. Eind november wordt bekend gemaakt welke organisaties subsidie uit het LEAD-fonds krijgen. Dan zal blijken of de minister met LEAD behalve naar banen ook verder kijkt, naar toekomstperspectief.