
Minister van MIO
Nederland heeft een minister van Migratie, Integratie en Ontwikkeling nodig, vindt Nico Kussendrager. En een staatssecretaris. Hij bespreekt alvast hun takenpakket.
Wie het debat over migratie overziet, kan maar tot één conclusie komen: Nederland heeft een minister van MIO nodig, een minister van Migratie, Integratie en Ontwikkeling. Drie onderwerpen die nauw met elkaar samenhangen en daarom op het bord van één bewindspersoon horen.
De nieuwe minister gaat een op de toekomst gericht migratiebeleid voeren, zoveel mogelijk rekening houdend met groepen vluchtelingen die nog komen. In plaats van het huidige ‘dweilen met de kraan open’, waarbij we ons hebben laten overrompelen door de gevolgen van de crisis in Syrië en ons hebben verkeken op wat de gevolgen waren van de zogenaamde Arabische lente. Laat staan van ontwikkelingen in Afrika en op de Balkan. Dit alles nog los van de consequenties van klimaatveranderingen en van het feit – waarvoor steeds meer Amerikaanse deskundigen waarschuwen – dat er steeds grotere groepen jonge mannen komen die graag hun toekomst elders zoeken.
Een gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid
De minister houdt zich bezig met een gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid. Het Verdrag van Schengen – vrij verkeer van personen en goederen – blijft een dode letter zo lang een dergelijk gemeenschappelijk Europees beleid niet bestaat.
Een gemeenschappelijk beleid betekent mogelijk beveiliging en versterking van de Europese buitengrenzen en afhandeling van asielaanvragen aan die buitengrenzen. Het eerste zal misschien leiden tot hekken en muren die geen vrolijke beelden opleveren. Denk aan de scheidingen tussen Mexico en de Verenigde Staten, Israël en de Palestijnse Gebieden, Noord- en Zuid-Korea en aan de Berlijnse Muur en de Westelijke Sahara. Maar het is wel de eventuele consequentie van een eenduidig Europees beleid. Beter asielzoekers controleren dan ze te negeren, door ze òf – zoals nu gebeurt – met harde hand maar zonder enige visie buiten te houden, dan wel ongecontroleerd de EU binnen te laten komen, zonder idee wat hun achtergrond is.
Een gemeenschappelijk beleid betekent ook een evenwichtige verdeling van asielzoekers over Europa en eenduidige regelingen wat betreft asiel, voorzieningen, huisvesting en arbeidsmogelijkheden. Al dit soort zaken behoren eveneens tot het takenpakket van de minister. Dit om te voorkomen dat asielzoekers naar die landen gaan waar ze de beste perspectieven hebben of denken te hebben.
Rol social media
De minister probeert ook zoveel mogelijk inzicht te krijgen in push- en pullfactoren. Waarom gaan mensen weg? Wat trekt hen in een ander land? In hoeverre zijn die factoren enigszins te beïnvloeden? Laat de minister zich dan ook buigen over die vaak onderschatte factor, de rol van (social) media bij migratie. Beeldvorming door de media, berichten van verwanten via social media leggen een niet te onderschatten gewicht in de schaal bij beslissingen om te vertrekken. Maar over de schaal waarop is nog bijster weinig bekend.
Pendelmigranten
Ook in het takenpakket: tijdelijke migratie. Een thema waarover amper discussie wordt gevoerd, laat staan dat het deel uitmaakt van het beleid. Migranten vervullen tijdelijke vacatures om vervolgens terug te gaan naar het land van herkomst. In Spanje werkte het bij migranten uit onder andere Marokko die tijdelijk in de tuinbouw werkten om daarna weer huiswaarts te keren. Het systeem functioneerde redelijk. Tot Spanje de toelatingseisen verscherpte en Marokkanen liever in Spanje bleven om niet het risico te lopen dat ze een volgende keer niet zouden worden toegelaten. Dat ‘pendelmigranten’ permanent proberen te blijven is inderdaad een risico. Maar geen reden om het niet te proberen. De Verenigde Staten kennen hun green card. Waarom de EU geen blue card?
Integratie
Het tweede hoofdbestanddeel – naast migratie en ontwikkeling – is integratie, waarmee het in Nederland relatief goed gaat, maar waarmee het nog veel beter kan. Bevolkingsgroepen die steeds beter opgeleid zijn, sneller dan in het verleden een baan vinden en waar bijgeboortecijfers dalen. Naast uiteraard groepen waar die integratie nog verre van gelukt is en waar nog een lange weg is te gaan. Maar van een ernstige bedreiging van de maatschappelijke orde – waarvoor Paul Scheffer waarschuwde in zijn veelbesproken essay Het multiculturele drama – is het tot nu toe niet gekomen.
Voor integratie is het van belang dat asielzoekers zo snel mogelijk duidelijkheid hebben over hun toekomst: ‘blijven’ – want terecht op de vlucht voor vervolging en ander geweld, of ‘niet blijven’ – want vertrokken om andere, bijvoorbeeld economische redenen. Het betekent niet – het huidige beleid – een langere asielprocedure om potentiële nieuwkomers ‘af te schrikken’. Met andere woorden: versnelling van de asielprocedures, waartoe de IND moet worden versterkt.
Een minister van MIO weet wat migratie betekent voor de economie van Nederland, zonder de zwart-wit redenering dat migranten een ‘verrijking’ zouden zijn, dan wel Nederland alleen maar geld zouden kosten. Dat hangt helemaal van de asielzoeker af. Een totaal ongeschoolde jongeman zal de Nederlandse samenleving geld kosten, bij de goedopgeleide bouwkundige heeft Nederland baat. Als in het nieuwe beleid tenminste iets minder moeilijk wordt gedaan over de geldigheid van diploma’s. We kunnen het ons niet veroorloven generaties migranten te zien mislukken en een verondersteld reservoir aan talent onbenut te laten.
Zeggenschap deel ontwikkelingsgelden
En dan nog – het wordt in de verste verte geen lichte post -ontwikkelingssamenwerking. Althans zeggenschap over een deel van de ontwikkelingsgelden. Eerder stelden we al vast dat ontwikkeling en economische vooruitgang van een land niet altijd leidt tot minder migratie. Vaak is zelfs het tegendeel het geval. Betere leefomstandigheden, beter onderwijs, meer toegang tot de media, meer vervoersmogelijkheden en hogere verwachtingen leiden juist tot meer migratie. Selectieve migratie – vaak van jonge mannen – ontneemt de bevolking de meest initiatiefrijken. Gerichte ontwikkeling zou daaraan voor een deel een einde kunnen maken. Steunprogramma’s van minister Ploumen voor landen waar veel asielzoekers vandaan komen, zijn een stap in de goede richting, mits die steun gericht wordt ingezet op een vorm van ontwikkeling die potentiële vertrekkers verleidt te blijven.
Staatssecretaris
Asielaanvragen worden de verantwoordelijkheid van een staatssecretaris, die de nieuwe minister gaat ondersteunen. Want het blijft natuurlijk merkwaardig – hoewel verdedigbaar – dat asielaanvragen vallen onder het ministerie van Veiligheid en Justitie. Alsof de aanvrager verdachte is tot het tegendeel is bewezen.
De staatssecretaris kan zich ook bezighouden met de vraag of het Vluchtelingenverdrag van Genève (1951) moet worden herzien, omdat het nu te gemakkelijk is om een permanent verblijf in een ander land te krijgen en het verdrag een loterij is – asielaanvragen die in het ene land worden goedgekeurd, worden in een ander land afgewezen op basis van hetzelfde verdrag.
Anderen vinden dat het verdrag juist herzien moet worden omdat de vluchteling van nu iemand anders is die van 1951. Vluchten voor onderdrukking en vervolging vermengt zich met andere migratiemotieven (lees: economische) en die realiteit moet onder ogen worden gezien. Met andere woorden: verruiming van de mogelijkheden in plaats van beperking.
Tegenstanders van welke verandering dan ook menen dat het verdrag zestig jaar zijn diensten heeft bewezen en een hoeksteen vormt voor het internationale recht. ‘Geneve’ biedt voldoende mogelijkheden om van te strikte regels af te wijken. Niet veranderen dus.
Aan de nieuwe staatssecretaris om dit uit te zoeken en met voorstellen te komen. Als het verdrag toch moet worden herzien, kan een bepaling worden opgenomen dat landen die zorgen voor opvang van vluchtelingen in de regio (Jordanië, Libanon) extra steun verdienen. En dat maatregelen moeten worden genomen tegen landen die weigeren het verdrag te ondertekenen. Hoewel Realpolitik het laatste wel weer in de weg zal staan.
Maar daardoor laten de nieuwe minister en staatssecretaris zich niet uit het veld slaan. Aan het werk!