
Thursdays in Black
COLUMN – Terug in Nederland, na een heerlijke zomervakantie, logt religiewetenschapper Brenda Bartelink in op Facebook. Wat deed je op deze dag een jaar geleden? De poging van Facebook om haar herinneringen te vormen roept meestal ergernis op, maar dit keer niet. Het beeld van de plastic kuipstoeltjes naast een kinderopvangcentrum op het platteland van Kwazulu Natal, waarin ze met haar laptop op schoot zit, doet haar terug denken aan het moment waarop een nieuw ritueel ontstond. In deze column neemt ze je mee in haar verkenning van de betekenis van persoonlijke ervaring.
Een jaar geleden was ik namelijk in Zuid Afrika, waar ik samen met collega onderzoeker Erin Wilson een evaluatie van Channels of Hope for Gender deed. Het programma richtte zich speciaal op het activeren van religieuze leiders om zich in te zetten voor meer gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen in de gemeenschap. Ik sprak met deze leiders, met vrouwen en mannen uit de gemeenschap, met jongeren en vrijwilligers in lokale gemeenschapsprojecten.
De verhalen over verkrachting en geweld kwamen vaak niet direct of vanzelf. Als we er naar vroegen werd er schoorvoetend iets over gezegd, vaak in de tweede of derde persoon. ‘Kinderen worden verkracht, maar families willen het niet zeggen’ vertelt een man ons. ‘Het is ontzettend moeilijk aan te pakken want het wordt nauwelijks gerapporteerd’, deelt een lokale politie agent ons mee. ‘Als mijn man me slaat, dan vertel ik het niemand’, zegt een vrouwelijke onderwijzer, ‘dan lachen de buren me uit en discrimineren me, ik zou me schamen’. De opmerkingen die onze gesprekspartners maken suggereren dat de last van seksueel geweld overwegend bij vrouwen en meisjes zelf wordt gelegd. Evenals de verantwoordelijkheid voor het uitlokken ervan. ‘Meisjes dragen soms te korte rokjes’, merkte een meisje op tijdens een groepsinterview. Hoe ze het ervaren om zulke verhalen te horen, voelen ze zich zelf onveilig misschien? Die vraag leidt meerdere malen tot een ongemakkelijke stilte. In sommige gesprekken meer dan andere, is merkbaar dat een verhaal dat in de tweede persoon wordt verteld wellicht meer raakt aan ervaring dan wordt gezegd. Mijn ongemak wordt niet minder. Het wordt versterkt in de ontkenning van seksueel geweld in andere interviews, veelal met mannen maar ook met vrouwen.
Gender based violence
Gender based violence, het is er wel en tegelijk ook weer niet. Zuid Afrika staat al lange tijd te boek als ‘rape capital of the world’. De cijfers van overheid en politie zijn eigenlijk niet te vertrouwen volgens een onderzoekster van de Universiteit van Witswatersrand, want zij heeft er belang bij het probleem als kleiner voor te stellen. Ontkenning op ontkenning dus. Ik vind het onderzoek doen in Kwazul Natal confronterend om verschillende redenen. Allereerst omdat het zo ingrijpend is om deze vrouwen te horen praten en zwijgen over iets dat ook mijzelf angst inboezemt: de kwetsbaarheid die je hebt als meisje, als vrouw, als mens. Het is ook confronterend omdat mijn rol in het gesprek met deze vrouwen en meiden wringt. In de korte tijd dat we er zijn kan ik geen vertrouwensband met ze opbouwen. Geen wonder dat ze tegen twee witte onderzoekers uit het verre Nederland liever in de tweede of derde persoon spreken. Dat is frustrerend en roept ook vragen op, want wat draag ik in hemelsnaam bij aan het oplossen van dit probleem als onderzoeker. Kom ik slechts een paar nieuwsgierige vragen stellen over de meest intieme zaken in hun leven om vervolgens in mijn studeerkamer een rapport uit te werken dat wellicht gewoon in een bureaula verdwijnt?
Het wordt donderdag en we interviewen een dominee in een dorpskerk. Hij is de eerste religieus leider en man, die zelf het onderwerp ter sprake brengt en benadrukt dat seksueel geweld een groot probleem is in zijn omgeving. Hij draag een t-shirt met het opschrift ‘Thursdays in Black. Towards a world without Gender Based Violence’. Later die dag ontmoet ik een aantal medewerkers van het lokale kantoor van World Vision, allemaal gaan ze gekleed in het zwart. Elke donderdag is Thursday in Black vertellen ze, zo vragen ze samen aandacht voor geweld tegen vrouwen. Thursdays in Black is een campagne voor advocacy en solidariteit met vrouwen die slachtoffer worden van seksueel of gender gerelateerd geweld, in welke vorm dan ook. Het werd ooit – in 1980 – door de Wereldraad van Kerken gestart om aandacht te vragen voor seksueel geweld in oorlogsgebieden. De campagne oefenende destijds veel invloed uit, maar vooral in christelijke kringen. Een aantal jaar geleden werd de campagne nieuw leven in geblazen door twee Zuid-Afrikaanse organisaties, maar nu om de aandacht te vestigen op het gebrek aan veiligheid, bescherming en respect in de meest intieme en persoonlijke levenssferen van vrouwen – het gezin, de lokale gemeenschap, school en werk. Daarmee overschrijdt de campagne grenzen, en brengt het onderwerp dichtbij huis – letterlijk.
Dichtbij huis
‘What happened to you?’ Enkele maanden voor mijn onderzoek luister ik naar Judith Kotzé, medeoprichter van een interreligieus netwerk voor gender en seksualiteit. Tijdens een lezing op het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt ze een Nederlandse krant omhoog met een kop over huiselijk geweld in Nederland. ‘What happened to you?’, vraagt ze. Ook in Nederland komen seksueel geweld en huiselijk geweld voor. Volgens Stan de Haas van Rutgers rapporteerde ongeveer 42% van de vrouwen tussen de 27 en 71 jaar dat ze ooit fysieke seksuele grensoverschrijding had meegemaakt. Volgens een Europese studie uit 2014 ligt dat cijfer zelfs fors hoger dan in de rest van de EU, al zijn daarbij andere factoren in het spel. Maar evengoed: ‘what happened’? Het land van ‘vrijheid blijheid’, waar we er prat op gaan dat het onze eigen keuze is wanneer, hoe en met wie we van onze seksualiteit genieten. Het land waarin we soms vergeten dat vrijheid een ideaal is dat niet voor iedereen even bereikbaar is.
In het afgelopen jaar, waarin ik mij elke donderdag in het zwart hulde, dacht ik soms na over geweld tegen vrouwen. Ik dacht ook na over hoe we voorbij de verschillen tussen zij (met het probleem) en wij (met de oplossing) kunnen geraken. Wat ik in dat jaar vooral deed was ervaren. Dat deed ik op die momenten dat ik ’s ochtends voor mijn kast stond om zwarte kleren uit te zoeken, op die dag dat ik de verkoopster in een winkel uitlegde waarom ik op zoek was naar luchtige zomerse kleding in het zwart en die keer dat ik vergeten was dat het donderdag was en me dat tot mijn schrik realiseerde. Halverwege het jaar viel er een brief op mijn deurmat met het campagne speldje er in. Enkele maanden later spelde ik het op een donderdag op voor ik mocht spreken tijdens een bijeenkomst van het Meer Partijen Initiatief over seksuele gezondheid van meisjes in de Tweede Kamer. Ook dit deed ik geheel in het zwart gekleed. In die ervaringen groeide mijn gevoel van verbondenheid met vrouwen die – op welke manier dan ook – te maken krijgen met geweld. Niet dat ik opeens weet hoe het is om als meisje op te groeien in ruraal Kwazulu Natal en elke dag die onveilige route van school naar huis te moeten lopen. Of dat de angst heb gevoeld van de vrouw in Kenia die dacht dat de mishandeling door haar man tot haar dood en die van haar kinderen zou leiden. Toch zijn ze meer dan cijfers, meer dan informanten in een onderzoek of cases in een rapport voor me geworden.
De kracht van ervaring
‘Het is voor mij een rituele discipline geworden’, vertelde initiator van de Thursdays in Black campagne Lynn van Rooijen van de Zuid Afrikaanse organisatie CABSA me, als ik haar in een interview in 2014 vraag naar haar ervaring met de campagne. De kracht van persoonlijke ervaring is belangrijk maar wordt te vaak over het hoofd gezien in onze cultuur. Hoogleraar Religiewetenschap Birgit Meyer, die onlangs de prestigieuze Spinoza Premie won, doet al vele jaren onderzoek naar de rol van het lichaam en de zinnen in religieuze overtuiging. Ze betoogt op basis van langdurig onderzoek in Pinksterkerken in Ghana dat er een heel eigen ‘aesthetics of persuasion’ is die over het hoofd wordt gezien. Die invalshoek is relevant, want er is volgens haar – in tegenstelling tot wat veel mensen denken – niets irrationeels aan het lichaam, aan de zinnen, de ervaring en aan uiterlijke kenmerken. Het lichaam en de zinnen zijn politiek. Ze dragen betekenis, maar geven ook betekenis aan de wereld. Het leert me dat er een hele wereld aan ons voorbij gaat als we ons alleen richten op het cognitieve, op dat wat in cijfers of woorden kan worden uitgedrukt. In mijn onderzoek in Kwazulu Natal was dat wat niet werd gezegd zo veelzeggender dan wat er werd besproken.
Het dragen van zwart op donderdag heeft mijn ervaringen – op donderdag en daarbuiten – gekleurd. Het heeft me van outsider ook een beetje insider gemaakt. Dat voelde ik toen ik enkele weken na mijn bezoek aan Kwazulu Natal in Nairobi een vrouwelijke dominee tegenkwam. Ze was in het zwart gekleed net als ik. In één oogopslag hadden we iets dat ons bond. Het dragen van zwart op donderdag heeft mij gestimuleerd over de grenzen van het – soms veel te smalle – ontwikkelingsdebat heen te kijken. De cijfers, de efficiency en resultaatgerichtheid deden er even niet toe. Het laat me voelen wat ik belangrijk vind, voor ik het in rationele en genuanceerde beschouwingen en analyses heb gegoten. Thursdays in Black raakt. Sinds kort droom ik daarom van het moment hier in Nederland dat ik op donderdag iemand gekleed in het zwart tegen kom en dat we beiden weten waar we – op dat moment op die dag – voor staan. Voorlopig draag ik zwart op donderdag, wie doet er mee?
Onlangs publiceerde Brenda Bartelink een rapport over de bijdrage van Thursdays in Black en andere faith-based initiatieven in het betrekken van religieuze leiders bij de bevordering van rechten rondom gender en seksualiteit. Dat rapport is hier te vinden.