
Eerlijke handel en de SDG’s
BLOG – Dit weekend is het zover. Dan worden de SDG’s in New York vastgesteld. Er wordt dezer dagen veel geopinieerd over de 17 doelen met 169 subdoelen, waarvan de uitvoering biljoenen gaat kosten. Is deze agenda niet overambitieus? Evert-Jan Brouwer van Woord en Daad kan zich die kritiek wel voorstellen. Tegelijk zijn de SDG’s straks een feit. Ze worden de algemeen erkende richtlijn voor alles wat bijdraagt aan een wereld met minder armoede, een wereld waarin de dingen een beetje eerlijker toegaan. Daarom neemt hij in dit blog de SDG’s gewoon serieus. Ditmaal bekijkt hij ze door de bril van eerlijke handel. Wat kunnen de SDG’s ons in dat opzicht brengen?
Handel en ontwikkeling
Handel en ontwikkeling hebben veel met elkaar te maken, op allerlei mogelijke manieren. Denk aan het ontwikkelen en verduurzamen van internationale productketens, bijvoorbeeld van hardhout, cashew, goud of koffie. Of aan het verstrekken van risicokapitaal met garanties aan startende ondernemers in fragiele staten. Aan regels rond invoer en uitvoer van producten. Aan kwaliteitsstandaarden voor producten. Of aan regels voor belastingheffing voor multinationale bedrijven.
Om mensen in armere landen een kans te geven, zijn hervormingen op handelsgebied net zo belangrijk als op het gebied van landbouw, infrastructuur, gezondheidszorg of onderwijs.
In hoeverre heeft eerlijke wereldhandel een stevige plek gekregen in de SDG’s? Anders gezegd: komt de positie van ontwikkelingslanden in de wereldhandel, impliciet of expliciet, terug in de SDG’s? Ik heb er het Draft Outcome document van New York nog maar eens even bij gepakt.
Doel 1: het beëindigen van armoede in al zijn vormen, overal
Dit doel beoogt onder meer dat in 2030 alle armen en kwetsbaren van deze wereld gelijke rechten hebben op economische hulpbronnen. De tekst noemt ook het beschikken over land- en eigendomsrechten en toegang tot financiële diensten. Hoewel handel hier niet uitdrukkelijk genoemd wordt, is het realiseren van deze zaken een keiharde voorwaarde voor mensen in ontwikkelingslanden om überhaupt handel te kunnen drijven, nationaal en internationaal. In de toelichting wordt helaas alleen ontwikkelingssamenwerking expliciet genoemd als een middel om dit doel te bereiken. Dat hervorming van nationaal beleid door ontwikkelingslanden zelf hiervoor evenzeer nodig is, werd in de Zero Draft nog wel aangestipt, maar wordt in de tekst voor New York helaas niet benoemd.
Doel 2: beëindig honger, bereik voedselzekerheid en verbeterde voeding, en bevorder duurzame landbouw
Doel 2 noemt eerlijke wereldhandel wel uitdrukkelijk. Het raakt er ook sterk aan. Vooral omdat wereldwijde handel in landbouwproducten sterk toeneemt. Weliswaar exporteren ontwikkelingslanden steeds meer, maar de toename van voedselimporten is, onder andere vanwege de sterke urbanisatie in diverse Afrikaanse landen, nog groter. Zoals het er nu voorstaat, tekent de internationale gemeenschap in New York er voor dat handelsbeperkingen en verstoringen op de wereldvoedselmarkt gecorrigeerd en voorkomen moeten worden. Onder andere door alle vormen van landbouwsubsidies en exportmaatregelen af te schaffen. Duidelijke taal die wel impliceert dat de recente hervormingen van het Europese landbouwbeleid niet ver genoeg gingen.
Het is daarbij ook van belang in het oog te houden dat in sommige situaties kwetsbare sectoren in ontwikkelingslanden gebaat kunnen zijn bij bescherming tegen importen uit andere landen. Monitoring van de effecten van handel op de voedselzekerheid en -veiligheid in arme landen blijft daarom van belang. Minister Ploumen heeft in 2014 verklaard dat ze zich daarvoor gaat inzetten.
Doel 8: bevorder continue, inclusieve en duurzame economische groei; volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen
Onder dit doel wordt sterke nadruk gelegd op het scheppen van banen, het versterken van ondernemerschap en het stimuleren van productiviteit. De bijbehorende subdoelen noemen handel niet uitdrukkelijk. Echter, in de onderliggende Means of Implementation (zeg maar de middelen om de realisering van het doel mogelijk te maken) staat ineens een duidelijke oproep om meer geld te steken in Aid for Trade, ofwel hulp voor handel, voor de minst ontwikkelde landen. Denk aan allerlei maatregelen die handel bevorderen: vereenvoudiging van procedures, verbetering van systemen om de kwaliteit van producten te meten, verkorting van wachttijden bij de douane, investeringen in infrastructuur enzovoorts.
Doel 10: Verminder ongelijkheid binnen en tussen landen
Dit is potentieel een verstrekkend doel, afhankelijk van hoe gelijk je de boel wilt trekken op aarde. Daar lopen de politieke meningen erg over uiteen. Kijken we naar de concretisering van dit doel, dan gaat het bijvoorbeeld om het reguleren van de internationale financiële markten en instituties, maar ook om het geven van een sterkere stem aan ontwikkelingslanden in mondiale financiële instellingen. Daarbij moet het principe van de WTO nageleefd worden, dat ontwikkelingslanden een speciale, gedifferentieerde behandeling moeten krijgen. Wie de onderhandelingen over de Economic Partnership Agreements volgt, weet echter dat de mate waarin ontwikkelingslanden zo’n behandeling krijgen een punt van groot debat is. Vraag is bijvoorbeeld in hoeverre die behandeling alleen maar inhoudt dat ontwikkelingslanden iets meer tijd krijgen om te liberaliseren, of dat het ook de vrijheid kan betekenen om een eigen economisch ontwikkelingspad te volgen.
Doel 12: Verzeker duurzame consumptie- en productiepatronen
Bedrijven, in het bijzonder grote transnationale ondernemingen, moeten aangemoedigd worden om duurzaam te produceren en te handelen, en daarover ook te rapporteren. In de praktijk maken sommige bedrijven hier al behoorlijk werk van. Een aardig initiatief in dit verband is dat van de World Connectors met hun Post 2015 Charter waaraan ook de nodige bedrijven verbonden zijn. Wie wie moet aanmoedigen wordt echter compleet in het midden gelaten. Misschien kunnen bedrijven elkaar ook opjutten, en als afnemers en klanten druk uitoefenen, wil dat ook nog wel eens helpen.
Doel 14: Realiseer een goed beheer en duurzaam gebruik van de oceanen, zeeën en andere marine bronnen, met het oog op duurzame ontwikkeling
Overbevissing en illegale bevissing zijn kwesties die zo nu en dan het nieuws halen. Soms zijn er rechtszaken waarin ook Nederlandse vissers, die met hypermoderne apparatuur vissen in exotische wateren, gedagvaard worden. Het 14de SDG wil een eind maken aan subsidies die leiden tot een te grote bevissingscapaciteit, tot overbevissing en tot illegaal vissen. Voor minst ontwikkelde landen geldt een soepeler opstelling dan voor andere landen.
Doel 17: Versterk de middelen voor uitvoering van de doelen en geef een nieuwe impuls aan het Wereldwijde Partnerschap voor Duurzame Ontwikkeling
Het laatste doel lijkt een beetje op het huidige Millenniumdoel 8: vaag en procesmatig, niet inhoudelijk. Als je het niet heel concreet maakt, ligt niemand wakker van dit doel. Wie goed doorleest, ziet dat het wel concreet wordt gemaakt. Drie op zichzelf goede zaken worden met betrekking tot handel genoemd, waarbij toch ook weer vragen te stellen zijn over de haalbaarheid:
- Bevordering van een universeel, op regels gebaseerd, non-discriminatoir en rechtvaardig multilateraal handelssysteem onder de WTO. Dat is mooi gezegd, maar de realiteit is dat een fair multilateraal handelssysteem ver weg lijkt. In plaats daarvan ontstaat in rap tempo een grote lappendeken aan bilaterale en regionale handelsakkoorden.
- Het aandeel van de minst ontwikkelde landen in de wereldwijde export moet in 2020 verdubbeld zijn ten opzichte van nu. Dit doel zal iedereen prima vinden, de vraag is wat de route daar naar toe is. Of zou het behalen van dit doel de uitkomst moeten zijn van gerichte inspanningen op al de andere genoemde doelen?
- Zorg er tijdig voor dat de minst ontwikkelde landen een permanente heffingsvrije en quotavrije toegang tot markten krijgen. Preferentiële oorsprongsregels op importen uit ontwikkelingslanden moeten bijdragen aan bevordering van markttoegang. Dit doel sluit nauw aan bij de meest recente WTO formuleringen, maar realisatie ervan betekent niet dat ontwikkelingslanden automatisch veel gemakkelijker handel kunnen drijven met bijv. Europa. Het voldoen aan hoge kwaliteitseisen, bijvoorbeeld op fytosanitair gebied, is een Non-Trade Barrier waar óók oplossingen voor gezocht moeten worden. Over dat soort barrières zwijgt de tekst echter grotendeels.
Conclusie
Wat is de verwachte oogst van New York op het gebied van eerlijke (wereld)handel? Weliswaar heeft eerlijke handel het niet geschopt tot een heus doel. Niet één van de 17 doelen noemt het concreet en expliciet. Wie echter naar de subdoelen en de middelen voor uitvoering kijkt, komt een aanzienlijk aantal duidelijke teksten tegen. Dat biedt aanknopingspunten voor een gerichte inzet, ook van Nederland en de EU, op eerlijke wereldhandel. Dat aanknopingspunten niet gelijk oplossingen zijn, heb ik met dit artikel duidelijk willen maken. Veel hangt af van de bereidheid om de handelsbelangen van ontwikkelingslanden volop serieus te nemen. Zeker op de lange termijn loont dat ook nog eens.
Een gemiste kans is het gebrek aan aandacht in de SDG’s voor regionale economische integratie. Op dit moment gaan onderhandelingen over TTIP, de Economic Partnership Agreements en andere handelsverdragen zo snel, dat ontwikkelingslanden eerder integreren in de wereldeconomie als dat ze onderling hun enorme handelsbarrières weten te slechten. Dit terwijl het leeuwendeel van de productie bedoeld is voor afzet in de directe regio. Door de EU en Nederland wordt het belang van regionale economische integratie, bijvoorbeeld binnen West- of Oost-Afrika, zeker erkend, maar het lijkt er soms op alsof het snel realiseren van toegang van Europese producten tot markten in ontwikkelingslanden de hoogste prioriteit heeft. Laten we hopen dat, ondanks deze omissie, Nederland en andere partners zich hier wel volop sterk voor zullen maken.