Nederland: klein tafellaken of groot servet?

BLOG – Simone Filippini, directeur van Cordaid, vraagt zich af waar Nederland wil staan. Aan de randen van het internationale speelveld, of als voorloper in een koppositie? Als het huidige afbraakbeleid wordt voortgezet, zo argumenteert ze, raakt Nederland zowel haar internationale reputatie als de middelen om haar eigenbelang veilig te stellen kwijt.

Iedereen die zich bij het ministerie van Buitenlandse Zaken met Europese of wereldwijde internationale samenwerking bezighoudt, kent deze vraag: willen wij als Nederland een klein tafellaken zijn – ‘punching above our weight’ zoals dat heet – en maximale invloed proberen uit te oefenen? En zijn we bereid daar dan ook langjarig en zonder morren in te investeren? Dus een kwalitatief hoogwaardige, moderne en royale diplomatieke en handelsaanwezigheid over de wereld; stevige investeringen in defensie, in het bevorderen van de internationale rechtsorde, in de VN, in de EU, in vrede en veiligheid en in duurzame ontwikkeling. Een land dat staat voor internationale afspraken en dat steeds het goede voorbeeld geeft. En daarmee een plek verwerft aan tafel bij discussies die er echt toe doen. Zoals de begeerde zetel in de VN Veiligheidsraad. Een land dat goodwill opbouwt die zich ook terugvertaalt in betere politieke en handelsrelaties.

Of nemen we genoegen met de positie als groot servet? Dat wil zeggen een beduidend kleinere inzet op internationaal beleid, minder inspanningen gericht op maximalisatie van invloed op belangrijke agenda’s, minder geld naar het buitenland, kleinere en minder ambassades, minder financiële middelen naar defensie, diplomatie en mondiale en ontwikkelingsproblemen. En dus niet bij de groten der aarde aan tafel. Geen deel van interessante ‘voorloperscoalities’ en niet worden niet uitgenodigd bij de G-20 plus.

Kortom, hoe staat het met ons ambitieniveau? Onze inzichten in ons welbegrepen eigenbelang? Ons gevoel en onze inzet voor internationale solidariteit en een betere wereld?

Verbazing

Het vredige uitzicht gedurende mijn twee vakantieweken over vredige Zuid-Franse wijnvelden staat in schril contrast met de berichten die ik in de kranten lees: de aanhoudende ‘migratiecrisis’ in Europa; door ISIS verkrachte meisjes; het hatelijke debat tussen Republikeinse kandidaten voor het presidentschap van de VS; twee dagen met talrijke dodelijke aanslagen in Afghanistan; gewonden bij een aanslag politiebureau in Istanbul; misbruikschandaal in Pakistan; Israëlische troepen schieten Palestijn dood en vanuit minstens negen landen en drie continenten worden wapens naar Zuid Soedan verhandeld.

Die discussie over het nut van ontwikkelingssamenwerking roept bij mij al jaren verbazing op. In de politiek wordt het belang van de Nederlandse diplomatie, de Nederlandse bijdrage aan internationale civiele en militaire missies en de inzet op steun aan ontwikkelingsprocessen fel, soms op een bijna hatelijke manier, bediscussieerd. Dat terwijl het belang van ontwikkeling internationaal juist extra wordt erkend door steeds meer partners waaronder het bedrijfsleven, en de wereldwijde ambities met de recent overeengekomen duurzame ontwikkelingsdoelen net verder zijn opgevoerd.

Nederland zegt deze ambities te delen. In haar campagne voor de zetel in de VN Veiligheidsraad heeft Nederland het motto ‘Your Partner for Peace, Justice and Development’ en legt daarin expliciet een verband tussen vrede & veiligheid enerzijds, en duurzame en inclusieve groei anderzijds. Ik verbaas me erover dat Nederland desondanks haar diplomatiek apparaat uitkleedt. Zit de Nederlandse Keizer straks niet zonder kleren in haar nieuwe zetel?

Slecht begrepen eigenbelang

Wij houden onze eigen broek wel op, lijken de zelfgenoegzame Nederlandse politici te denken. Waar komen deze gevoelens en ideeën vandaan? Hebben wij anderen eigenlijk niet zo nodig en hoeven zij ook niet meer op ons te rekenen? Dat in een wereld waarin we allemaal met elkaar verbonden zijn en waar zaken die elders gebeuren ook in toenemende mate hier hun consequenties hebben.

Nederland is een klein land dat toevallig op een strategische plek ligt aan de monding van een paar van de grote Europese rivieren en aan de Noordzee. Aan belangrijke handelsroutes dus. Een democratisch en open handelsland, dat belang heeft bij ‘rust, orde en regelmaat’. Voor ons als natie staat dat gelijk aan vrede en veiligheid, een onbelemmerd handelsklimaat, een sterke en goed bewaakte internationale rechtsorde, en bloeiende economische en sociale verhoudingen in de rest van de wereld. Sinds wanneer begrijpen we ons eigenbelang zo slecht dat we ook de middelen waarmee we dat eigenbelang veiligstellen in de uitverkoop hebben gedaan?

Wij zijn als Nederland altijd heel goed geweest in onze koopmansgeest en morele overtuigingen over mensenrechten en vrijheden aan elkaar te koppelen. En dat op een wijze die respect afdwong, vernieuwend was, maar ook gebruik maakte van de kracht van ons land. Waar het gaat om internationale samenwerking, zit die in ons pragmatisme: de manier waarop we met iedereen samenwerken, of het nu om overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen of maatschappelijke organisaties gaat. We hebben altijd het doel vooropgezet en vervolgens gekeken welke aanpak op welk moment het beste ergens bij paste.

Ontwikkelingssamenwerking was daar ook een stralend voorbeeld van. Het Medefinancieringsprogramma, dat de Nederlandse overheid 50 jaar geleden startte en in 2016 opdoekt, is altijd een voorbeeld geweest voor veel andere landen, waar jaloers naar werd gekeken. Natuurlijk is het mee veranderd met een veranderende wereld. En dat het verder zou evolueren, dat stond vast. Maar waarom dit programma, dat ruimte bood aan een vraaggerichte aanpak en benadering, gewoon opheffen? Waarom niet juist versterken, verbeteren, verder moderniseren? Waarom van Handel en Hulp, Lobby & Advocacy weer de zoveelste nieuwe evangelies maken in plaats van ze te behandelen als welkome aanvullingen en versterkingen op staand beleid en bewezen praktijken?

Reëel beeld schetsen

Ontwikkelingssamenwerking is zeker geen oplossing voor alles. Er zijn ontzettend complexe problemen in de wereld, vreselijke conflicten, mensen in grote nood. Aan verbetering daarvan kan ontwikkelingssamenwerking bijdragen. En doet dat ook. Via overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De laatste vooral met concrete ondersteuningsprogramma’s op die plekken waar overheden afwezig zijn. Lobby en beïnvloeding vraagt altijd om een langetermijnperspectief, geduld, en moet in de meest kwetsbare gebieden altijd ondersteund worden door concrete steun in de rug. In Zuid-Soedan hebben mensen alleen baat bij capaciteitsversterking voor lobby en beïnvloeding, als dat gepaard gaat met voedselzekerheid, beter onderwijs en gezondheidszorg.

Ontwikkelingssamenwerking is een integraal onderdeel van de manier waarop Nederland zijn eigen internationale ambities invult en zijn belangen veiligstelt. En daarom een integraal onderdeel van het Nederlandse buitenlandbeleid, gericht op de bevordering van vrede en veiligheid, mensenrechten, duurzame economische ontwikkeling, een internationale rechtsorde die staat als een huis, en op de ‘rust, orde en regelmaat’ die ons land nodig heeft om te floreren.

Onze verwachtingen zijn hooggespannen, maar onze inzet laat te wensen over. We moeten een reëel beeld schetsen van mogelijkheden en resultaten en heel scherp zijn op kwaliteit, effectiviteit en transparantie. Wat dient het Nederlandse belang het beste: inzet op een klein tafellaken en maximaliseren van invloed en internationale goodwill? Of de positie als groot servet en neemt het genoegen met een plek aan de tafels aan de randen van de eetzaal?

Auteur
Simone Filippini

Datum:
12 augustus 2015
Categorieën: