Maakt IATI standaard monitoring & evaluatie overbodig?

BLOG – Vanaf 1 januari 2016 is het gebruiken van de IATI standaard verplicht voor alle partners van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In deze bijdrage houdt  René Vermeulen de huidige stand van zaken van open data en het gebruiken van IATI standaard in met name de Nederlandse ontwikkelingssector tegen het licht.  Schieten we eigenlijk wat op met het gestandaardiseerd bijhouden van al die informatie en wordt Monitoring & Evaluatie nu overbodig? 

Aan het eind van afgelopen voetbalsiezoen werd voor het eerst een voetbalploeg kampioen door beleid te voeren puur op basis van data en statistiek. FC Midtjylland won in Denemarken voor het eerst de landstitel in de hoogste divisie door beleid te voeren op basis van statistische modellen. De scouts kijken niet meer naar wedstrijden, maar naar de data en de modellen. Ondertussen verdwijnen er 5000 banen bij de belastingdienst, omdat het werk meer is gaan lijken op data analyse. En dat werk kan beter, makkelijker en sneller met computers gedaan worden.

Ook de ontwikkelingssector staat niet stil als het aankomt op het gebruik van (open) data en statistiek. Zoals ik in mijn eerste blog schreef is 2015 het internationale jaar van de evaluatie en tevens overgangsjaar van Millenniumdoelen naar Sustainable Development Goals, en is het tevens het jaar van MFS-II naar Strategische Partnerschappen. Het meten van voortgang op de globale doelen stipte ik de vorige keer aan, het meten van de door Buitenlandse Zaken gesponsorde projecten is nu aan de beurt. Dit brengt namelijk nog een nieuwigheidje met zich mee voor de partners van BuZa: de IATI standaard (International Aid Tranparency Initiative) en het principe van open data. De mate van nieuwigheid zal verschillen per organisatie, want bij mijn voorbereiding van deze blog trof ik reeds een volledig dossier Open Data op het ViceVersa platform. Veel informatie over IATI is te vinden op de website van Partos.

IATI dient verschillende doelen

Open data wordt steeds belangrijker bij het in kaart brengen van ontwikkelingsinitiatieven en bij het meten van de resultaten van projecten en programma’s. ‘Data’ verwijst daarin naar alle gegevens (informatie) die er beschikbaar zijn over ‘iets’. Dat ‘iets’ kan eigenlijk van alles zijn, van een product tot een project of een volledig programma. Het gebruiken van open data en de IATI standaard kan verschillende doelen dienen: communicatie over resultaten, transparantie (over voornamelijk geldstromen), voldoen aan IATA standaard en voor interne sturing (monitoring & evaluation). Daarmee past dit streven naar transparante informatie en het deelbaar maken van deze informatie binnen trends in ontwikkelingssamenwerking, ingezet met de Paris Declaration on Aid Effectiveness en de opvolgers daarvan. Transparant, accountable, resultaten gericht, u kent het mantra. Een andere waarneembare trend, die versterkt wordt door de technische mogelijkheden, is verwant aan het vierde doel van open data: interne sturing. Er ontstaat meer en meer behoefte aan monitoren van actuele informatie om snel te kunnen bijsturen, dan het achteraf terug te kijken op een (langdurig) project om te kijken of de ooit bedachte resultaten behaald zijn.

BuZa heeft in 2011 aangekondigd dat de resultaten van haar ontwikkelingswerk open en online beschikbaar moet zijn. Daardoor is er veel data beschikbaar in de IATI standaard over alle projecten die BuZa steunt op de website Open Aid NL, vergelijkbaar met de DevTracker van UKAID/DFID. Bij de aankondiging door toenmalig staatssecretaris Ben Knapen werd het belang van open data uitgelegd als: “als je wilt weten hoeveel waterputten er dit jaar in Oeganda geslagen worden, wie dat doet, wat ze kosten en wie er gebruik van maken, dan moet je via open data op al dit soort vragen een antwoord kunnen vinden” bron. Het bijhouden en presenteren van de door Knapen genoemde data (wie, wat, waar en wat kost het?) is jammer genoeg maar een zeer eenzijdige interpretatie van de resultaten van ontwikkelingsprojecten. Dit beantwoordt eigenlijk alleen de transparantie vereisten (inzicht in geldstromen voor draagvlak onder Nederlandse burgers), en vertelt niks/weinig over de gewenste (gedrags)verandering bij vrouwen, kinderen, boeren of welke doelgroep dan ook.

Grootste uitdaging

Dat laatste is volgens mij nog altijd de grootste uitdaging die er is voor het gebruik van open data anno 2015. Eén van de beloftes van open data in de IATI standaard is dat het het monitoren (en evalueren) van project resultaten standaardiseert en eenvoudiger maakt. Helaas blijkt uit ervaringen met meten van de Millenniumdoelen dat standaardisatie en kwantificatie van resultaten een plat en eenzijdig beeld geven. Het huidige gebruik van open data en IATI initiatieven van bijvoorbeeld Cordaid en BuZa laten zien dat monitoring van project informatie maar een deel van het verhaal is.

Om bij het waterput voorbeeld van Knapen te blijven: open en actuele data kan inzicht geven in het project. Iedereen (m.n. aan de donorkant) kan zien waar de put is, wie erbij betrokken zijn, wat het kost, hoe lang het project duurt en wat de doelstellingen van het project zijn (goed voor communicatie en transparantie). Daarnaast kan, indien nodig, door middel van beschikbare en actuele informatie aanpassingen aan het project gedaan worden (interne sturing).

Aanvullende methodes

Maar daar houden de resultaten van project Waterput niet op natuurlijk! Nóg veel interessanter is het om daarna te monitoren hoeveel mensen er gebruik van maken, hoeveel water de put oplevert, wat de kwaliteit van dit water is en zelfs of dit gevolgen heeft voor het aantal ziektes en zelfs sterfgevallen in de omgeving van de nieuwe waterput. Het deel van het verhaal dat nog mist is het goed monitoren van activiteiten en resultaten. Helaas zijn stappen in die richting nog niet (genoeg) gemaakt. Momenteel bevat de communicatie over ontwikkelingsprojecten voornamelijk kwantitatieve informatie op een laag resultaatniveau; voornamelijk input, activiteiten en outputs, weinig outcomes en impact. Als we dit laatste transparant en standaard gaan bijhouden hebben we pas echt interessante en waardevolle informatie in handen! Open data en IATI geven mijns inziens geen volledig beeld van de resultaten van een project. Daarvoor heb je aanvullende methodes nodig om gedegen evaluaties te doen, zoals bijvoorbeeld Outcome Harvesting, Contributie Analyse of Randomised Control Trial (impact evaluatie).

Kortom, open data in een standaard format heeft enorme potentie voor ontwikkelingssamenwerking: informatie over ontwikkelingssamenwerking bijhouden in het IATI standaard format en open toegankelijk maken is zeker van groot belang voor de toekomst van monitoring & evaluatie. Eenvoudig en transparant communiceren over activiteiten, projecten en de resultaten daarvan kan het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking zeker versterken. Goede en beschikbare informatie kan ook zeker bijdragen aan het bewijzen van de juiste resultaten van ontwikkelingssamenwerking. Het zou het werk van evaluatoren in elk geval een stuk makkelijker maken. Mijn vrees is alleen dat er – net als bij het monitoren van de Millenniumdoelen – een hoop kwaliteit verloren gaat door de behoefte aan standaardisatie en kwantitatieve meting. Het gaat er niet alleen om dát je meet, het gaat erom wát je meet.

René Vermeulen heeft de papieren om zichzelf zowel basisschoolleraar als sociaal geograaf te noemen. Hij werkt graag op het raakvlak tussen theorie en praktijk en doet dat momenteel bij MDF Training & Consultancy. Daar houdt hij zich bezig met Monitoring, Evaluation & Learning en Capacity Building en maakt zich druk om onderwijs en ontwikkelingsamenwerking. Voor ViceVersa zal hij dit jaar met enige regelmaat zijn licht laten schijnen over onderwerpen die daaraan verwant zijn.

Auteur
Rene Vermeulen

Datum:
02 juli 2015
Categorieën: