Geen bindende regels, wel rechten voor bedrijven

OPINIE – Mensenrechtenschendingen door bedrijven komen op grote schaal voor en worden vaak niet bestraft. Van 6 tot 10 juli 2015 onderhandelden de VN over bindende regels voor bedrijven, verantwoordelijkheid voor schade die zij veroorzaken, en toegang tot het recht voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen. De EU, en Nederland in haar kielzog, koos ervoor om niet deel te nemen aan de onderhandelingen. Dit staat in schril contrast met het beeld van de mensenrechtenkampioen dat de EU graag van zichzelf schetst, zo schrijven Mariëtte van Huijstee (SOMO), Anne Schuit (SOMO), Anne van Schaik (Friends of the Earth Europe) en Hilde van der Pas (Transnational Institute).

In juni 2014 nam de VN Mensenrechtencommissie een historische resolutie aan voor het vormen van een intergouvernementele werkgroep met de opdracht een internationaal verdrag te ontwikkelen voor bindende regels voor bedrijven op het gebied van mensenrechten. Het bestaande normenkader op dit gebied is nu nog grotendeels vrijwillig. Van bedrijven wordt verwacht dat zij mensenrechten respecteren, maar de lijst met mensenrechtenschendingen, door bijvoorbeeld landroof, milieuvervuiling en uitbuiting van arbeiders, blijft groeien. Deze schendingen gaan gepaard met straffeloosheid voor de bedrijven en een groot gebrek aan rechtvaardigheid voor de slachtoffers.

De sessie van de intergouvernementele werkgroep in juli 2015 was de eerste uit een serie van drie – waarbij toegewerkt wordt naar een voorstel voor een verdrag in 2017.

Heet hangijzer: reikwijdte van het verdrag

Een van de hete hangijzers tijdens de eerste sessie was de reikwijdte van het toekomstige verdrag: moet het alleen gericht zijn op transnationale ondernemingen, of moet het alle ondernemingen omvatten? Terwijl de resolutie om bindende regels voor transnationale ondernemingen vraagt, pleit de EU voor een verdrag voor alle bedrijven. Maatschappelijke organisaties en juridische experts hebben hierover uitvoerig gediscussieerd, en zien verschillende mogelijkheden voor de reikwijdte van het verdrag. De Treaty Alliance, een alliantie van honderden maatschappelijke organisaties wereldwijd, waaronder SOMO, FoEE en TNI, roept op tot een brede discussie over de definitie van bedrijven in het verdrag.

Weinig constructieve houding van de EU

De eerste sessie van de VN werkgroep begon met bezwaren van de EU tegen de voorgestelde agenda. De EU en haar lidstaten eisten allereerst dat het mandaat van de werkgroep zou worden uitgebreid naar een verdrag dat van toepassing is op alle bedrijven, maar gaven hier geen inhoudelijke argumenten voor. Daarnaast wilde de EU meer aandacht voor het bestaande normenkader, de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, dat voor bedrijven grotendeels vrijwillig is. De extra sessie over de Guiding Principles werd inderdaad ingelast, maar de EU kreeg geen steun voor het uitbreiden van het mandaat. Daarop besloot de EU de rest van de sessie van de werkgroep niet meer bij te wonen. Dit is zeer teleurstellend omdat het programma voldoende ruimte bood om over de reikwijdte van het verdrag te discussiëren. De EU had haar argumenten en bezwaren dan ook tijdens de sessie in moeten brengen. De stellingname van de EU in het begin van de sessie lijkt daarmee vooral een politieke zet te zijn geweest om verdere deelname aan de sessie te ontlopen.

Wel rechten voor bedrijven, maar geen plichten

De afwezigheid van de EU roept sterke vraagtekens op met betrekking tot de daadwerkelijke belangen en standpunten van de EU. De EU lijkt niet geïnteresseerd in een sterk mensenrechtenverdrag dat slachtoffers van bedrijven eindelijk de toegang tot gerechtigheid geeft die met het huidige normenkader vaak nog ontbreekt. Dit is extra zuur, aangezien de EU tegelijkertijd wel bezig is het TTIP verdrag af te sluiten, wat de rechten van bedrijven vergroot. Dit past binnen een trend waarbij bedrijven steeds meer macht en rechten krijgen. Terwijl de rechten van burgers, werknemers en gemeenschappen ten aanzien van mensenrechtenschendingen van internationale bedrijven volstrekt niet onvoldoende is geborgd. De ISDS clausule in TTIP geeft bedrijven het recht overheden aan te klagen als nieuw beleid hun bedrijfsvoering (oftewel winsten) dreigt aan te tasten. Ook als dat nieuwe beleid opkomt voor de sociale en politieke rechten van de bevolking. Nederland is Europees koploper als het gaat om het aantal zaken dat hierover wordt aangespannen.

Dit komt er dus op neer dat Nederland en de Europese Commissie met de VS en het bedrijfsleven onderhandelen over een deal die vergaande voordelen en juridische bescherming biedt voor bedrijven, terwijl het bij de VN tijdens onderhandelingen voor rechten en bescherming voor mensen die geschaad worden door diezelfde bedrijven schittert in afwezigheid.

Afwezigheid van Nederland

Ook Nederland was na de eerste dag van de sessie afwezig. Dit terwijl de Nederlandse regering heeft aangekondigd dat ‘business and human rights’ een speerpunt is voor haar voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2016, en erkent dat er sprake is van een global governance gap bij de bescherming van mensenrechten voor bedrijfsgerelateerde schendingen. Hoewel de regering ziet dat het verdrag een toegevoegde waarde kan bieden op het vlak van toegang tot recht, heeft de regering toch besloten om de positie van de EU om niet deel te nemen aan de werkgroep te steunen. Voornaamste argument hiervoor is dat dit verdragsproces staten, bedrijven en andere stakeholders af zou houden van de implementatie van de UN Guiding Principles. Nederland steunt daarnaast de positie van de EU dat zij alleen willen praten over een verdrag als van het begin af aan duidelijk is dat alle bedrijven hieronder vallen, en niet alleen multinationals.

In het kort komt de redenering van de Nederlandse regering hier op neer: als elk land haar bestaande verplichtingen zou nakomen en haar eigen burgers zou beschermen tegen mensenrechtenschendingen door bedrijfsactiviteiten op hun grondgebied, dan is er geen internationaal verdrag nodig. De UN Guiding Principles geven hier volgens hen voldoende handreikingen voor aan staten en bedrijven, en de regering lijkt dan ook de motivatie van voorstanders van het verdrag (bv Ecuador, Zuid-Afrika en Bolivia) in twijfel te trekken. Hierbij gaat Nederland volledig voorbij aan de complexe internationale realiteit. Zo is er een omvangrijke machtsonbalans tussen grote multinationals aan de ene kant en Zuidelijke landen en lokale gemeenschappen aan de andere kant. Deze landen zijn vaak zo afhankelijk en zo wanhopig om buitenlandse investeringen aan te trekken dat ze bereid zijn handhaving van regels ter bescherming van hun milieu en bevolking te laten varen. Multinationals maken vaak slim gebruik van de concurrentie tussen staten om regeldruk te verminderen. Daarnaast vindt een groot deel van de schendingen plaats in landen met zwakke regeringen en grote mate van gebrek aan capaciteit om te reguleren en handhaven, zoals in fragiele staten en conflictgebieden. Nederland zegt dat die landen zelf multinationals verantwoordelijk moeten houden, terwijl zij daar per definitie niet toe in staat zijn. Nederland zou er op zijn minst voor moeten zorgen dat Nederlandse bedrijven die over de grens mensenrechten schenden of hier bij betrokken zijn, niet ongestraft blijven. Een internationaal verdrag zou daartoe bijdragen, een gelijk speelveld kunnen creëren tussen landen, en de machtsongelijkheid enigszins herstellen.

Lokale gemeenschappen van over de hele wereld hebben hun hoop gevestigd op een akkoord binnen de VN. Zonder de EU is het onmogelijk om tot een effectief akkoord te komen dat de rechten van mensen echt zal beschermen. Een bindend verdrag voor bedrijven moet een prioriteit worden voor de EU en haar lidstaten. Dit kan alleen bereikt worden door het ontwikkelen van regulering die duidelijke regels stelt, aansprakelijkheid creëert en mensenrechten centraal stelt.

Ondanks de EU inhoudelijk voortgang in de discussie

Veel van de staten die wel aanwezig waren (bijna alleen maar afkomstig uit het zuiden) stonden open voor discussie en debat. Hoewel er duidelijk verschil in positie is over sommige onderwerpen, zoals over het punt van de reikwijdte van het verdrag, tekende zich wel consensus af over het vraagstuk van welke mensenrechtenschendingen onder het verdrag zouden moeten vallen. Dit zou niet alleen moeten gaan over de meest ernstige mensenrechtenschendingen zoals betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven en martelingen, maar over alle mogelijke inbreuken op rechten, inclusief arbeidsomstandigheden en milieurechten. Ook het feit dat dit akkoord bindend zou moeten zijn en dat slachtoffers van bedrijven meer en verbeterde toegang tot rechtspraak moeten hebben werd door zowel staten als juridische experts en ngo’s onderstreept.

De week eindigde met een verslag van de voorzitter over de discussies en veel deelnemende staten spraken hun tevredenheid uit alsmede de hoop dat dit proces uiteindelijk tot een bindend instrument zal leiden. Nederland en de EU zijn nu aan zet om te bewijzen dat het niet alleen de voorvechters van mensenrechten zijn, maar dat in de praktijk ook echt te doen, zowel binnen de EU als ook daarbuiten. De EU moet constructief en open deelnemen aan dit proces om ervoor te zorgen dat er een historisch akkoord gesloten kan worden ter verdediging en versterking van mensenrechten wereldwijd en daarmee een eind maakt aan de straffeloosheid van bedrijven.

Meer informatie:

  • Online video’s van de sessie
  • Blogs en artikelen over de sessie door  de Treaty Alliance, SOMO, FoEE, ECCJ en Business and Human Rights Resource Centre
  • Samenvatting van de Twitter activiteiten over #OccupyUNSquare.
  • Statement van de Treaty Alliance, dat zowel door organisaties als individuen ontertekend kan worden. n hier ondertekend worden, zowel door organisaties als individuen
  • Voorstellen voor het verdrag door Global Campaign to Dismantle Corporate Power and Stop Impunity
  • Artikel over EU’s houding ten opzichte van TTIP en het verdrag
Auteur
Mariette van Huijstee

Datum:
28 juli 2015