Nanno Kleiterp (FMO): ‘We gaan door met samenwerken, tenzij het bedrijf het wel heel bont maakt’

INTERVIEW – De Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) ontving een storm van kritiek op de fiananciering van de de Barro Blanco dam in Panama. Dát aan de vooravond van de conferentie over de financiering van ontwikkelingshulp. Ondanks de protestgeluiden van de Panamese Ngäbe Buglé-indianen blijft FMO-directeur Nanno Kleiterp achter het project staan. Kleiterp: ‘Als we om die reden met dit soort projecten zouden stoppen, dan zie ik niet zo snel een alternatief om armoede doeltreffend te verminderen.’ 

De wind giert driftig om de muren van de kamer van FMO-directeur Nanno Kleiterp, waar hij samen met zijn voorlichter Paul Hartogsveld zit te wachten op het interview met Vice Versa Online. Hartogsveld heeft pen en wat velletjes papier voor zich, die het hele interview zal gebruiken om ijverig mee te schrijven.

Het is een spannende tijd voor de FMO, weet Kleiterp. Op de aankomende conferentie in Addis Abeba wordt de rol van ontwikkelingsbanken uitgebreid onder de loep genomen. Diverse partijen willen dat die rol zo veel mogelijk wordt vergroot. De Europese Unie deelt die mening. Daarnaast is het ook een kritische tijd voor de FMO, die in mei dit jaar veel kritiek kreeg op de door hun gefinancierde Barro Blanco dam in Panama. Een mooie aanleiding voor Vice Versa Online voor een vervolginterview.

De financiering van de dam krijgt vooral kritiek doordat deze wordt aangelegd zonder instemming en inmiddels onder protest de Panamese Ngäbe Buglé-indianen, Dat terwijl het ding zes hectare van hun woongebied onder water zal zetten. Dat is een oppervlak van ongeveer twaalf voetbalvelden groot. Naar aanleiding van een ingediende klacht bij het klachtenmechanisme van FMO, kwam een onafhankelijk panel recent met een rapport hierover.

Ik denk dat het plan van de EU om een grotere rol toe te dichten aan ontwikkelingsbanken een heel goed plan is’

Addis Adeba staat voor de deur, de EU heeft plannen en woensdag is er ook in Nederland een debat over de financiering van ontwikkelingssamenwerking. Welke rol ziet u weggelegd voor ontwikkelingsbanken?

‘In het document ter voorbereiding van de conferentie in Addis Abeba staat een aantal ideeën, zoals meer en eerlijkere belastinginning en het versterken van lokale financiële markten en ontwikkelingsbanken. Alle drie zijn belangrijk. Wij zijn een ontwikkelingsbank die uitsluitend de private sector financiert, in tegenstelling tot de Wereldbank of het IMF die ook overheden financieren. We mobiliseren geld om lokaal bedrijfsleven te financieren en zo werkgelegenheid te creëren en armoede  helpen te verminderen.’

Wat vindt de FMO van de plannen van de EU om een grotere rol toe te dichten aan ontwikkelingsbanken?

‘Ik denk dat het een heel goed plan is. Een van de discussiepunten van de financiering van de sustainable development goals is: hoe bereik je met één euro overheidsgeld het meeste in de financiering van ontwikkeling? Wij hebben in de afgelopen jaren op één euro overheidsgeld steeds twintig euro kunnen investeren in ontwikkeling. Als we ervan uitgaan dat het grootste deel goed is geïnvesteerd, dan is het een heel efficiënte manier om je ontwikkelingsdoelen te realiseren, maar ook je energiedoelen. Vorig jaar is het Global Innovation Lab for Climate Finance opgericht door de Engelse, de Amerikaanse, en de Deense overheid. Minister Lilianne Ploumen [Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking – red.] heeft me gevraagd daar namens Nederland deel van uit te maken. We zien dat er vooral op het gebied van duurzame energie in de armste landen, met name de landen in Afrika, te weinig projecten zijn. Deze projecten hebben een hoog risico, vandaar dat het lastig is die van de grond te krijgen. We denken dat we met honderdvijftig miljoen euro aan overheidsgeld plus investering van ontwikkelingsbanken meer dan een miljard aan duurzame energieprojecten kunnen realiseren. Dat kan omdat wij dat risico kunnen dragen, samen met de andere financiers. Minister Ploumen heeft al 7 miljoen toegezegd en de Britse premier David Cameron zei eerder al vijftig miljoen pond toe. Ook de Duitse overheid is geïnteresseerd en we gaan nog pensioenfondsen benaderen, met de vraag of zij er in willen stappen.’ 

Even terug naar FMO als financier van bedrijven. Zijn jullie binnen de samenwerking met bedrijven wel voldoende in staat de impact op ontwikkelingssamenwerking en milieu te meten? Mathieu Vervynckt van Eurodad denkt namelijk van niet.

‘We zijn de eerste bank die naast het meten van financieel resultaat ook het behoud en de creatie van werkgelegenheid en de ecologische footprint meet.Daarvoor hebben we een model ontwikkeld, samen met consultant Steward Redqueen. We krijgen de resultaten van een bedrijf, waarvan via dat model de indirecte effecten worden doorberekend, zoals milieu-impact en sociale impact. Bovendien doen we steekproefsgewijs ex-post onderzoek. Dit model is nieuw, dus we moeten nog kijken of het inderdaad een goede voorspeller is van die indirecte effecten. Op basis van eerdere voorspellers blijkt dat het merendeel  van de verwachte resultaten ook behaald wordt. Waar Vervynckt die uitspraak op baseert is me daarom niet duidelijk. Ontwikkelingsresultaten meten is heel complex. Dat geldt voor iedere partij die werkt met deze materie. We werken met dat model en daar zijn we transparant over. Is dat een perfecte meting van de impact? Nee, maar dat geldt ook voor de methodieken van ngo’s. We zijn er zelf van overtuigd dat we voorlopen op het gebied van impactmeting.’

Als een bedrijf jullie verwachtingen niet waarmaakt, wat doen jullie dan?

‘Voor we beginnen nemen we de grotere risico’s met een bedrijf door. Neem als voorbeeld een textielbedrijf in Bangladesh. Daar zijn risico’s bijvoorbeeld dat het bedrijf via kinderarbeid werkt. Daar maken we goede afspraken over, voordat we met hen in zee gaan. Als het bedrijf zich aan de afspraken houdt, kunnen ze vermindering van de rente krijgen. Als ze er niet direct volledig aan voldoen, maken we nieuwe afspraken over hoe ze er wél aan kunnen gaan voldoen.’

Dus jullie gaan in alle gevallen door met de samenwerking?

‘Ja. Tenzij het bedrijf het wel heel bont maakt. We selecteren de bedrijven en ondernemers al in het begin, op basis van wat wij belangrijk vinden. We kijken ook naar hun voorgeschiedenis en naar de intenties die in het bedrijfsplan staan. Als je al tot een breuk zou overgaan, dan is dat wanneer een bedrijf niet wil meewerken aan de verbeterplannen om aan de vereiste standaarden te voldoen. Soms vindt een bedrijf ons juist te lastig en stoppen ze de samenwerking. Maar zelf stoppen we de samenwerking in principe niet, omdat we al streng selecteren aan de poort.’

‘De FMO heeft niet overwogen zich terug te trekken uit het Panama-project, omdat het een duurzame bijdrage levert aan de ontwikkeling van het land’

Hebben jullie dan alleen contact met de bedrijven of ook met de mensen waar het om gaat, voor wie de projecten worden georganiseerd?

‘In onze ex-postevaluatie kijken we ook naar mensen om en rondom het bedrijf. We werken vijfenveertig jaar in de landen waar we actief zijn en hebben een redelijk goed begrip van hoe het werkt in die landen. We weten op welke factoren we moeten inzetten om werkgelegenheid te verhogen en daarmee de levensstandaard van mensen. Het klopt: we kunnen ons via bedrijven niet op de allerarmsten richten. Maar voor die partijen financieren we micro-finance projecten. Zo bereiken we bijvoorbeeld kleine boeren.’

Vervynckt zegt ook dat ontwikkelingslanden geen stem hebben in de beslissingsprojecten, bijvoorbeeld omdat ze niet in de raad van het bestuur zitten. U geeft aan dat dit klopt. Hij  noemt het voorbeeld van de dam in Panama, waarbij jullie in conflict waren met de overheid over of de bouw van de dam doorgang moest vinden.

‘De Panamese overheid heeft zelf de concessie gedaan voor het bouwen van de dam. Ze wilde zélf dat de waterkrachtcentrale gebouwd werd. Dat past binnen hun duurzame energiebeleid. Panama draait namelijk op minder dan dertig procent duurzame energie. Inmiddels is er een nieuwe overheid. De milieu-autoriteit vond dat het bedrijf zich aan een aantal wetten niet gehouden had of zaken had gedaan waarvoor geen vergunningen waren gegeven en de autoriteit heeft daarop de constructiewerkzaamheden per direct stilgelegd. Wij vonden dat het bedrijf langer de tijd moest krijgen om een weerwoord te formuleren, maar de overheid zei meteen: “Dit moet stoppen.” Dat klopt niet met de Panamese wetten. [FMO en de Duitse ontwikkelingsbank DEG schreven daarop een brief aan de overheid waarin ze ook benoemden dat de financiering van toekomstige Panamese projecten in gevaar zou kunnen komen – red.] Daarnaast hebben we aangegeven dat het stopzetten van de constructiewerkzaamheden grote veiligheidsrisico’s en milieuschade zou kunnen veroorzaken. Inmiddels is er een dialoog gaande tussen het bedrijf, de overheid en de lokale gemeenschap. De overheid heeft nu gezegd: oké, jullie kunnen verdergaan met de constructie van de dam.’

Maar daar staan de Panamanese Indianen wiens land gaat overstromen nog altijd niet achter.

‘Het bedrijf is met de bevolking in gesprek geweest. Een deel van de bevolking vindt het niet goed dat die dam er komt. Op het moment dat het project startte woonde er waarschijnlijk niemand, maar dat kan niemand meer achterhalen. Nu woont er een klein aantal mensen en die mensen moeten er weg. Dat is het besluit van de overheid. Dat is niet anders dan in Nederland als er een spoorlijn wordt aangelegd die door het gebied van iemand gaat. Denk aan de Betuwelijn, door de aanleg van die lijn zijn boeren ook weggegaan en die zijn daarvoor gecompenseerd. Dit project voorziet in een duurzame energievoorziening voor meer dan 50 duizend huishoudens. Voor de omwonenden is het natuurlijk ontzettend ingrijpend. Het is altijd een afweging tussen een infrastructuurproject, de mensen die er wonen en het belang van het project. Uiteindelijk beslist de overheid. Die vindt dat het algemeen belang van het project in dit geval prevaleert.’

De overheid denkt daar daar op het ene moment niet hetzelfde over als op het andere moment. Haar mening blijft veranderen.

‘De overheid is inderdaad recent van mening gewisseld, maar zij moet zich aan de eerst gemaakte afspraken houden. Als ze dat niet doet, verbreekt ze een contract. Daar zitten consequenties aan.’

Is de bevolking geraadpleegd vóórdat de dam gebouwd werd?

‘Ja. Dat is een standaardprocedure bij ons. Het bedrijf heeft de bevolking geraadpleegd, althans de mensen van wie ze toen dachten dat het de vertegenwoordigers van de bevolking waren. De bewoners gingen akkoord. Later, toen de bouw al begonnen was, zijn er andere leden van de bevolking opgestaan die zeiden: wij zijn de vertegenwoordigers van de Indianen, en wij gaan niet akkoord. De FMO had er toen, ook volgens het panelrapport dat net is uitgekomen, juristen erbij moeten halen. Met hen hadden we de handtekeningen moeten checken en met de nieuwe groep een veel diepergaander gesprek moeten voeren. Dat trekken we ons aan en zullen we in onze procedures aanpassen. Die dialoog is overigens nu gaande om te kijken of we tot een overeenkomst komen.’

Is de FMO betrokken bij die dialoog?

‘Niet bij die dialoog, die vindt plaats onder auspiciën van de UNDP. We zijn wel betrokken bij het bedrijf. We denken dat dit goed is en dat wij een bedrijf hierover beter kunnen adviseren dan een andere financier. Het is een middelgroot bedrijf en we hebben veel ervaring met hoe je zoiets kunt aanpakken. We brengen ze in contact met externe experts en we controleren het bedrijf via onze eigen onafhankelijke consultants.

We hebben zelf dertig specialisten in dienst voor sociale- en milieu impact. Zij vormen bijna tien procent van ons totale personeelsbestand. Geen enkele andere financier van zulke grote projecten kan dat zeggen.’

Heeft de FMO overwogen om zich terug te trekken uit het project?

‘Nee. We vinden het nog steeds een goed project met een goede, duurzame bijdrage aan de verdere ontwikkeling van Panama. Het is altijd zo dat sommige mensen het er niet mee eens zijn. Maar als we om die reden met dit soort projecten zouden stoppen, dan zie ik niet zo snel een alternatief om armoede doeltreffend te verminderen. We denken echt dat zo’n energiecentrale Panama kan helpen om armoede duurzaam te verminderen, daarom financieren we dit project en andere projecten zoals deze.’

Auteur
Janneke Juffermans

Datum:
09 juni 2015