‘Alleen ontwikkelingsgeld geven helpt niet!’

 

DEBAT – De internationale gemeenschap boort een breed scala aan financiële bronnen aan, om de nieuwe ontwikkelingsdoelen van de beyond-aid-agenda te financieren. Is hulp in de vorm van ontwikkelingsgeld eigenlijk nog wel nodig, vroeg Vice Versa aan Marinus Verweij (ICCO), Ruud van den Hurk (ActionAid), Allert van den Ham (SNV World), Jan Lock (Woord en Daad) en Fatumo Farah (Hirda). Ja, zeggen zij. Lock: ‘Maar geld is alleen nuttig als het strategisch wordt ingezet.’

Jan Lock, Woord en Daad:

‘Alleen geld helpt niet! Er moet veel meer worden gekeken naar de koppeling tussen het financiële- en het beleidsverhaal. Neem bijvoorbeeld de 0,7-procent norm. Ik vind de discussie daarover onzin: het bezuinigen op ontwikkelingsgeld is namelijk net zo slecht als de norm ophogen, wanneer er niets verandert in het beleid. Het gaat om het effect op de armste bevolking. Investeren in ontwikkeling heeft alleen zin als je het doet op een coherentie manier. Dus als we het budget omlaag doen, moeten we dat compenseren met meer coherent beleid.

‘Nog een reden waarom alleen geld geven niet voldoende is, is dat sommige landen niet in staat zijn zichzelf te redden met alleen geld. In die landen blijft hulp nodig. Bovendien werkt het niet in elk land op dezelfde manier; er moet per land gekeken worden wat daar nodig is. Alan Fowler [Onafhakelijk onwikkelingsadviseur en –analist – red.] opperde tijdens een debat bij het Miniserie van Buitenlandse Zaken ooit om een internationaal sociaal vangnet per land op te zetten. Ik ben het daar niet geheel mee eens, maar het idee erachter om elk land afzonderlijk te bekijken is goed. Dat vind ik ook bij noodhulp. Die hulp is nodig, maar kan beter worden voorbereid. De investering in voorbereiding op rampen – zodat de effecten kleiner zijn en er minder hulp achteraf nodig is – is nog een ondergeschoven kindje. Daar zou meer aandacht aan besteed kunnen worden.

‘Ik vind de discussie over de 0,7-procentnorm onzin: het bezuinigen op ontwikkelingsgeld is net zo slecht als de norm ophogen wanneer er niets verandert in het beleid.’

‘Geld is alleen nuttig als het strategisch wordt ingezet. Dat geldt ook voor steun aan het maatschappelijk middenveld in een failing state. Als de versterking van het maatschappelijk middenveld een ‘staat in een staat’ creëert, dan ondergraven we de overheid nog verder. Investeren in het middenveld zou er in zulke landen aan moeten bijdragen dat de overheid haar publieke taken beter gaat uitoefenen.

‘Bij Woord en Daad denken we serieus na wat onze toegevoegde waarde is wat betreft het geven van hulp. Als ontwikkeling puur een financiële kwestie zou zijn waarin wij niets aan kunnen bijdragen, dan zouden we onze organisatie afbouwen. We blijven niet bestaan om onszelf in stand te houden; we blijven in stand voor onze missie. Nadat we die missie voltooien, houden we op met bestaan.’

Ruud van den Hurk, ActionAid Nederland:

‘Ontwikkelingshulp blijft hard nodig. Ik vermoed dat de private sector zich niet heel druk maakt over de rechten van mensen. Vooral voedselzekerheid dreigt een ondergeschikt thema te worden wanneer investerings- en handelsbelangen prioriteit hebben. Hulp is nodig om de juiste publieke investeringen te kunnen doen. Bijvoorbeeld in infrastructuur, trainingen, krediet en landrechten. Daarmee kan onze ontwikkelingssamenwerking in één klap voedselzekerheid, armoedebestrijding, vrouwenrecht én duurzaamheid bevorderen.

‘Het beschermen van mensenrechten en investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de overheden, maar in veel landen zal de overheid niet zelf in beweging komen zonder kritische geluiden uit de samenleving. Dat is triest, maar dat is een gegeven. Voor een maatschappij waarbinnen bestuur en democratisering niet vanzelf komen, vinden wij het belangrijk om juist samen te werken met lokale groepen en te investeren in de capaciteit en mondigheid van de civil society. Zowel burgers als de civil society moeten hun regeringen verantwoordelijk houden en transparantie en inspraak afdwingen.

‘In veel landen zal de overheid niet in beweging komen zonder kritische geluiden uit de samenleving. Dat is triest.’

‘Als internationale organisatie is onze meerwaarde dat we geldstromen van donoren monitoren, dat we werken aan de rechten van mensen, om mensen weerbaar te maken en er voor te zorgen dat ze hun eigen regeringen verantwoordelijk houden. En daarnaast willen we dat ook de Nederlandse overheid coherent is in haar eigen beleid. Zodat niet aan de ene kant ontwikkelingsgelden het land verlaten en aan de andere kant door een ander ministerie een pervers belastingbeleid wordt gevoerd waarbij uit dezelfde landen het geld weer verdwijnt. De Nederlandse overheid wil graag bedrijvigheid aantrekken in Nederland, dus zal het beleid niet zo snel zelf veranderen. Ondanks dat belastingontwijking zeer schadelijk is voor ontwikkelingslanden, maken veel internationale bedrijven dankbaar gebruik van de ontduikingsmogelijkheden die onder meer Nederland hen biedt. Ook zij zullen niet uit zichzelf veranderen. Het is aan ngo’s om dit aan te kaarten en daar is ontwikkelingsgeld voor nodig.’

Allert van den Ham, SNVWorld:

‘Hulp zal altijd nodig blijven. Er zijn altijd landen, groepen en producten die buiten de boot vallen als het gaat om investeringen. Landen die op geopolitiek gebied niet interessant zijn, mensen die zich niet bezig houden met cash crops, of mensen met weinig koopkracht. Bovenal valt er geen winst te halen uit producten of voorzieningen voor arme bevolkingsgroepen, zoals hygiëne, water of sanitatie en hygiëne. Deze landen en groepen vallen daarom buiten de boot, maar zij zijn wél belangrijk als we armoedebestrijding serieus willen nemen.

‘Er kan veel via handel en andere financieringsbronnen gedaan worden, maar dat geldt alleen maar als die producten, landen en bevolkingsgroepen interessant zijn. Dat kan van het ene op het andere moment veranderen, zoals bijvoorbeeld in Mali gebeurde. Eerst was daar geen interesse voor, maar sinds Al-Qaida daar huishoudt is er ineens volop belangstelling. Dat is echter lang niet overal zo. Wat doen we met landen als Niger, Burkina Faso, Laos en Malawi? Voor armoedebestrijding in de ‘vergeten’ landen zal hulp nodig blijven. De grootste verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij lokale regeringen, maar dit zal niet altijd lukken of voldoende zijn.

‘Voor armoedebestrijding in de ‘vergeten’ landen zal hulp in verschillende vormen nodig blijven.’

‘Voor handel en andere financieringsbronnen is meestal meer nodig dan alleen geld. Er moet natuurlijk iets zijn wat verhandeld kan worden. Niet alles wat lokaal uiterst belangrijk is spreekt buitenlandse investeerders aan. Er zijn ook lokale capaciteiten nodig om die bedrijvigheid op te zetten. Er moet veel geregeld worden, voordat investeringen renderen en deze bijdragen aan lokale economische ontwikkeling. De aanvoerketen moet geregeld zijn, het management moet op orde zijn, de accountability aan minimale eisen voldoen, de kwaliteit gecontroleerd, het personeel moet fatsoenlijk behandeld worden, enzovoorts. Investeerders zijn meestal niet bereid daar geld in te steken, terwijl dat wel nodig is om de investeringen financieel en maatschappelijk te laten renderen. Als gevolg worden sommige investeringsfondsen daardoor niet gebruikt. Als we willen dat dit wel gebeurt, moeten we hulp blijven bieden.

‘Natuurlijk zijn er landen die via belastingen, handel en andere financieringsbronnen op den duur wél hun eigen broek omhoog kunnen houden, maar veel andere landen lukt dat niet. Burkina Faso is een voorbeeld van zo’n land. Daar kan gewerkt worden aan een beter belastingsysteem, maar dat lukt niet omdat er domweg te weinig bedrijvigheid is om voldoende belasting te heffen. Een ander voorbeeld is India. Als je alle inkomsten van het land optelt, is er nog niet voldoende geld om op korte termijn alle armoede uit te bannen. Dat betekent dat je er dus niet komt met alleen commerciële financieringsinstrumenten. Hulp zal altijd in verschillende vormen nodig blijven.’

Marinus Verweij, ICCO:

‘Veel middeninkomenslanden krijgen geen bilaterale hulp meer, omdat donoren vinden dat deze landen nu zélf het geld hebben voor die hulp. Maar in dit soort landen, zoals bijvoorbeeld Brazilië en Zuid-Afrika, nemen de verschillen tussen arm en rijk toe. Het grootste aantal armen bevindt zich in  landen als deze. Hier kan het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol spelen, want vraagstukken over exclusie van minderheden zijn vraagstukken die maatschappelijk middenveldorganisaties aangaan. Zij zijn politiek actief, brengen problemen ter sprake en kunnen er voor zorgen dat de omstandigheden van bevolkingsgroepen verbeteren. De internationale civil society kan daarin ondersteuning bieden aan de lokale civil society via de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld van die landen. Helaas wordt dit voor ons een moeilijke taak, omdat de financiering wegvalt en we ons daardoor moeten terugtrekken uit diverse landen, waaronder Brazilië en Zuid-Afrika.

‘Wel vind ik dat in de middeninkomenslanden, waar een grotere middenklasse ontstaat, de verantwoordelijkheid ligt bij de bevolking om dit soort ontwikkelingen te ondersteunen. Ze moeten niet altijd afhankelijk blijven van internationale geldstromen. In de praktijk blijkt dat eigen verantwoordelijkheid echter pas tot stand komt na een periode van tien tot vijftien jaar. Zeker in landen die in vrij korte tijd relatief veel veranderingen hebben ondergaan.

‘De internationale civil society kan ondersteuning bieden aan de lokale civil society, via de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld.’

‘Juist de maatschappelijke middenveldorganisaties in middeninkomenslanden vinden de steun van internationale organisaties heel belangrijk. Als internationale ngo hebben wij een meerwaarde dat we ervaringen uit andere werelddelen kunnen delen met lokale maatschappelijke middenveldorganisaties. In sommige landen is de verhouding tussen het maatschappelijk middenveld en de overheid zo gespannen dat het de civil society in zo’n land heel erg helpt als er ook internationale connecties zijn. Dat zie je voorbeeld in India. Daar probeert de overheid grip te krijgen op wat de civil society doet. Dat is niet de bedoeling, daarom hebben wij samen met Greenpeace een brief geschreven aan premier Rutte, met de vraag of hij dit aan de orde wil stellen tijdens zijn bezoek aan het land. Juist omdat internationale organisaties actief zijn in landen al India wordt er op internationaal niveau bekend wat er gebeurd in een land en kan het op verschillende plekken aan de orde worden gesteld.’

Fatumo Farah, Hirda:

Good governance is de sleutel voorontwikkeling. Als een overheid belasting kan innen en als ze investeert in voorzieningen, dan volgt de rest. Het regelen van sociale voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg, kun je niet overlaten aan bedrijven. De overheid moet tegemoet komen aan de wensen van de bevolking. Helaas blijkt het vaak genoeg dat overheden hun verantwoordelijkheden niet nemen.

Een belangrijke vraag is hoe je een goede overheid financiert. Bilaterale hulp is niet altijd effectief, want het is de lokale bevolking die moet worden bereikt om capaciteiten te ontwikkelen. Vaak staat de partnerrelatie in bilaterale contracten niet zozeer in het teken van de welzijn van de gemeenschap. Hulp is belangrijk en moet doorgaan, maar die hulp moet wél op een andere manier geboden worden. De bilaterale contracten hebben vaak andere agenda’s dan het welzijn van de gemeenschap en hulp is effectiever wanneer geïnvesteerd wordt in lokale capaciteiten. We moeten hulp blijven bieden om die capaciteiten te verbeteren.’

Door slecht management komt het geld totaal niet terecht bij de grote meerderheid.’

‘Mensen moeten weten wat hun rechten zijn. Een mooi voorbeeld is een project in Somalië waar we bezig zijn met lobbyen en advocacy. Met dat project gaat kijken we naar hoe de lokale bevolking zichzelf kan organiseren. Voor veel groepen, bijvoorbeeld jongeren of vrouwen, creëren we hiermee een platform. Daarop kunnen kleine lokale gemeenschappen gaan staan voor hun belangen, zoals het belang van onderwijs en sociale voorzieningen. Ze worden gesterkt in hun recht en dat zorgt ervoor dat ze vertrouwen hebben, waardoor ze naar de overheid toe durven stappen. Op die manier komen de mensen in beweging. Natuurlijk moeten we ook naar de andere kant kijken en de regering aansprakelijk stellen en haar om verantwoording vragen. Zij krijgt veel geld uit de hulpsector en daar moet zeker wat voor tegenover staan.’

‘Ik heb vaak met eigen ogen de enorme rijkdom in Afrika gezien, maar door slecht management komt het geld totaal niet terecht bij de grote meerderheid. Wanneer de overheden hun verantwoordelijkheid zullen nemen en gaan zorgen voor hun mensen, zul je mij niet horen klagen als de hulp stopt. Zolang dat niet het geval is, lijkt het mij zaak om de lokale gemeenschap te helpen haar zelfredzaamheid te vergroten en vandaaruit de regering onder druk te zetten. We moeten de rechten van de lokale gemeenschap afdwingen.’

Foto hulp: DFID – UK (Flickr)
Foto Jan Lock: Dick Vos Fotografie

Auteur
Anna Gorter

Datum:
11 juni 2015