
Addis Abeba, het bedrijfsleven, mensenrechten en de gespletenheid van minister Ploumen
In de Nederlandse beeldvorming over hulp en handel worden belangentegenstellingen gladgestreken, observeert Suzan van der Meij, senior coördinator van MVO Platform. Zij vindt het naïef om bedrijven alleen op te roepen tot maatschappelijk verantwoord gedrag zonder het stellen van harde voorwaarden. De conferentie over Financing for Development in Addis Abeba moet dat rechtzetten, betoogt zij in dit blog dat ze schreef voor Vice Versa.
Een groeiende rol voor de private sector in ontwikkelingssamenwerking lijkt een vaststaand gegeven in de discussies over de Sustainable Development Goals. De vraag die daarbij nog te weinig wordt gesteld is: wat voor ondernemerschap hebben we nodig? En wat kunnen staten doen om te garanderen dat het ondernemen fatsoenlijk gebeurt en niet leidt tot schendingen van mensenrechten?
Laten we de realiteit niet uit het oog verliezen; veel bedrijvigheid gaat gepaard met negatieve effecten die vooral gevoeld worden door de armsten in deze wereld. Voorbeelden zijn er te over: milieuschade of conflicten rond grondstofwinning, landroof, waterschaarste. Bedrijvigheid genereert weliswaar werkgelegenheid, maar de arbeidsomstandigheden zijn vaak slecht; onveilig, onzeker en onderbetaald. Ook kinderarbeid en andere vormen van uitbuiting maken deel uit van veel ketens.
Tweedeling
Er lijkt een tweedeling te zijn ontstaan. In het debat over ontwikkelingssamenwerking is de aanname dat ondernemen of investeren in een ontwikkelingsland maatschappelijk verantwoord is én een bijdrage aan ontwikkeling levert. Het Nederlandse discours over de integratie van hulp en handel draagt bij aan deze beeldvorming; belangentegenstellingen tussen hulp en handel worden gladgestreken en bedrijven gefaciliteerd. Weliswaar zijn er (MVO-)voorwaarden, maar controle daarop is er nauwelijks want “we gaan uit van vertrouwen”. De focus ligt enkel op de positieve bijdrage van het bedrijfsleven.
In andere fora, zoals de VN mensenrechtenraad, is groeiende erkenning voor risico’s en schendingen die de geglobaliseerde economie met zich meebrengt. Bedrijvigheid heeft ook negatieve effecten, zeker in arme landen en landen met zwak bestuur. Dezelfde overheden die in het ontwikkelingsdebat de positieve bijdrage van het bedrijfsleven benadrukken, erkennen op andere momenten de (mede) verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor structurele schendingen en conflictsituaties. Steeds complexer wordende mondiale ketens, concentratie van macht en groeiende schaarste aan hulpbronnen zijn enkele van de oorzaken.
Textielindustrie
Een kleine illustratie van deze gespletenheid is dat Minister Ploumen onlangs de textieldustrie opvoerde als wenkend perspectief voor Afrikaanse jongeren. In haar opiniestuk over “50 miljoen voor Afrika om migratie tegen te gaan” zegt Ploumen tegen de Afrikaanse jongere: “Je wilt weten hoe je kunt investeren in het land van je familie om katoen te gaan telen. Waar dan grote vraag naar is, omdat een buitenlands bedrijf een katoenweverij heeft gebouwd.” (De Volkskrant van 26 mei). De minister ziet hier enkel de kansen van deze sector.
Tegelijkertijd erkent zij dat in de textielsector de race to the bottom tot hardnekkige schendingen en misstanden leidt. Ploumen selecteerde de textielindustrie daarom als één van de “risicosectoren” en stelde in een brief aan de Tweede Kamer over de textielindustrie onder meer dit: “De risico’s liggen vaak in de producerende landen; bij kinderen, fabrieksarbeiders, of lokale gemeenschappen.“
UNGP
De UN guiding principles.
De UN Guiding Principles on business and human rights werden in 2011 aangenomen unaniem door de VN aangenomen na 6 jaar consultatie. Het zijn 31 richtlijnen verdeeld over de volgende onderdelen:
- Staten zijn verplicht hun inwoners te beschermen tegen mensenrechtenschendingen door derden (waaronder bedrijven), door middel van beleid, regelgeving en rechtspraak;
- Bedrijven zijn ervoor verantwoordelijk dat mensenrechten worden gerespecteerd. Dit betekent dat zij moeten voorkomen dat zij de mensenrechten schenden en dat zij mogelijk negatieve gevolgen van hun handelen moeten aanpakken.
- Staten en bedrijven moeten ervoor zorgen dat er effectieve maatregelen komen voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen langs juridische en niet-juridische weg.
Bekijk een filmpje over de UNGP
De wereldleiders in Addis Ababa moeten minimaal waarborgen inbouwen dat bedrijvigheid niet ten koste gaat van mensenrechten. Het goede nieuws is dat het VN-instrument daarvoor al klaar ligt, inclusief brede consensus én taakverdeling: de UN Guiding Principles on business and human rights (UNGP). Deze richtlijnen maken duidelijk welke verantwoordelijkheid bedrijven dragen bij de naleving van mensenrechten. Bedrijven moeten mensenrechten ‘due diligence’ uitvoeren, d.w.z. actief nagaan waar in het bedrijf of in de keten (risico’s op) schendingen zijn, vervolgens deze aanpakken, schendingen voorkómen en waar het toch misgaat repareren. Ook dient hierover gecommuniceerd te worden. Dit is een vergaande verantwoordelijkheid die nog veel te weinig serieus in praktijk gebracht wordt.
Minstens even belangrijk voor Addis Ababa is de plichten van staten die de UNGP beschrijft. Staten dienen te beschermen tegen bedrijfsgerelateerde schendingen door wet en regelgeving en door slachtoffers van schendingen een route te bieden voor recht en genoegdoening.
(Gemiste?) Kans
Helaas wijst de laatste ‘Zero Draft’ voor Addis Ababa slechts eenmaal, en veel te voorzichtig, naar de UNGP, namelijk als kader waarbinnen overheidsregels moeten vallen. Als het daarbij blijft, is dat een gemiste kans. Want ondanks breed internationaal draagvlak voor de UNGP, vordert de uitvoering nauwelijks. Addis Ababa is een uitgelezen kans voor staten om zich (hernieuwd) te committeren aan nationale uitvoering van de UNGP, inclusief de doorvoering van de noodzakelijke regelgeving die bedrijven verplicht tot mensenrechten due diligence, en tot rapportage daarover. Daarnaast kunnen de UNGP een belangrijk uitgangspunt zijn bij de sociaal-economische SDG’s: zoals doel 8 over duurzame groei en decent work, en doel 12 over duurzame consumptie en productie.
Het is naïef om bedrijven alleen op te roepen tot maatschappelijk verantwoord gedrag zonder het stellen van harde voorwaarden. Addis Ababa kan de twee kanten van de medaille bij elkaar brengen in de wereldwijde ontwikkelingsagenda.