
Toegang tot financiering: een hordenloop
BLOG – Al heel wat jaren is toegang tot financiering voor boerenondernemers in ontwikkelingslanden een hardnekkig probleem, alle aandacht daarvoor ten spijt. Wat zijn de belangrijkste oorzaken voor de problematiek rondom toegang tot financiering? Het blog van MP Watch deelneemster Nelline Boers, dat deze week aansluit op het Raising the Game debat, neemt deze obstakels nader onder de loep. En constateert dat het Nederlandse instrumentarium nog maar matig bijdraagt aan het verhogen van de toegang tot krediet voor Afrikaanse boeren.
Volgens onderzoek van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) is de toegang tot financiële diensten veel hoger in landen met een hoog inkomen per hoofd van de bevolking dan in landen met lagere inkomens. Neem bijvoorbeeld de toegang tot kredietverlening. Deze is het laagst in Sub-Sahara Afrika, variërend van minder dan twee procent van het BNP in Mozambique tot circa 25 procent in Kenia. In ontwikkelde landen kan dit cijfer boven de 100 procent uitkomen. Waar komt dit grote verschil in het hebben van toegang tot financiering vandaan?
Uitdaging voor de Afrikaanse overheden
Ten eerste heeft de agrarische sector in een land als bijvoorbeeld Uganda, een opvallend klein budget voor haar omvang. 80 procent van de Ugandese bevolking is werkzaam in de landbouw sector, maar het Ministerie van Landbouw heeft slechts drie procent van het te besteden overheidsbudget. Investeringen vanuit de overheid in deze sector blijven dus achter, terwijl er nog heel veel winst is te behalen in koel- en opslagfaciliteiten, infrastructuur en waarde toevoeging.
Investeringen, niet alleen door de overheid, in deze fruit-basket of East Africa is noodzakelijk, maar waarom gebeurt dit nog niet op grote schaal? Dit komt niet alleen door een gebrek aan politieke wil om de landbouwsector te prioriteren, maar ook door grote inflatie- en koersrisico’s, waardoor banken grotere marges moeten vragen. Daarnaast is er vaak weinig adequate regelgeving -en handhaving daarvan- die de kredietnemer verplicht zijn contract na te komen. Vaak wordt dit gebrek aan regelgeving nog versterkt door een fragiele rechtsstaat en/of politieke inmenging in de financiële sector. Aanpak van deze problemen zou een gunstig en betrouwbaar investeringsklimaat kunnen bevorderen.
Met het oog op klimaatverandering worden investeringen steeds belangrijker. Hevige en aanhoudende droogte vraagt om betere irrigatiesystemen en innovatieve technieken. Zeker met de komst van de Economic Partnership Agreements (EPA’s) tussen de EU en Afrika, is het van groot belang dat de agrarische sector voldoende competitief wordt gemaakt wanneer de handel geliberaliseerd wordt, zoals Alette Paul vorige week aankaartte.
Uitdaging voor de banken
De Ugandese Bank is zich bewust van de problemen met betrekking tot toegang tot financiering in de agrarische sector. Louis Kasekende, de Deputy Governor van de Bank of Uganda benadrukt ‘that the smallholders must, MUST be accorded priority.’ Kleine boeren zijn de sleutel om de agrarische productie te vergroten, omdat 90 procent van de agrarische sector daaruit bestaat. Dit brengt ons direct bij een belangrijk probleem. Kleine boeren zijn veelal niet georganiseerd.
Grote aantallen kleine, niet georganiseerde boeren zijn voor banken – in de regel de meest gebruikelijke investeerders – moeilijk te financieren klanten. Voor iedere boer risicoanalyses te moeten uitvoeren is duur, mede door de afstand van de stad en de gebrekkige infrastructuur. Een mogelijke oplossing zou kunnen zij het investeren in bankieren via mobiele telefoons.
Een andere optie is om boeren via een lokale verwerker te financieren. Maar de praktijk is weerbarstig. Een groot probleem is ‘side-selling’: de oogst wordt verkocht aan de hoogste bieder, ongeacht een eerder afgesloten contract met een verwerker. Belangrijk is dat de boeren getraind en georganiseerd worden, waarbij het ontwikkelen van een business mind-set centraal staat. Daarnaast is het van belang dat ketenactoren nauwe relaties met elkaar onderhouden en dat er sprake is van coördinatie binnen ketens, om free-riding tegen te kunnen gaan. Dat wat je op de lange termijn aan elkaar hebt, zou voorop moeten staan, niet de cheap wins and quick profits.
Uitdaging voor de boeren
Boeren lenen nu veelal tegen een hoog tarief, namelijk tegen 30-40% rente en voor een korte periode. Soms moeten boeren hun leningen al voor de oogst aflossen of hun huis wordt als onderpand gevraagd. Praktische belemmeringen om een bankrekening te openen spelen ook een rol, zoals hoge kosten en formele vereisten, bijvoorbeeld een geldig legitimatiebewijs of een salarisstrook.
Wat doet Nederland?
Uit wat ik hierboven heb beschreven blijkt dat het geen sinecure is voor een land als Nederland om met haar ontwikkelingsbeleid bij te dragen aan het vergroten van toegang tot financiering voor Afrikaanse ondernemers. Toch is dat wel een expliciet doel. Een kernpunt in het Nederlandse voedselzekerheidsbeleid is dat ‘kleine en middelgrote boer(inn)en en andere agrarische ondernemers die potentieel een marktvraag kunnen bedienen centraal staan. Vergroting van hun verdienvermogen is een krachtig middel om honger en armoede te bestrijden en economische groei te bevorderen.’
Private sector ontwikkeling staat hoog in het vaandel in het huidige ontwikkelingsbeleid. Uitgangspunt is een gunstig ondernemingsklimaat waarin iedereen gelijke kansen heeft om economische activiteiten te ontplooien. Een van de doelstellingen van het nieuwe Dutch Good Growth Fund (DGGF)is om middels het verstrekken van kredietgaranties de toegang tot krediet voor lokale ondernemers te vergroten. Dat moet onder meer bijdragen aan een hogere werkgelegenheid, vergroting van de lokale productiekracht en kennisoverdracht in het ontwikkelingsland. Tot op heden is het echter onbekend hoe het staat met de uitrol van het DGGF.
De grootste slag in verbetering in de toegang tot financiering is te slaan in de zogenaamde ‘missing middle’ in ontwikkelingslanden. Dat zijn Midden en Kleine Bedrijven (MKB) die te groot zijn voor microfinanciering, maar tegelijkertijd te klein en te riskant zijn voor banken.
Deze MKB markt blijkt bijzonder ontwikkelingsrelevant te zijn – het MKB speelt een sleutelrol bij het genereren van economische groei en werkgelegenheid. Bovendien levert een verbeterde doorgroei van kleine MKB-bedrijven ook betere handels- en investeringsmogelijkheden voor Nederland op. Een kolfje naar de hand van Minister Ploumen en haar ‘van hulp naar handel’ agenda.
Slecht nieuws en goed nieuws
Het slechte nieuws: de zogenaamde entry barriers zijn momenteel nog erg groot. Beperkte transacties, grote risico’s, ondoorzichtige markten en een zwakke institutionele omgeving zijn een nachtmerrie voor iedere investeerder.
Het goede nieuws: Nederland heeft een scala aan instrumenten voor private sectorontwikkeling in ontwikkelingslanden. Ploumen onderkent het belang van een degelijk ondernemingsklimaat, en investeert Nederland in ‘betrouwbare instituties en actoren’. Wel moet er nog een slag gemaakt worden om ervoor te zorgen dat die ‘kleine en (middel)grote boeren en boerinnen’ ook daadwerkelijk bereikt worden. Dankzij enkele decennia ontwikkelingswerk hebben we gedegen kennis van benodigde capaciteitsopbouw en netwerken in ontwikkelingslanden. Werk aan de Winkel!