
9 zorgen over de Wereldbank
INTERVIEW – Vandaag en morgen organiseert de Wereldbank in Rotterdam het Development Finance Forum. Waar moeten we op letten als het gaat om de rol van de Wereldbank in het Finance for Development-proces? Vice Versa skypete met Nicolas Mombrial, hoofd van het Oxfam International kantoor in Washington, en zette zijn zorgen op een rij.
1. De Wereldbank houdt zich stil over de superrijken
‘De laatste keer toen Jim Yong Kim, president van de Wereldbank, zijn visie om armoede uit te bannen presenteerde, praatte hij over inclusieve groei en dat de bottom 40 procent er sneller op vooruit moeten gaan vergeleken met de rest van de bevolking. Dat is een grote vooruitgang als we het vergelijken met de Wereldbank van vroeger, toen het vooral over economische groei ging waarvan iedereen vanzelf wel zou profiteren.
Het probleem is alleen dat ze de 40 procent vergelijken met de rest, terwijl wij vinden dat we ze zouden moeten vergelijken met de top 10 of top 1 procent van de rijksten in de wereld. Dáár is de ongelijkheid: niet tussen de armste 40 procent en de rest, maar tussen de allerarmsten en de superrijken. Het systeem werkt in het voordeel van de elite die het meest profiteren van de groei, het politieke systeem controleren en de regels in hun voordeel laten werken. De Wereldbank laat zich nog niet echt uit over het systeem achter de armoede.’
2. Het IFC implementeert haar eigen sociale-en milieueisen niet
‘De Wereldbank wil van Miljoenen naar Triljoenen. Hulp is heel belangrijk, maar inderdaad niet genoeg en andere bronnen zijn nodig. Daar zijn we het over eens. De Wereldbank focust dan ook erg op de private sector. Onze vraag is: hoe zorgen we ervoor dat die zich houden aan sociale- en milieustandaarden? In ons rapport The Suffering of Others, laten we zien dat de International Finance Corporation (IFC, de private tak van de Wereldbank, red.) hun eigen milieu-en sociale standaarden niet respecteert. Hun standaarden zijn weliswaar goed, maar het personeel voert ze niet uit. IFC-investeringen houden op die manier verband met mensenrechtenschendingen, mensen raken ontheemd en er is sprake van landroof.
Het meest schokkende voorbeeld is dat van Dinant in Honduras, een bedrijf waar de IFC in investeerde. Dit bedrijf breidde hun palmolieplantage uit door landonteigeningen. Boeren protesteerden, er werd gevochten en er zou zelfs sprake zijn van moorden. Bovendien wordt de baas van het bedrijf ervan verdacht te zijn betrokken bij een coup in Honduras – volgens lekken bij de CIA zouden vliegtuigen met drugs op zijn land zijn gesignaleerd. Met een eenvoudige Google zoekopdracht had de IFC er gemakkelijk achter kunnen komen dat er iets niet in de haak was, maar ze keken alleen naar de financiële stabiliteit van het bedrijf – niet naar de context van het land met politieke onrust en landconflicten.
Volgens een rapport van de CAO (voluit: de Compliance Advisor Ombudsman, red.), het verantwoordingsmechanisme van de Wereldbank, dat onder andere zei dat de IFC hun eigen standaarden niet opvolgde, leek het erop alsof het personeel een prikkel had om zich niet uit te spreken over sociale en milieugevolgen. Het heeft er de schijn van dat IFC-personeel vooral beloond wordt op basis van de hoeveelheden die ze lenen – maar niet op basis van ontwikkelingsimpact. Dit zijn ze nu wel aan het veranderen en dat verwelkomen we ook.’
3. Wees voorzichtig met tussenpersonen
‘Een ander probleem is dat de Wereldbank een model omarmt met tussenpersonen (financial intermediairies). Voor het IFC is dat nu al 60 procent van hun portfolio en dat neemt alleen maar toe. In plaats van dat ze direct geld lenen aan een bedrijf, lenen ze aan een bank, een pensioenfonds of trust fund, die op hun beurt aan een bedrijf lenen. Het probleem is dat ze vervolgens vaak niet meer weten wat er precies met dat geld gebeurt. En er is reden tot zorg, want er zijn cases waarbij het geld bij bedrijven terecht komt wiens projecten zich niet houden aan sociale of milieustandaarden, of zelfs mensen vermoorden.
Er wordt daar onvoldoende toezicht op gehouden. Als de IFC aan een bank leent, moet de bank zich houden aan de Performance Standards van van de IFC. Maar zij monitoren het bedrijf waar de bank aan leent niet. Ze verschuilen zich achter commerciële wetten, waaronder banken niet aan de IFC zouden mogen vertellen aan wie ze lenen. Voor ons is dat ook een probleem, want door al die tussenpersonen wordt het lasting uit te vinden of de IFC bij een project betrokken was of niet. Je moet een detective zijn om daarachter te komen.
Dit is een groot issue in de FFD-discussies. We vertellen ze niet dat ze geen tussenpersonen mogen gebruiken, maar ze zouden voorzichtiger moeten zijn: er zijn nog onopgeloste problemen. Of er meer bad practices zijn dan good practices? Dat is lastig te zeggen. Maar iedere case, iedere dode, is er een te veel.’
4. Het antwoord van de president van de IFC, Jin Yong Cai, is onvoldoende
‘Jin Yong Cai erkende de fout die werd gemaakt en het feit dat ze dat erkenden is al een breuk met het verleden. Toen ontkenden ze altijd alles. Dus daar geven we de Wereldbank graag credits voor. Maar hun voorstellen gaan nog niet ver genoeg. Op het gebied van tussenpersonen verstoppen zich nog steeds achter commerciële wetten en zeggen dat ze geen informatie kunnen geven over wat banken doen. Ik denk dat ze dat wél kunnen, tenminste in sommige gevallen.
We weten dat de IFC meer personeel aan gaat trekken en meer budget vrijmaakt om te monitoren op milieu- en sociale standaarden – maar dit gebeurt allemaal achter gesloten deuren. We moeten hun op hun woord geloven, maar er is reden om daar voorzichtig mee te zijn. In 2008 was er bijvoorbeeld een groot schandaal in Kameroen en Tsjaad waar mensen van hun land werden verjaagd. Een van de geleerde lessen was: we moeten niet alleen naar de financiële gezondheid van een bedrijf kijken, maar ook naar de context. Een paar jaar later maakten ze dezelfde fout met Dinant. Dus we vragen hun om in elk geval met een actieplan te komen, publiekelijk, met concrete actiepunten met tijdslijnen en hoe ze systemische en culturele veranderingen gaan implementeren.’
5. De Wereldbank is betrokken geweest bij landroof
‘Vorige maand maakte het Investigative Consortium of International Journalists bekend dat 3,3 miljoen mensen hun land waren kwijtgeraakt vanwege projecten van de Wereldbank Groep. Dat getal, 3,3 miljoen, is al erg hoog, maar nog erger is dat de Wereldbank niet weet of mensen daarna slechter of juist beter af zijn. Jim Kim zegt dat mensen onvermijdelijk ontheemd raken als een land zich ontwikkelt – dat gebeurde ook in Europa. Daar heeft hij een punt, maar in veel gevallen weten ze niet eens wat er met die mensen gebeurt en lijkt het erop dat mensen werden verdreven van hun land, geen compensatie kregen, of dat hun huizen zelfs werden verbrand.
Een maand voordat dit verhaal uitkwam, publiceerde de Wereldbank een audit over hervestiging waarin ze een actieplan voorstelden. We verwelkomen dat, omdat ze dat in het verleden wellicht hadden genegeerd. Maar dat deden ze zonder de gemeenschap en experts raad te plegen. In het actieplan staat bijvoorbeeld niet wat er gaat gebeuren met al die mensen die ontheemd zijn geraakt en hoe ze de fouten uit het verleden gaan herstellen.’
6. De nieuwe safeguards van de Wereldbank dreigen te verwateren
‘Een van de grootste zorgen gaat over de inheemse bevolking. Tot nu was er een clausule dat de inheemse bevolking geraadpleegd mag worden voor een project begint, maar in de tweede draft is er een opt-out. We maken ons zorgen dat sommige inheemse groepen daardoor niet meer worden beschermd. Daarnaast zijn de formuleringen slap. De Wereldbank zou dit moeten doen ‘when appropriate’, ‘when they think so’ en minder ‘they have to’.
Verder willen ze ook meer verantwoordelijkheid aan landen zelf geven en landensystemen opbouwen. Het is goed dat landensystemen opgebouwd worden. Maar hoe weten ze of landen die verantwoordelijkheid aankunnen en hoeveel capaciteitsopbouw geven ze?’
7. De Wereldbank zou een grotere rol moeten spelen om belastingontwijking tegen te gaan
‘Ieder jaar gaat er ongeveer 100 miljard dollar om aan illegale geldstromen en ik zou graag zien dat de Wereldbank een grotere rol kan krijgen om te helpen het belastingsysteem te herstellen. Toen Jim Kim het over het Finance for Development proces had bij CSIS, ging het met name om private financiering en niet over belasting en binnenlandse hulpstromen. Hij zei dat hij dat in een volgende speech zou adresseren, maar het zou goed zijn als hij dat meer centraal zou stellen, want hij heeft grote invloed. Als hij zou zeggen: “Het international belastingsysteem is kapot en we moeten hier iets aan doen!” luisteren mensen naar hem.’
8. De Wereldbank neigt te veel naar de privatisering van gezondheid en onderwijs
‘De Wereldbank zegt dat publieke systemen niet efficiënt werken en dat het daarom nodig is om in private systemen te investeren. We keken naar sommige projecten van de IFC en veel van hun financiering ging naar grote ziekenhuizen in grote steden – maar het was niet duidelijk of dat ook de allerarmsten vooruit hielp. Wij denken dat de Wereldbank moet focussen om arme landen te helpen om sterke gratis en publieke gezondheidssystemen te bouwen. De Wereldbanken vindt dat ook en Jim Kim is vroeger dokter geweest – dus zullen ze daar ook meer oog voor hebben. Maar ze zijn er minder alert op dan wij.
In een andere speech promootte Jim Kim de private scholen in Kenia en Uganda, zogenaamde BRIDGE-scholen die zijn opgezet door Amerikaanse ondernemers. Hier zetten we vraagtekens bij. Volgens BRIDGE betalen kinderen slechts zes dollar per maand, maar onze collega’s daar zeggen: daarbij houden ze geen rekening met eten en uniforms. Bovendien is zes dollar nog steeds veel voor mensen die van minder dan 1,25 dollar per dag moeten leven.’
9. Er is een cultuurverschil tussen de Wereldbank en het IFC
‘De IFC en de Wereldbank zijn twee verschillende afdelingen: het IFC gaat over private leningen, de Wereldbank over publieke en voor beide zijn er aparte landendirecteuren. Daartussen is er niet altijd goede coördinatie. Toen de Wereldbank in Lesotho zich bijvoorbeeld op gezondheid op het platteland wilde richten, investeerde de IFC in een groot ziekenhuis in de stad. De IFC houdt zich meer bezig met goede zakenpartners, in plaats van dat ze hun activiteiten linken aan de bredere Wereldbankstrategie.
Dus toen Jim Kim de Wereldbank wilde herstructureren, was een van de grootste issues het creëren van One World Bank Group en hechter samen te werken. Er zijn wel wat verbeteringen aangebracht, maar er zijn grote cultuurverschillen en er is ook enige weerstand. Als Jim Kim dit kan realiseren en ervoor zorgen dat de IFC betere ontwikkelingsimpact heeft en geen schadelijke gevolgen, dan zal dat een groot succes zijn voor zijn termijn.
Tekenend voor dat cultuurverschil is een interne enquête die vorig jaar onder het personeel van de IFC werd uitgevoerd. Daaruit bleek dat slechts 30 procent van het IFC-personeel vond dat ontwikkeling een belangrijk doel van hun werk was. Dat is shockerend: ze moeten echt de interne cultuur van de IFC gaan veranderen.’
Zojuist hield Vice Versa in Rotterdam een interview met Bertrand Badre, Managing Director en World Bank Group Chief Financial Officer. Zijn interview, waarin hij op een deel van de zorgen reageert, verschijnt volgende week op deze site.