
FFD-agenda mist concrete voorstellen voor bestrijding inkomensongelijkheid
BLOG – De Sustainable Development Goals besteden in hun huidige vorm aandacht aan het actief bestrijden van inkomensongelijkheid. Zeer terecht, meent Rolph van der Hoeven, hoogleraar Werkgelegenheid en Ontwikkelingseconomie aan het Institute of Social Studies in Den Haag en lid van de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken. Want ongelijkheid hindert de ontwikkeling van duurzame economische groei en stabiliteit. Maar vergaande beleidsmaatregelen op dit gebied blijven op weerstand stuiten en de academicus vreest dat ook in Addis Abeba concrete stappen achterwege zullen blijven. ‘De tijd dringt om dat recht te zetten!’
Een van de verschillen tussen de MDG’s en de voorgestelde SDG’s is de aandacht voor inkomensongelijkheid zowel binnen als tussen landen. Waar de MDG’s alleen aandacht gaven aan een statisch minimumconcept (aandacht voor inkomen beneden een bepaalde doelstelling), daar voegen de SDG’s, in hun ontwerpstadium, naast de minimum inkomensgrens voor armoede een meer dynamische concept toe, namelijk dat het inkomen van de armste veertig procent in een land sneller moet groeien dan het nationale gemiddelde.
Dat is zeer terecht want globalisering en financiële liberalisering, die vooral sinds 2000 zijn toegenomen, hebben in veel landen geleid tot groeiende ongelijkheid. Dit geldt niet alleen met betrekking tot inkomensverschillen tussen huishoudens, maar ook in de verhouding tussen arbeid en kapitaal en in vermogensbezit[1]. Grote inkomensongelijkheid roept natuurlijk ethische vragen op (waar de SDG’s aandacht aan besteden), maar heeft ook politieke en economische gevolgen. Het zet nationale politieke verhoudingen op scherp en kan de macro-economische stabiliteit van een land ondermijnen, met gevolgen voor het tempo en duurzame karakter van economische groei.[2] Een voormalige hoofdeconoom van het IMF [3] stelde zelfs dat de ongelijkheid in de Verenigde Staten een van de oorzaken was voor de wereldwijde crisis in 2007-2008.[4]
Ongelijkheid ondermijnt het vertrouwen in nationale economische en financiële systemen en tast daardoor ook de legitimiteit van het internationale financiële stelsel aan. Zoals Martin Wolff van de Financial Times schrijft: ‘In the past three decades we have seen the emergence of a globalised economic and financial elite. Its members have become ever more detached from the countries that produced them. In the process, the glue that binds any democracy – the notion of citizenship – has weakened. The narrow distribution of the gains of economic growth greatly enhances this development. This, then, is ever more a plutocracy. A degree of plutocracy is inevitable in democracies built, as they must be, on market economies. But it is always a matter of degree. If the mass of the people view their economic elite as richly rewarded for mediocre performance and interested only in themselves yet expecting rescue when things go badly, the bonds snap. We may be just at the beginning of this long-term decay.’ [5]
Addis Abeba
De ontwerpverklaring voor van de FFD-conferentie in juli in Addis Abeba (waarover nog onderhandeld wordt) constateert dan ook de soms dramatisch gegroeide ongelijkheid binnen landen (para 4) en pleit daarom voor grotere verbondenheid in nationale ontwikkelingsstrategieën die gebaseerd moeten zijn op een sociaal compact (para 8 en11).
De ontwerpverklaring voor van de FFD-conferentie in juli in Addis Abeba constateert de soms dramatisch gegroeide ongelijkheid binnen landen
De verantwoordelijkheid voor dat compact ligt natuurlijk in de eerste plaats bij landen zelf. Politieke instrumenten om inkomensongelijkheid tegen te gaan bestrijken een breed terrein (inclusieve groei, arbeidsmarkt, onderwijs, tegengaan van monopolies, verdeling van land en andere productiefactoren, etc.). Een effectief middel is ook een betere fiscale politiek. Een recent paper van het IMF[6] laat zien hoe in Europa en in Latijns America gerichte fiscale politiek (voornamelijk belastingen en inkomensoverdrachten) ongelijkheid sterk kan terugdringen, zonder dat dit nadelig is voor economische groei.
De ontwerpverklaring voor Addis Abeba hecht dan ook veel waarde aan het ontwikkelen van een goed fiscaal systeem in alle landen, inclusief ontwikkelingslanden ( para 17). Echter om een goed fiscaal systeem te ontwikkelen of staande te houden moeten landen ook kunnen beschikken over de daarvoor benodigde middelen. En hier wringt vaak de schoen.
Partos[7] wees onlangs nog in zijn ontwikkelingsmonitor op hoe huidige belastingverdragen, ook die met Nederland, ertoe leiden dat de zo nodige belastingopbrengsten aan vele ontwikkelingslanden voorbij gaan en bij internationaal slim opererende bedrijven blijven hangen. Zo schat het Center for Global Development in Washington bijvoorbeeld dat de twintig armste Afrikaanse landen, tussen 1980 en 2009, gemiddeld 10 procent van hun bruto nationaal product zagen verdwijnen door belastingontwijking, grensoverschrijdende criminaliteit en prijsmanipulaties[8].
De ontwerpverklaring voor de FFD-conferentie in juni benoemt deze onrechtvaardigheden en laat landen laten verklaren oneerlijke belastingconstructies af te bouwen (para 20-26). Echter het operationele voorstel in paragraaf 26 dat beoogt de VN-commissie van experts over Internationale Samenwerking in Belastingaangelegenheden meer macht te geven, door van deze commissie een intergouvernementeel orgaan met beslissingsbevoegdheden te maken, lijkt op weerstand te stuiten in Europa.
Schulden
Een ander belemmering voor een gezond fiscaal systeem in een aantal ontwikkelingslanden is een overmatige schuldenlast. Deze last werd, vooral na de 2008 crisis, erkend. De VN-commissie voor de Hervorming van het Internationale Monetaire en Financiële Systeem, voorgezeten door Nobel-prijswinnaar en voormalig topeconoom bij de Wereld Bank, Joseph Stiglitz, als ook het IMF[9] hebben voorstellen gedaan om tot een internationaal schuldenafschrijvingsmechanisme (SDRM: Sovereign Debt Resolution Mechanism) te komen.
Hoewel de huidige ontwerptekst voor Addis Abeba gewag maakt van de noodzaak voor een internationaal schuldenafschrijvingsmechanisme is het tot nu toe niet mogelijk gebleken op dit punt overeenstemming te bereiken en een gedegen voorstel voor zo’n systeem ontbreekt daarom jammer genoeg.
Voorstellen voor internationale maatregelen voor vermindering van nationale inkomensverschillen blijven ver achter bij wat noodzakelijk is
Alhoewel de ontwerpverklaring duidelijk de groeiende inkomensongelijkheid binnen landen aanstipt en de noodzaak voor het verkleinen van de verschillen onderschrijft, blijven duidelijke voorstellen voor internationale maatregelen die vermindering van nationale inkomensverschillen teweeg kunnen brengen, ver achter bij wat noodzakelijk is.
De tijd dringt dus om dit alsnog recht te zetten!
[1] ILO, World of Work Report 2008: Income Inequalities in the Age of Financial Globalization , ILO,Global Wage Report 2012/13: Wage and Equitable Growth (2013), Geneva.
[2] International Monetary Fund, (2014) ‘Fiscal Policy and Income Inequality’, IMF Policy Paper, januari 2014.
[3] Het zou namelijk de druk op het verstrekken van leningen aan huishoudens hebben doen toenemen. Zie International Monetary Fund, ‘Fiscal Policy and Income Inequality’, IMF Policy Paper, January 2014, p. 4)
[4] Aangehaald in AIV, 2014, Naar een betere mondiale financiële verbondenheid, Advies 89, Den Haag
[5] M. Wolff, ‘Failing Elites Threaten our Future’, Financial Times, 14 January 2014.
[6] International Monetary Fund, (2014) ‘Fiscal Policy and Income Inequality’, IMF Policy Paper, januari 2014.
[7] PARTOS,2015, Coherentie monitor 2015, lets walk together, de stand van zaken voor beleidscoherentie voor ontwikkeling, Den Haag
[8] AIV,2015, Financiering van de Internationale Agenda voor Duurzame Ontwikkeling, Briefadvies 27, den Haag
[9] UN, ‘Report of the Commission of Experts of the UN General Assembly on Reforms of the International Monetary and Financial System’, New York, 21 September 2009