De Asian Infrastructure Investment Bank, de Sustainable Development Goals en Alibaba

BLOG – Gisteren zagen we dat ontwikkelingslanden zich niet vertegenwoordigd voelen door de huidige financiële instituties. Hervormingen blijven uit, en dus zijn ze in Azië hun eigen bank maar op gaan richten: de Asian Infrastructure Investment Bank. Ex-CDA politica Kathleen Ferrier schrijft vanuit Hong Kong over deze historische gebeurtenis, die volgens haar exemplarisch is voor de verschuiving in de globale financiële machtsverhoudingen, en ook zijn rol zal gaan spelen in het behalen van de Sustainable Development Goals.

De oprichting van de AIIB, de Asian Infrastructure Investment Bank is een feit.

Sinds de formele totstandkoming van de bank in oktober 2014 hebben 57 landen zich gemeld als  medeoprichters, founding stakeholders, waaronder Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en jawel, ook Nederland.

Dit wordt in China gezien als een triomf. Niet vreemd als je bedenkt dat de eerste reacties op de oprichting van deze bank vooral sceptisch waren. De VS haastten zich te roepen dat de AIIB nooit de internationale normen zou halen als het gaat om duurzaamheid, transparantie en veiligheid en dat internationale afspraken op gebied van arbeidsrecht vast niet nagekomen zouden worden. Maar nadat er aanvankelijk wenkbrauwen werden opgetrokken, was het daarna vooral de hoeveelheid dollars in toezeggingen van leden, die omhoog ging.

Want, hoe ze hun best ook deden, het is de VS niet gelukt om hun bondgenoten uit de AIIB te houden. Ook in Azië hebben belangrijke bondgenoten van de VS, zoals  Zuid-Korea, Nieuw- Zeeland, Singapore en Thailand aangekondigd dat ze meedoen.  Zelfs Japan en Australië lijken zich ondanks de druk van de VS op te maken voor deelname aan de AIIB. Als Japan lid wordt, is de VS het enige G8-land dat aan de zijlijn blijft staan. Vanuit het Midden-Oosten heeft zeer onlangs Israël zich als nieuw lid aangemeld.

‘Zwaar teleurgesteld’

De reden om de AIIB op te richten is dat China en andere BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, en Zuid-Afrika, de ‘opkomende economieën’) het eindeloze wachten op de al in 2010 aangevraagde hervormingen van het aandeelhoudersysteem van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) meer dan beu zijn. Zhou Xiaochun, directeur van de Centrale Bank China wond er geen doekjes om tijdens de onlangs gehouden voorjaarsvergadering van het IMF en de Wereldbank. Hij zei ‘meer dan gefrustreerd en zwaar teleurgesteld’ te zijn over het feit dat er nog steeds geen voortgang is wat de hervormingen betreft.

In basis houden die in dat zes procent van de stemmingsrechten van ontwikkelde economieën verschuift naar opkomende economieën. De markten van deze landen zijn samen goed voor een vijfde van de wereldeconomie, maar bij het IMF hebben ze samen maar elf procent van de stemrechten. Dat leidt vooral tot irritatie bij China. Door de snelle economische groei is China’s aandeel in de globale economie al meer dan 15 procent, terwijl het land maar 3,8 procent van het IMF stemrecht heeft.

Ook op regionaal bancair niveau voelt China zich niet serieus genomen: de ADB, Asian Development Bank kent Japan meer stemrecht toe dan China, terwijl China veruit de grootste economie in de regio is.

Historische verschuiving

Geen wonder dus dat de AIIB door China als een triomf over het westen en zeker over de VS gezien wordt. Zeker als je bedenkt dat het voor het eerst is dat het de VS niet is gelukt de oprichting van een invloedrijk rivaliserend instituut tegen te houden. In 1997, na de Aziatische financiële crisis, lukte het nog de oprichting van een Aziatisch Monetair Fonds (AMF) tegen te houden, maar nu zegeviert de wil van China. En hiermee is een historische verschuiving in het globale financiële landschap een feit.

Natuurlijk zijn er bij deze ontwikkelingen kritische kanttekeningen te plaatsen. Allereerst rijst de vraag of al die mooie beloften van de medeoprichters straks ook werkelijk worden vertaald in harde dollars. Eerst zien dan geloven, maar in internationale samenwerking zijn er helaas talloze  voorbeelden van grote beloftes en financiële toezeggingen waar, als puntje bij paaltje komt, bedroevend weinig van overblijft.

Wie betaalt, bepaalt. Dat zal ook gelden voor de werkwijze van de AIIB. In hoeverre er sprake zal zijn van milieubewust beleid, respect voor internationale wetgeving, arbeidsrecht en mensenrechten zal afhangen van de uiteindelijke betalers. Dan blijft de grote vraag  wat we van deze bank gaan merken en wat we ervan kunnen verwachten.

Van MDG’s naar SDG’s

Veel, denk ik. Als lid van de independent Expert Review Group (iERG) maak ik mee hoe de nieuwe doelstellingen van de internationale gemeenschap, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), de opvolgers van de Millenniumdoelstellingen, tot stand komen. Hadden we in het afgelopen tijdperk (2000-2015) acht doelen, voor de nieuwe periode (2015-2030) is er sprake van 17 doelen en maar liefst 170 subdoelen.

Om die ook maar enigszins te benaderen zijn er triljoenen dollars nodig. Als je bedenkt dat alle multilaterale ontwikkelingsbanken gezamenlijk vandaag de dag nog geen 200 miljard te besteden hebben, wordt duidelijk dat iedere speler in dat veld hard nodig is.

Nieuwe ontwikkelingsideologie

De AIIB zal een belangrijke rol kunnen en wíllen spelen. En daaruit blijkt  dat de wereldverhoudingen écht veranderd zijn en dat er een nieuwe balans gevonden moet worden.

Daarnaast is er sprake van een nieuwe ontwikkelingsideologie en ook in die zin past de nieuwe speler bij de nieuwe tijd van de SDG’s. Anders dan bij de MDG’s, waarbij het vooral ging om armoedebestrijding door het geven van geld door ‘rijke’ landen aan ‘arme’ landen, staan bij de SGD’s veel meer de gezamenlijke uitdagingen centraal, zoals het omgaan met publieke goederen, ongelijkheid binnen landen, migratie, uitbraken van besmettelijke ziektes, veiligheidsvraagstukken en geweld, waarbij de onderlinge afhankelijkheid van de wereldbevolking een centrale notie wordt.

Met het uitschrijven van een cheque om ‘zielige’ mensen te ‘helpen’ komen we er allang niet meer. Er moeten nieuwe modellen gevonden worden, waarbij bedrijfsleven en wetenschap, naast het maatschappelijk middenveld, een veel centralere rol moeten spelen.

Alibaba

In China hoeft men niet lang naar interessante ontwikkelingsmodellen te zoeken. Alibaba, het grootste online concern ter wereld biedt een aardig voorbeeld. Jack Ma, de directeur van Alibaba, heeft enorm succes met zijn ontwikkelingsvisie: het ontsluiten en ontwikkelen van afgelegen plattelandsgebieden door daar in te zetten op jonge, leergierige vrouwen. ‘Geef hen een computer’, zegt Ma, ‘en ze beginnen orders aan te nemen voor het hele dorp. Voor wasmachines en tv’s, zaken die iedereen nu eenmaal wil hebben. Dat is het begin van een bredere ontwikkeling.’

Er is heel veel werk aan de (ontwikkelings)winkel, zeker ook in China zelf,  wil de internationale gemeenschap de SGD’s in 2030 bereikt hebben. Het is te hopen dat de veelbelovende AIIB haar beloftes waar zal kunnen maken.