
Alvin Mosioma (Tax Justice): ‘Nederland is een belastingparadijs’
INTERVIEW – Nederland kan zoveel belastingverdragen heronderhandelen als het wil, maar zolang de brievenbusconstructies thuis niet worden aangepakt, voert Nederland incoherent beleid. Dat vindt Alvin Mosioma, directeur van Tax Justice Afrika. ‘Het is alsof een politieman dieven vangt op straat, maar in z’n eigen huis een kluis heeft om die dieven te verstoppen.’
Belastingontwijking staat nu een aantal jaren op de agenda. Heeft u het gevoel dat het maatschappelijk middenveld vooruitgang heeft geboekt?
‘Een paar jaar geleden, in 2006, toen we begonnen, werden onze eisen gezien als iets absurds. En nu hebben we het over het vergroten van transparantie en rapportageverplichtingen. Landen zoals Noorwegen, Frankrijk en de VS zijn begonnen met maatregelen zoals de Dodd Franck Act. Zelfs de OESO (een club van 34 rijke landen, red.) erkent dat het huidige systeem gedateerd is en niet werkt. Dus dat is een succes.
‘Voordat we een paar jaar geleden begonnen, snapte niemand in Afrika wat het issue was. Maar ngo’s, het publiek en de regering zijn zich er nu veel meer van bewust. Een High Level Panel, opgezet door de Afrikaanse Unie en voorgezeten door Mbeki, werkt nu aan deze issues. Ze erkennen dat het probleem economische groei en pogingen om armoede te bestrijden ondermijnt.
‘Vergeleken met issues zoals handel, schulden en klimaatverandering, hebben we zeker succes geboekt in een relatief korte periode. Op die gebieden duurt het vaak eeuwen voordat er beweging is.’
Wat is er nodig voor de conferentie in Addis Abeba?
‘De Financing for Development-conferentie biedt een gouden mogelijkheid voor landen om samen te komen en een serieus gesprek te hebben over wat er nodig is om miljoenen mensen uit de armoede te halen. We hebben het over nòg ambitieuzer doelen, we hebben het over het uitbannen van armoede. Het geld daarvoor moet ergens vandaan komen en de meest duurzame manier is belasting. Voor mondiale gelijkheid is het essentieel dat ieder persoon en ieder bedrijf zijn of haar belasting betaalt.
‘Het probleem is alleen dat degenen die de sleutel hebben tot de oplossingen, ook de begunstigden zijn van de loopholes in het systeem. Zoals Nederland. En dat is een enorme uitdaging. Wij vertellen onze Afrikaanse regeringen dat internationale regels moeten veranderen, maar vervolgens hebben zij nergens een forum waar ze aan tafel kunnen zitten als gelijken en problemen en oplossingen aan kunnen kaarten. De VN als forum is te zwak en heeft niet genoeg fondsen. Dat is met opzet gedaan, want de rijke landen houden het liever binnen de OESO. Het is alsof we een voetbalspel spelen waar de spelers uit één team tegelijkertijd de scheidsrechter zijn. Dat kan niet eerlijk zijn. De beslissingen zijn niet representatief, niet democratisch en niet inclusief. Er moet dus een nieuwe structuur komen binnen de VN die goed uitgerust is en een mandaat heeft om belasting te reguleren.’
Het is alsof we een voetbalspel spelen waar de spelers uit één team tegelijkertijd de scheidsrechter zijn. Dat kan niet eerlijk zijn.
Tegenstanders zeggen: het momentum is nu in de OESO. Die heeft de capaciteit en het is beter om het daar te houden in plaats van iets nieuws te creëren. Is dat niet terecht?
‘Dat is waar, maar het is een raar argument. De vrouwenbeweging heeft gestreden voor gelijke rechten, gelijke betaling en gelijke mogelijkheden. Zou het niet absurd zijn om te zeggen: vrouwen zijn nu eenmaal minder gekwalificeerd en kunnen daarom beter niet werken of stemmen? Dat is hetzelfde. Dus als de VN die capaciteit nog niet heeft, moet die capaciteit worden gebouwd.
‘We zeggen niet: we sluiten de OESO vandaag. We zeggen dat we moeten onderkennen dat de OESO niet het juiste platform is en dat we de juiste stappen moeten ondernemen naar een meer democratische structuur. De OESO kan de rol spelen zoals ze dat nu doet op korte en middellange termijn, maar in de tussentijd moeten we de tekortkomingen wel aanpassen. Want als je niet aan tafel zit, sta je hoogstwaarschijnlijk op het menu.’
Maar zal het proces in de OESO niet voldoende resultaat opleveren?
‘De bedoelingen zijn goed en de plannen ambitieus, maar de stappen die ze ondernemen zijn reden tot zorg. Sommige oplossingen zijn verwaterd. We zeggen bijvoorbeeld: we willen een register van de uiteindelijke belanghebbenden van bedrijven. De OESO wil dat ook, maar die wil ze niet publiek maken. Maar juist dat is voor ons de reden om een register te hebben. Met name de private sector beïnvloedt dit proces.
‘De VN kan die invloed misschien een beetje beperken. Natuurlijk zal de private sector altijd invloed hebben: zij hebben meer middelen en hun belangen staan direct op het spel. Maar de VN zal tenminste meer inclusief zijn. En die inclusiviteit betekent, natuurlijk, dat de private sector geraadpleegd wordt.’
Er gaan geruchten dat ontwikkelingslanden zelf niet zo sterk op een VN-comité ingaan. Het wordt wel gezegd in statements van de G77, maar niet door individuele landen. Willen ze eigenlijk wel zo’n VN-comité?
‘Je legt de vinger op de zere plek. We horen uit sommige reacties van de OESO dat ze niets van ontwikkelingslanden horen. Individuele landen vragen het misschien niet, maar het staat wel in het Mbeki-rapport – dus hoe kun je dat betwijfelen? Het klopt echter wel dat individuele landen er misschien niet zo sterk voor uitkomen. Ik denk dat het er ook mee te maken heeft dat ze het een beetje opgeven. De OESO is toch te machtig en er is niet veel dat we kunnen doen, is het idee. Maar het gaat om recht. Het maakt niet eens zoveel uit of iemand erom vraagt of niet.’
Het idee van een VN-systeem is er dus vooral een van ngo’s?
‘Dat klopt, maar zo zijn we ook ooit begonnen. Het hele belastingissue kwam voort uit een vraag van het maatschappelijk middenveld.’
Als we kijken naar de rol van Nederland, zegt onze minister te kijken naar belastingverdragen en capaciteitsopbouw en het probleem binnen de OESO aan te pakken. Doet Nederland genoeg volgens u?
‘Ik heb er geen twijfels over dat Nederland er serieus mee bezig is. Tegelijkertijd hoor ik van mensen die bezig zijn met de onderhandelingen over belastingsverdragen het volgende: wanneer Nederland een verdrag heronderhandelt met Zambia, maar Zambia heeft al een verdrag met het Verenigd Koninkrijk, dan mag het verdrag van Nederland met Zambia Nederland niet in een slechtere positie ten opzichte van het Verenigd Koninkrijk. Nederland gebruikt het Engelse verdrag dus als referentiekader en wil daar niet onder gaan zitten. Dat is voor mij lastig te begrijpen, als je echt serieus bent met het heronderhandelen van verdragen.
‘Een tijdje geleden toen ik terug kwam van een dienstreis, belden mijn collega’s me en zeiden dat er dringende telefoontjes kwamen van de Nederlandse ambassade. Ik had ergens in een krantenartikel Nederland een tax haven genoemd en ze dachten dat ik in de war was met de Nederlandse Antillen. Ik bedoelde toch echt Nederland, dit kwam namelijk uit een rapport van SOMO.
‘Het Nederlandse beleid is erg incoherent. Aan de ene kant is het goed om te praten over capaciteitsopbouw, maar aan de andere kant is het belangrijk dat je eigen wetgeving niet ondermijnt. Je kan zoveel capaciteit opbouwen als je wilt, maar als een bedrijf zich in Nederland registreert en in Kenia opereert zonder belasting te betalen, dan zijn de mogelijkheden van de Kenya Revenu Authorities extreem beperkt. Het is alsof een politieman dieven vangt op straat, maar in z’n eigen huis een kluis heeft om die dieven te verstoppen. Wat betreft het OESO-proces – als Nederland echt een kampioen wil zijn in het aanpakken van belastingontwijking, dan moeten ze het VN proces versterken.’
Je kan zoveel capaciteit opbouwen als je wilt, maar als een bedrijf zich in Nederland registreert en in Kenia opereert zonder belasting te betalen, dan zijn de mogelijkheden van de Kenya Revenu Authorities extreem beperkt.
Hoe moeten we volgens u de race to the bottom stoppen?
‘We pleiten uiteindelijk voor mondiale standaarden voor een publiek register van de begunstigde eigenaars van bedrijven (beneficial ownership) en een einde aan brievenbusmaatschappijen waarvan het onduidelijk is waar het eigenaarschap ligt. En we pleiten voor een nieuwe mondiale standaard dat het verplicht maakt voor bedrijven om hun winsten per land te registeren. Dat zou ervoor moeten zorgen dat de winsten worden gerapporteerd daar waar de economische activiteiten plaatsvinden. In deze tijd leven we in een geglobaliseerde wereld en hebben we mondiale regels nodig. Belasting is niet meer een nationale agenda. We hebben het voor elkaar gekregen om regels voor internationale handel te krijgen, waarom niet met belasting?’
Een soort WTO voor belastingen dus.
Lachend: ‘Ik hoop niet dat het net zo’n catastrofe wordt als de WTO. Niemand wil een nieuwe WTO. Maar dat het wordt gereguleerd met minimumstandaarden is essentieel.’
Dat klinkt onrealistisch.
‘Dat is wat men vijf jaar geleden ook zei. Als je een voorstel op tafel legt, klinkt dat in het begin absurd. Maar Nelson Mandela zei ooit: “Het is onmogelijk, totdat het gebeurt.” Die quote inspireert me. Sommige dingen kunnen onrealistisch lijken in het begin, maar als het eenmaal gebeurt kun je zeggen: het was het waard om voor te vechten.’