
‘We hadden toen veel harder aan de bel moeten trekken’
INTERVIEW – Onder het motto “ICCO investeert in mensen, Nederland steeds minder,” maakte ICCO afgelopen week bekend in actie te komen tegen de bezuinigingen op ontwikkelingsgeld. ‘Ronduit teleurgesteld’ is ICCO over de rigoureuze korting en de kapitaalvernietiging die daar onvermijdelijk op volgt. Vice Versa sprak met ICCO directeur Marinus Verweij. Over de tegenvallende uitslag van de Strategische Partnerschappen, de lauwe protesten op bezuinigingen en de vraag: hoe nu verder? ‘Ik denk wel dat er weer een tijd komt dat men snapt dat een isolement van Nederland in de wereld gewoon niet kan.’
Het is niet de eerste keer dat Marinus Verweij slecht nieuws moet brengen. Vijf jaar geleden kreeg hij als kersverse directeur op zijn eerste werkdag te horen dat de financiering van MFS2 voor ICCO terugliep van 130 naar 70 miljoen. Inmiddels kan Verweij daar een cynisch grapje over maken: ‘Ik hoop niet dat er een causaal verband is,’ grinnikt hij. Maar vrolijk staan de zaken er niet voor, nu ICCO in het vijftigste jubileumjaar bij de Strategische Partnerschappen weer teruggaat: naar bijna 6,9 miljoen in plaats van de beoogde 15 miljoen waarop men gehoopt had.
‘Ik snap best dat je als overheid niet meer die ene grote bak met geld van MFS1 wil,’ licht Verweij toe, ‘maar nu is het helemaal de andere kant opgegaan, naar een extreem tendermodel. We hebben als ngo’s samen met de overheid een gezamenlijk belang, want Nederland heeft in het buitenland gewoon een hele goede reputatie. Je krijgt nu dezelfde discussie als die in de ambassades gaande is: wat breek je af als je aanwezigheid verdwijnt?’
Too little too late
Verweij pleit daarom voor een visie die meer op de lange termijn gericht is: ‘Je moet een combinatie hebben van een basis waarmee je kennis en netwerken in het zuiden kunt behouden. Daar bovenop kun je competitieve incentives bouwen, bijvoorbeeld met tenderen.’ Maar het is juist de basis die nu afgebroken wordt, vindt Verweij.
De minister heeft desondanks tegen de Tweede Kamer gezegd dat vijfentwintig procent van de middelen bij ngo’s terecht zal komen. Verweij: ‘Dat zou ongeveer 900 miljoen zijn. Maar volgens onze berekeningen kom je nu slechts op 400 miljoen, op twaalf procent uit. Daar zit een heel gat tussen.’
‘Het is wel zo dat in principe andere loketten open zijn,’ vervolgt Verweij, ‘maar zijn die wel zo ngo-vriendelijk als je naar de kleine lettertjes kijkt? Het Dutch Good Growth Fund is bijvoorbeeld eigenlijk niet op ngo’s ingericht. We hebben de indruk dat we minder makkelijk aan de bak komen dan gevestigde impact investors die al een track record hebben en waarschijnlijk veiliger zijn met betrekking tot het revolverende karakter van het fonds.’ Al met al is het allemaal een kwestie van ‘too little too late’, vat hij samen: er zijn weinig alternatieven en te weinig tijd voor transitie. ‘Kapitaal vernietigt nú. Het zou heel erg helpen als er óf een transitie is waardoor je tijd kunt rekken, óf dat de toegezegde alternatieven sneller gaan leveren.’
Daarbij vindt Verweij dat minister Ploumen met haar model van de Strategische Partnerschappen, dat alleen maar gericht is op lobby en beleidsbeïnvloeding één belangrijk aspect over het hoofd ziet. ‘Je kunt lobby en beleidsbeïnvloeding niet in isolement doen. Als je het bijvoorbeeld hebt over landrechten in Zuid-Afrika, dan moet je een legitimatie hebben om dat onderwerp aan de orde te stellen; dan moet je ook een programma hebben dat je legitimeert om een stem in de discussie te hebben. Daarom hebben wij lobby and advocacy altijd gezien als onderdeel van een breder programma. Nu dreigt dat deel van de programma’s waardoor je een stem hebt door de bezuinigingen weg te vallen.’
Vol in
Maar waarom komt ICCO pas nu, na de eindbeschikking, met kritiek naar buiten? Farah Karimi, directeur van Oxfam Novib, klom in 2012 al in de pen om haar onvrede met de bezuinigingen hoorbaar te maken. Waarom is ICCO ook niet meteen in actie gekomen? Verweij hapert even in zijn antwoord, maar zegt dan: ‘We komen nu echt in actie omdat duidelijk wordt hoe het plaatje eruit gaat zien. De uitkomst van de Strategische Partnerschappen viel tegen en er zijn geen andere kanalen die opengaan. Misschien kun je achteraf zeggen: we hadden toen veel harder aan de bel moeten trekken.’
Aan de andere kant rekende Verweij op de vijfentwintig procent die door de minister toegezegd was, relativeert hij. Bovendien zát de OS in die tijd nu eenmaal in een hoek waar de klappen vielen. ‘We zaten met de PVV in gedoogconstructie die eigenlijk naar nul wilde, dat is het klimaat dat heerste. We hadden gewoon problemen thuis, en dus was er een hele interne politieke agenda. Als je het had over het ‘Verweggistan’ OS-budget versus een verpleeghuis voor je oma, dan was de uitkomst wel duidelijk.’
Toch zijn de tijden nu aan het veranderen, meent Verweij. In ieder geval is bij hem de knop omgegaan. Lange tijd had hij immers het gevoel dat het knokken voor zijn eigen club vooral een teken van eigenbelang was. Maar, zo zegt hij nu: ‘Ik ben de gêne voorbij. Ik ben gewoon trots op ICCO en alles wat we kunnen doen. Dus of het nu eigenbelang is: het interesseert me niet meer. Ik ga er nu vol in.’
‘Van 70 naar 7 vang je niet zomaar op’
Verweij voelt namelijk direct de gevolgen van de teruggang naar 6,9 miljoen euro, met name de programma’s die voor een groot deel afhankelijk zijn van de MFS financiering. En dus zullen veel programma’s en contracten die ICCO met partners heeft, aflopen. ‘We gaan dus weg uit Brazilië en uit Zuid-Afrika, plekken waar we lang gewerkt hebben.’ Aangezien ICCO veel samenwerkt met lokale partners, gaan de klappen ook lokaal vallen. De vraag hoe je weggaat is dan ook een belangrijke, benadrukt Verweij: ‘We zeggen al lange tijd tegen partners: wees alsjeblieft niet voor een te groot deel van ons afhankelijk. Met exit-strategieën proberen we op verantwoorde manier afscheid te nemen.’
Een van de ‘pareltjes’ waarvan Verweij moeilijk afscheid kan nemen, is het landbouwprogramma in Zuid-Afrika. ‘Na de apartheid komt er nu land beschikbaar voor kleine boeren. Maar er zit een groot gat tussen de kleine economie, die vroeger zwart was, en grote economie die blank was. We proberen die aansluiting te maken, maar dat kost tijd. Met de tijd die we nu hebben, gaan we het niet meer redden om die boeren aan te sluiten op de grote supermarkten. Dat programma zal dus waarschijnlijk gaan sneuvelen.’
Afscheid nemen, snoeien en bezuinigen. Vindt Marinus Verweij, die als idealistische tropenarts zijn carrière begon, het werk eigenlijk nog wel leuk? Lachend antwoordt hij: ‘Wist ik dit toen ik begon? Nee!’ Dan, op een serieuzere toon: ‘Op deze manier is snoeien nooit leuk. Maar toch ben ik trots op de vernieuwing die gaande is. De vraag is of het op deze manier moet, maar ik ben er wel trots op. Idealisme is dan ook het feit dat we zeggen: jongens, we gaan niet bij de pakken neerzitten. Hoe vervelend ook, we gaan door.’
Wake-up call
Doorgaan betekent in dit geval ook vernieuwen, het toverwoord waarmee minister Ploumen de bezuinigingen hand in hand laat gaan. Is dat een kwestie van slim framen, door de bezuinigingen als vernieuwing neer te zetten? ‘Je kunt niet met droge ogen geloven dat het níet om een bezuiniging gaat. Maar de sector betwist ook helemaal niet dat er vernieuwing nodig was; het is en-en,’ zegt Verweij.
Zelf kreeg hij in 2011 de ‘wake-up call’ dat ICCO teveel van één actor afhankelijk was, namelijk het Ministerie van Buitenlandse Zaken. ICCO was al bezig met een proces van decentralisatie naar de regiokantoren, die meer fondsenwervende taken op zich namen. Inmiddels heeft ICCO onder Verweij een kantoor in de Verenigde Staten opgericht en focust de organisatie op nieuwe instrumenten als blending, waarbij een sluitend business model bedacht wordt. Verweij: ‘Ook hebben we creatieve vernuftige constructies met vissers in Azië, waarbij wij de lokale bank een garantie geven voor een lening aan de vissers. Zo leren mensen met hun eigen bank omgaan en wordt er een relatie opgebouwd die veel toekomstbestendiger is dan die van een klassieke donor.’
22 april
Dan tot slot: zijn deze bezuinigingen definitief, of hoopt Verweij dat het tij weer gaat keren? ‘De tijden van MFS1 zullen nooit meer terugkomen, maar daar spelen we ook op in. Ik denk wel dat er weer een tijd komt dat men snapt dat een isolement van Nederland in de wereld gewoon niet kan.’ Het verbaast hem nog steeds dat een conservatieve regering in Groot-Brittannië recent een wet aannam om wél naar de 0,7% te gaan: ‘Dat houdt een fundamenteel andere visie op de wereld in! En daar kijk ik erg naar uit.’
Zijn verwachtingen voor het algemeen overleg op 22 april zijn dan ook hooggespannen. Dan spreekt minister Ploumen met de Tweede Kamer over maatschappelijke organisaties en ontwikkelingssamenwerking. ‘De minister heeft aan de kamer vijfentwintig procent genoemd. Ik hoop dat de politici daarop ingaan: hoe is het mogelijk dat het percentage niet gehaald is? En hoe kunnen we het snel beter doen? Nu komt de rekening van de bezuinigingen wel heel eenzijdig bij de maatschappelijke organisaties terecht.’ De voormalige tropenarts blijft positief: ‘We hopen dus dat als er weer wat ruimte in het budget komt, we een beetje terug naar onze oude positie kunnen klimmen. Ik denk dat de timing goed is, de hele begrotingsbesprekingen voor 2016 moeten nog beginnen.’