
Vrijdagmiddagborrel: Idealen delen of uurtje-factuurtje?
OPINIE – Hoe kan het dat het imago van de ontwikkelingssector bepaald wordt door incidenten en niet door de enorme meerwaarde die de organisaties bieden in het bestrijden van onrecht? Dat was een vraag die werd opgeworpen toen Marc Broere op de koffie ging bij Jan van Berkel, directeur van de Leprastichting. De oplossing? De ontwikkelingssector moet weer een beweging worden van mensen waarmee je een ideaal deelt.
Afgelopen dinsdag was ik op bezoek bij de Leprastichting in Amsterdam. Ik had er een boeiend gesprek met directeur Jan van Berkel om eens door te praten over de ontwikkelingen binnen de sector en over het werk van zijn organisatie dat er op gericht is de lepra wereldwijd onder controle te krijgen. De Leprastichting is een middelgrote Nederlandse ontwikkelingsorganisatie met ongeveer 20 mensen op het kantoor in Nederland en 140 ‘in het veld.’ De organisatie heeft een jaarlijkse omzet van ongeveer 10 miljoen euro, waarvan een derde afkomstig is van veelal trouwe donateurs, een derde uit nalatenschappen en de rest door zogeheten ‘institutionele donoren.’ De Nederlandse overheid is nooit een vaste donateur geweest.
Eigenlijk is leprabestrijding niet zo heel moeilijk, vertelde Van Berkel me. De kennis en de medicijnen zijn er, het is alleen een kwestie van dat tijdig op de juiste plek in te zetten en de ziekte vooral ook in een vroeg stadium te herkennen. Ben je er te laat bij, dan krijg je de verminkingen die ons beeld bij de ziekte bepalen en leidt dat nog steeds helaas vaak tot uitsluiting in de maatschappij. Sinds er in de jaren tachtig een goed medicijn tegen lepra is ontdekt zijn er 16 miljoen mensen behandeld.
Toch komen er jaarlijks nog altijd 200.000 tot 300.000 nieuwe patiënten bij. Van Berkel denkt dat het mogelijk moet zijn om de ziekte in 2030 helemaal onder controle te hebben. Nederland heeft overigens altijd een koplopersrol gespeeld als het om leprabestrijding gaat. Van Berkel is ook voorzitter van ILEP, de federatie van 15 internationale ngo’s die zich met leprabestrijding bezighouden.
Imago ontwikkelingssamenwerking
Maar ik had het met Van Berkel ook over het draagvlak voor en het imago van ontwikkelingssamenwerking. Hij is niet de eerste de beste als het over dit onderwerp gaat.
Van 1993 tot 1995 was hij directeur campagnes van OxfamNovib en introduceerde Van Berkel de campagne ‘De Novib methode werkt.’ Nog steeds wordt deze campagne als een van de meest succesvolle uit de geschiedenis van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking beschouwd; een campagne die destijds enthousiast gedragen werd binnen de hele organisatie, van fondsenwervers tot campaigners en projectmensen. Dat is best bijzonder want vaak zie je namelijk schotten tussen deze geledingen en een duidelijk spanningsveld tussen bijvoorbeeld fondsenwervende boodschappen en de core business van het inhoudelijke werk. Spreken die fondsenwervers en inhoudelijke mensen wel dezelfde taal? Ik denk ook dat Oxfam Novib nooit meer een dergelijk succesvolle campagne heeft gehad. Daarna hield Van Berkel zich met onder andere een eigen bureau altijd bezig met campagnestrategieën voor de ngo-sector tot hij in 2009 directeur van de Leprastichting werd.
Binnen de VFI, de brancheorganisatie van goede doelen, is Van Berkel betrokken bij het nadenken over de sector. En dat nadenken, dat doet hij volop. Ik vond het heel interessant om zijn visie daarop te horen. Van Berkel ziet een sector die zich is gaan professionaliseren en een jargon en institutionele taal is gaan bezigen. Hij merkt in zijn huidige werk hoe groot de voordelen zijn als je een organisatie bent zoals de Leprastichting. Eigenlijk is de organisatie, ooit opgericht door een lepra-arts en de moeder van een andere lepra-arts, altijd een donateursclub gebleven waarin heel simpel de boodschap van mensen helpen centraal is blijven staan, zo vertelde Van Berkel. Hij vindt ook dat de ontwikkelingssector weer een beweging moet worden van mensen met wie je een ideaal deelt; met wie je onrecht aanpakt. ‘We zijn delers van idealen en werken in opdracht van onze donateurs aan oplossingen’, zo omschreef hij het.
Te technisch verhaal
Hij denkt veel na over de vraag hoe het nu toch mogelijk is dat het imago van de ontwikkelingssector bepaald wordt door incidenten. Als je nu concreet naar het werk van Nederlandse ngo’s kijkt, naar wat ze doen en welke oplossingen ze bieden, dan blijkt daar volgens Van Berkel een enorme meerwaarde uit als het gaat om het bestrijden van armoede en onrecht wereldwijd. Die maatschappelijke betekenis zou veel prominenter aanwezig moeten zijn dan de incidenten.
Ik vroeg hem hoe het kan dat het imago dan toch zo bepaald wordt door die incidenten. Van Berkel denkt dat het komt omdat de sector niet genoeg actie onderneemt om die boodschap van dat delen van idealen in te vullen. We slagen er onvolledig in om oplossingen over de bühne te brengen en vertellen een te technisch verhaal.
In gesprek gaan over idealen
Het gebruik van het woord transparantie door de sector vond Van Berkel een goed voorbeeld. Eigenlijk is transparantie niets meer en minder dan het woord eerlijkheid. Dat zou al een woord zijn dat beter past bij de kernwaarden van een ngo. Maar als je kijkt hoe de Nederlandse ontwikkelingssector het woord gebruikt, dan gaat het meteen over richtlijnen voor transparantie, keurmerken voor transparantie, de transparantie-prijs. Allemaal bedrijfsvoering jargon, constateert Van Berkel. Het zijn dit soort kleine dingen die allemaal hebben bijgedragen aan het huidige imago van de sector. Het managementjargon dat hand in hand met professionalisering haar intrede heeft gedaan binnen de ontwikkelingssector is killing geweest voor de sector. Veel organisaties hebben daardoor het contact met de samenleving deels verloren.
Van Berkel raadt organisaties aan om weer in gesprek te gaan met mensen en verhalen over hun werk te vertellen over hoe ze vanuit hun idealen aan oplossingen werken. De enorme hype van het boek van Piketty, het jaarlijkse succes van Serious Request: de interesse in armoede en onrecht is niet weg in Nederland. Als organisaties die bal niet gaan inkoppen door gewoon over hun werk te gaan vertellen en hun idealen te gaan delen met de Nederlandse samenleving dan is het wachten op het volgende incident.
Goudmijn en goudkoorts
Ik vond het een prachtige analyse van Jan van Berkel. Al vaker heb ik geschreven dat ontwikkelingsorganisaties zich niet lijken te realiseren wat voor goudmijn ze in huis hebben, namelijk al die partnerorganisaties die in de frontlinie staan als het gaat om het bestrijden van wereldwijd onrecht. Breng die mensen nu eens over het voetlicht, geef ze een podium, vertel hun verhaal. En ga ook zelf met passie je idealen delen in je omgeving en vertellen met welke oplossingen je bezig bent.
Of dit ook gaat gebeuren? Ik hoop het van harte, maar zie in de dagelijkse praktijk juist een trend bij organisaties die me verontrust. Zeker bij de grote organisaties die nu fors moeten bezuinigen zie ik een soort van andere goudkoorts ontstaan. Ik heb de afgelopen week mensen bij diverse grote organisaties gesproken die allemaal hetzelfde verhaal vertelden: het gaat binnen onze organisatie alleen nog maar over geld, geld en nog eens geld. Hier ligt om -overigens begrijpelijke redenen- een doorslaan in verzakelijking op de loer. Idealen raken ondergesneeuwd in de jacht op het geld.
En dan gaat het bij verzakelijking in dit geval niet om platte fondsenwervingscampagnes, maar om een zakelijk denken waarin iedere medewerker zichzelf opeens als consultant moet gaan beschouwen die een x-bedrag per dag kost en bij wijze van spreken ieder kopje koffie moet gaan doorberekenen. Beste directeuren en managers, dit gaat hem echt niet worden; dat is het slechtst mogelijke idee.
Mijn tip zou juist zijn: laat alle mensen binnen de organisatie helpen met communiceren over het werk van de organisatie, laat ze helpen met dat delen van idealen. Stuur ze het land in om over hun werk te praten en de oplossingen die ze bieden. Geef ze die ruimte en tijd. Dat levert op de lange termijn veel meer op dan een uurtje-factuurtje mentaliteit.