Afgelopen vrijdagmiddag

Anke Tijtsma, directeur van Wemos, was in Genève toen ze het nieuws ontving over de Strategische Partnerschappen. Ze neemt ons mee naar de lidstatenvergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waar zij normaal gesproken vol passie rondloopt als gezondheidslobbyist. Afgelopen vrijdagmiddag ging dat moeizaam. 

Het is vrijdagmiddag 30 januari en ik luister in Genève met weinig aandacht naar discussies van de lidstaten van de WHO. Hier worden besluiten genomen over belanghebbende gezondheidsonderwerpen. Daar loop ik normaliter warm voor. Maar vandaag moet ik bekennen dat ik er niet helemaal bij ben met mijn gedachten. Ook de imago-oproep voor Nederland van werkgeversvoorzitter Hans de Boer om aan noodhulp te gaan doen met OS geld, vind ik vandaag echt niet boeiend.

Ik wacht op een bericht van minister Ploumen over de Strategische Partnerschappen die haar ministerie wil aangaan met maximaal 25 maatschappelijke organisaties. Ze zal haar selectie toch wel hebben gemaakt?

Ongeduldig

Ik zit ongeduldig op de publieke tribune en kijk de zaal vol delegatieleden in. Terwijl ik zit te wachten op dat belangrijke bericht van ons ministerie van Buitenlandse Zaken luister ik naar de mondelinge interventie die een van mijn NGO collega’s maakt bij het agendapunt over de strategie voor volksgezondheid, innovatie en intellectueel eigendom. Ik kan mijn aandacht er niet bij houden dus tik ik liever mijn aantekeningen uit. Die aantekeningen bevatten flarden van lobbygesprekken die ik eerder in de week voerde met delegatieleden van lidstaten. Ze maken inzichtelijk hoe de beleidsbeïnvloedingsactiviteiten van Wemos bijdragen aan de uitkomsten van de discussies hier. Daar ben ik tevreden over.

Mijn collega’s en ik hebben de afgelopen maanden regelmatig gewezen op het belang van blijvend investeren in gezondheidsstelsels en op de noodzaak van het opleiden van voldoende zorgpersoneel. Zwakke zorgstelsels zijn onvoldoende voorbereid op uitbraken zoals ebola. Het versterken van zorgstelsels elders in de wereld is ook een verantwoordelijkheid van rijke landen, waaronder Nederland. Op zondag 25 januari schetsten we deze speerpunten opnieuw in een mondelinge bijdrage tijdens de Speciale Sessie over ebola.

Tussen de toenemende zenuwen over de Strategische Partnerschappen door, kan ik gelukkig tevreden zijn met de vele lidstaten van de WHO die deze beide speerpunten benadrukt hebben in hun mondelinge interventies tijdens de Speciale Sessie. Het is natuurlijk ook geen rocket science. De wereld mag blij zijn dat er een resolutie is aangenomen waarin zorgsysteemversterking en zorgpersoneel een plek hebben gekregen. Nu komt het aan op implementatie en daar hebben alle lidstaten en de WHO een verantwoordelijkheid te pakken. In eigen land én elders. 

Op trillen gezet

Ik check voor de zekerheid even mijn telefoon. Die heb ik in de WHO vergaderzaal natuurlijk op trillen gezet. Er zijn wat mails binnengekomen, maar ik heb geen gemiste call van de penvoerders van onze consortia. Ik duim en typ nog even door.

Door de ebolacrisis staat het mondiale tekort aan zorgpersoneel in de aandacht. De ongelijke verdeling van zorgpersoneel over de wereld wordt schrijnend zichtbaar. Wist je dat er (rijke) landen zijn die zorgpersoneel aantrekken uit landen met een tekort. Dat vind ik oneerlijk! Maar bovenal vind ik het onverantwoord: het ondermijnt de slagkracht van een land om een gevaarlijk virus adequaat te kunnen bestrijden. Dat is lokaal dramatisch zoals we zagen bij de ebola uitbraak, maar het vormt ook een bedreiging voor de global health security!

Werving van zorgpersoneel

Donderdag 29 januari, luisterde ik mee met de lidstatendiscussie in Genève over de afspraken die in 2010 zijn gemaakt rondom internationale werving van zorgpersoneel: de WHO global code on international recruitment of health personnel. Alle lidstaten behoren periodiek te rapporteren over hun inspanningen om deze Code toe te passen. In 2012 was de eerste Code-rapportageronde en in 2015 volgt de tweede. Echter, voor mei dit jaar behoort de Code geëvalueerd te worden (conform afspraken gemaakt in 2010). Het integreren van de Code rapportage uitkomsten in deze evaluatie is belangrijk. Maar dat lijkt niet te slagen als het ‘oude’ tijdpad wordt aangehouden. Wemos sprak erover met lidstaten en als lid van het Medicus Mundi International netwerk las mijn collega een interventie voor. Ik ben heel blij dat er gisteren bij de lidstatendiscussie is gepleit voor doorschuiven van de evaluatie naar 2016. Ik houd niet van wachten, (zeker vanmiddag niet) maar ben er op dit punt zeker van dat van uitstel geen afstel komt. De actuele gezondheidsbedreigingen hebben allemaal een link met zorgpersoneel en Wemos zal dit onderwerp met haar partners blijven opvolgen.

Daarnaast speelt er nog een interessante ontwikkeling. Er wordt door de WHO gewerkt aan een mondiale strategie voor de aanpak van het tekort aan zorgpersoneel. Die wordt pas in 2016 voor goedkeuring voorgelegd aan de lidstaten. Het is dus fantastisch dat de rapportages vanuit de lidstaten kunnen worden benut voor de doorgeschoven evaluatie van de Code én voor inclusie in de nieuwe strategie! Ik ben blij.

Stroperig

De discussies in Genève mogen dan soms wat stroperig lijken, ik zie de noodzaak van de normsetting role van de Wereldgezondheidsorganisatie rondom mondiale gezondheidsuitdagingen heel helder. Zelfs op deze spannende vrijdagmiddag erken ik dat volmondig. We maken hier vanmiddag in Genève geen patiënt met ebola beter, maar dat gebeurt ongetwijfeld op dit moment wel in het veld. Dat wordt vergemakkelijkt doordat men hier in Genève verantwoordelijkheid pakt voor zorgsysteemversterking en voor afspraken om de personeelscrisis op te lossen. Dat draagt zeker bij aan het voorkomen van een volgende crisis.

Het is inmiddels ruim na drieën en ik heb nog steeds geen nieuws. Ik begin nu toch wat zenuwachtig te worden. Het besluit van Ploumen is belangrijk voor de lobbyactiviteiten van Wemos. De minister zal toch wel vandaag met nieuws komen?

Goed, ik tik nog een ‘Wist-je-datje’.

Wist jij dat tijdens de eerste Code rapportage in 2012 slechts 56 van de 193 lidstaten gerapporteerd hebben? Nederland was daar één van. Dat is goed voor ons ‘imago’ bij de WHO. Het raakt niet direct aan het vergroten van onze inzet op noodhulp waar werkgeversvoorzitter Hans de Boer voor pleit en het is ook niet verhandelbaar, maar prijzenswaardig vind ik het wel. Ook begreep ik van mijn collega Linda Mans dat Nederland uit eigen beweging aan de slag is gegaan met haar nationale arbeidsmarktplanning.

Momenteel bereidt de Commissie Kaljouw in ons land een nieuwe beroepenstructuur voor de gezondheidszorg voor met 2030 als stip aan de horizon. Door te onderzoeken hoe de bevolking er dan uitziet en wat de belangrijkste aandoeningen en gezondheidsrisico’s van dat moment zullen zijn, is het mogelijk vast te stellen wat er straks nodig is aan competenties, profielen, beroepen en opleidingen. Zo hoeven we niet internationaal te gaan werven. Deze manier van werken is ook nuttig voor andere landen. Gelukkig kan Nederland deze ‘actie’ opnemen in haar aankomende rapportage over de Code. Dat doet ons Nederlandse ‘imago’ vast goed.

Misschien kunnen we deze Nederlandse werkwijze trouwens met wat hulp van Hans de Boer nog goed ‘verhandelen’! Okay, ik word een beetje cynisch zo laat op de vrijdagmiddag. Ik ga nu stoppen met tikken. En pleiten voor zorgsysteemversterking laat ik voor vanmiddag ook voor wat het is. De zenuwen gieren door mijn lijf: ik ga nu gewoon zichtbaar zitten duimen draaien. Dat doet mijn imago vast goed, vooral in het buitenland!’

Nagekomen bericht:

Kort na half vijf op vrijdagmiddag jl., hoorde Anke dat Wemos mag partneren met Buitenlandse Zaken in de Health Systems Advocacy for Africa alliantie. De alliantie bestaat uit Amref Flying Doctors (penvoerder), Health Action International, ACHEST uit Oeganda en Wemos.

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
02 februari 2015
Categorieën: