
‘Nederland kan van ons leren’
Dit jaar zijn voor het eerst zuidelijke organisaties uitgenodigd om direct
deel te nemen aan allianties die bij de Nederlandse overheid subsidie
aanvragen. Hoe kijken zij tegen de strategische partnerschappen aan en
wat betekent lobby en advocacy in de Afrikaanse context? Vice Versa
maakte in Oeganda kennis met het African Centre for Global Health and
Social Transformation.
Het is regenseizoen in Oeganda. Francis Omaswa moet op zijn kantoor in Kampala regelmatig zijn stem verheffen om boven het geraas van de regen uit te komen. Het zet zijn boodschap zo mogelijk nog meer kracht bij. Een boodschap die gaat over het belang van een nieuw zelfvertrouwen en goed functionerende gezondheidssystemen voor Afrika.
Omaswa is uitvoerend directeur van het African Centre for Global Health and Social Transformation (ACHEST), een ngo die in Afrika onder lokale gemeenschappen onderzoek doet naar gezondheid en lobbyt voor betere gezondheidssystemen. Het is een van de 28 zuidelijke organisaties die binnen een alliantie meedingen naar overheidssubsidie in het kader van de strategische partnerschappen van minister Ploumen. Ook al werden zuidelijke ngo’s eerder al direct gefinancierd via ambassades of specifieke tenders, het is dit keer voor het eerst dat het subsidiekader voor financiering van het maatschappelijk middenveld open is voor zuidelijke organisaties.
De Nederlandse organisaties Wemos en AMREF Flying Doctors besloten van die nieuwe gelegenheid gebruik te maken. Ze besloten te werken aan betere gezondheidssystemen om seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) te bevorderen en zochten naar sterke Afrikaanse partners. Die vonden ze in ACHEST. Ook het in Amsterdam gezetelde Health Action International (HAI) schoof aan. En zo werd de alliantie Health Systems Advocacy for Africa geboren.
Zelfbewuste partner
Met ACHEST is een zelfbewuste partner binnengehaald. Omaswa vertelt: ‘We willen oplossingen die door Afrikanen zelf zijn bedacht en worden beheerd. Het is ons doel dat we in Afrika excellentie nastreven, zelfvertrouwen terugwinnen en zaken voor onszelf kunnen regelen. We willen Afrika een houding teruggeven van ‘yes, we can!’
Deze houding zit Omaswa in het bloed. Nadat hij in Groot-Brittannië studeerde voor hartchirurg en vijf jaar lang in Nairobi werkte, kwam hij na de val van dictator Idi Amin in de vroege jaren tachtig terug naar Oeganda. In een ziekenhuis in het afgelegen gebied Ngora in het noordoosten van het land begon hij te werken als Medical Superintendent. Zijn ogen glinsteren als hij eraan terugdenkt.
‘Het was een spannende tijd. We hadden helemaal niets. Bewoners uit de regio en zelfs het personeel dachten dat we dat ziekenhuis nooit succesvol konden laten draaien. Als er iets misging, lachte men en zei: “Zie je wel, dit is Oeganda, niets werkt hier.” Maar mijn geloof hield stand. Ik overtuigde de lokale medewerkers, de doktoren, verpleegsters, medische assistenten en zelfs de tuinman en de chauffeurs, dat ze het kònden, dat ze een inkeping konden maken, dat ze operaties konden uitvoeren en dat ze zieken konden verzorgen. Door kleine bijdragen te vragen aan patiënten en dankzij steun van donoren konden we de basisinstrumenten voor ons ziekenhuis verzamelen. Ik leerde ze verantwoordelijk te zijn: als iemand in de ochtend naar alcohol rook, sprak ik ze erop aan. Mensen waren enorm gedemotiveerd in het begin, maar langzamerhand werden ze positief. Ze zagen dat verandering mogelijk was. Na twee tot drie jaar liep dat ziekenhuis heel erg goed. De vliegtuigen van AMREF Flying Doctors brachten patiënten mee vanuit het hele land en zelfs uit Kenia. Evenals koekjes en snoep’, glimlacht hij terwijl mijmerend terugdenkt. ‘Het is een van de beste dingen die ik tijdens mijn leven heb gedaan.’
Heeft u het gevoel dat donoren meegaan in de trend dat Afrikanen het heft in eigen handen moeten nemen?
Omaswa: ‘Ze zeggen van wel. Maar de uitdaging is om die woorden in actie om te zetten. To walk the talk. Donoren geven nog steeds geld aan hun eigen ngo’s om met ons samen te werken. Maar zij bouwen vervolgens vooral hun eigen capaciteit op en niet die van lokale organisaties. Wanneer het project ophoudt, wordt het niet voortgezet. Daarnaast kunnen we niet altijd doen wat we willen. Al sinds het moment dat ik binnen het ministerie voor gezondheidszorg werkte, probeer ik donoren zover te krijgen dat ze interventies op gemeenschapsniveau financieren zodat lokale regeringen versterkt kunnen worden. Op lokaal niveau begint alles. Daar gaan mensen naar het ziekenhuis, daar worden ze geboren, daar gaan ze dood. Als die systemen op gemeenschapsniveau goed worden georganiseerd, kun je zoveel meer doen. Maar het lukt niet – ik denk vooral omdat donoren graag snel resultaten willen laten zien aan hun achterban. Het is gemakkelijker te zeggen dat je voor 100 ambulances hebt gezorgd.’
Hoe zit het bij de strategische partnerschappen? Zijn die gelijkwaardig?
Verder lezen? Neem dan nu een abonnement op Vice Versa en krijg dit nummer nagestuurd! PLUS drie specials erbij over voedselketens, democratie en bijbelse inspiratie. Krijg bovendien een boek naar keuze!