Het nieuwe toverwoord heet resilience

Donoren vragen steeds vaker om projecten uit te voeren waarin gedacht wordt aan resilience, ofwel opbouw van de veerkracht van deze gemeenschappen om volgende crisissen te voorkomen. Aart van der Heide stelt daar een aantal kritische vragen bij.

Eergisteren ontmoette ik de zoon van meneer Diarra, de irrigatieman van Euro Action Accord. Euro Action Accord was een bundeling van grote ontwikkelingsorganisaties uit Europa waarin onder andere Novib en Oxfam-UK zaten. Diarra werkte vorige eeuw in de jaren tachtig en negentig voor Accord in Gao. In 1999 is hij overleden. Hij heeft heel wat “perimetres irrigués” (geïrrigeerde rijstvelden) aangelegd voor Accord van Bourem tot Ansongo. De uiterwaarden van de Niger waar al eeuwenlang rijst wordt verbouwd door voornamelijk de Sonrais konden volgens de deskundigen een hogere rijstopbrengst per hectare halen door betere irrigatie. Tevens konden verbeterde rijstvarieteiten en gebruik van zowel minerale als biologische mest de productie verhogen. In vaktermen heet dat dan verbetering van de voedselzekerheid van de bevolking.

Nu 25 jaar later ontmoet ik dus de zoon. Hij werkt nu voor Handicap International in Tombouctou en geeft leiding aan een groot noodhulpprogramma. Hij vertelde mij dat ze na de gratis distributie van voedsel die vorig jaar begon aan wederopbouwprogramma’s zijn gaan werken en dat moet eind 2015 leiden tot een situatie waarin de resilience, oftewel veerkracht, van de gemeenschappen is versterkt. Dit heet dan LRRD of “linking relief rehabilitation and development”. De bedoeling is dat deze resilience voorkomt dat bij een volgende crisis weer hetzelfde noodhulpprogramma moet worden uitgevoerd. Het was geweldig om de zoon te vertellen hoe hard en hoe goed zijn vader heeft gewerkt, ook al zijn veel van de perimeters nu weer vervallen. Oorzaken genoeg te vinden. Is het niet de klimaatsverandering dan is het wel een gebrek aan technische begeleiding of de militaire situatie in Noord Mali. Echter, weinig wordt gekeken naar hoe organisaties steeds weer aan LRRD doen en nu daaraan ook resilience koppelen.

Waarom buitenlanders nodig?

Een aantal dagen geleden sprak ik een aardige Belg. Hij was een Waal dus sprak nauwelijks Nederlands. Hij werkte als technisch ingenieur bij het Wereld Voedsel Programma als “resilience” expert. De ambtenaren van de overheidsdiensten en de belangrijke partnerorganisaties moest hij leren hoe ze door middel van  de toepassing van de “resilience”-principes de volgende crisissen gemakkelijker door konden komen. Mijn vraag was waarom dit land nog steeds buitenlanders nodig heeft om hen hier bewust van te maken. Na zoveel crisissen moeten de centrale en de gedecentraliseerde overheden toch langzamerhand weten hoe je je kunt voorbereiden op dergelijke crisissen? Het lijkt erop dat de Malinese overheden er beter op zijn voorbereid hoe donoren om nieuwe noodhulp te vragen dan om voorbereid te zijn op dergelijke crisissen.

Zelf doe ik vaak evaluaties van grote programma’s in opdracht van verscheidene donoren. Steeds vaker vragen donoren of de te evalueren programma’s ook maatregelen hebben ingebouwd die de resilience van de gemeenschappen waarborgen. Indien dit niet gebeurt dan is het programma niet “sustainable” of “durable”.

Ik vroeg de zoon van Diarra onder andere of hij weet of de archieven van de projecten die zijn vader heeft uitgevoerd nog bestaan. Geen weet van. Onlangs zag ik een oud-directeur van Accord Gao in een bar in Bamako. Ook hem stelde ik dezelfde vraag. Antwoord: ”je ne pense pas que ca existe encore”. Zelf heb ik dit jaar de geschiedenis van een groot voedselzekerheidsproject in de Tombouctou Region beschreven. De archieven waren niet behouden en het bureau van de organisatie in Bamako had nog wel archieven maar dat was een hok met allerlei documenten die door elkaar lagen of door de termieten aangevreten waren. Gelukkig had ik nog veel materiaal in twee oude laptops bewaard. Hiermee kon ik de geschiedenis aangevuld met getuigenverklaringen weer redelijk op schrift stellen.

Dijkbewaking

Projecten worden vaak gestart omdat de donororganisatie wil dat een bepaald thema wordt uitgevoerd. Zo is op dit moment “conflictbemiddeling”, “reconciliation” en “good governance” heel hot.  Verder zijn alle interventies die daar mee te maken hebben ook acceptabel tenzij aan het einde een duidelijk hoofdstuk is toegevoegd hoe de “resilience” van de gemeenschap versterkt wordt.

Zelf gebruik ik bij dergelijke thema’s altijd de metafoor van de dijkbewaking in Nederland als voorbeeld. Het feit dat 50% van ons land onder de zeespiegel ligt, maakt het nodig dat we hoge dijken nodig hebben die zeven hele dagen per week permanent bewaakt worden. Tevens hebben we overal gemalen die constant water uit de polders pompen en hiermee overstromingen voorkomen. Dit is geen resilience maar permanente alertheid. We kunnen met de kennis van de stand van de maan, de hoogte van de zeespiegel en de verwachte windsterkte en windrichting aardig voorspellen hoe hoog het water in de Noordzee komt.

We hebben waterschappen en dijkgraven en alle huishoudens betalen waterschapsbelasting. Het systeem is georganiseerd en het werkt altijd. Veel mensen weten niet eens dat het bestaat. Stel je voor dat wij dat niet hadden ontwikkeld en iedere keer weer overstromingen zouden hebben met veel slachtoffers. Gelukkig hebben wij geen donoren die dan weer klaar staan om te helpen. Wij weten dat heel goed.

Mali heeft dikwijls met droogteperiodes te maken gehad. Vele organisaties hebben een veelvoud aan programma’s uitgevoerd met wisselende resultaten. Het zou voor een land als Mali van grote waarde zijn een klein instituut te hebben die alle soorten programma’s capitaliseert en op een onafhankelijke wijze deze evalueert met de eenvoudige bedoeling lessen hieruit te leren. Helaas gebeurt dit niet op een donor en regeringsonafhankelijke wijze. Een dergelijk onafhankelijk instituut zou zowel de resilience als de duurzaamheid waarborgen.

Nooit bestudeerd

De zoon van meneer Diarra had nooit het werk van zijn vader bestudeerd. Ook had hij nooit met zijn vader gesproken hoe je in de vele dorpen buiten Gao een systeem kunt opzetten dat permanent kan doorgaan zonder hulp van allerlei hulporganisaties. De overheid heeft nooit moeite gedaan een goede dienst in het leven te roepen die diensten aan de gemeenschappen van rijstverbouwvers konden verlenen.

Hij vertelde mij dat zijn organisatie enquêtes doet die tegenwoordig de Household Economy Approach of HEA volgt. Zo kun je de armoede van de huishoudens in vijf categorieën indelen. Très pauvre – pauvre – moyen – acceptable – nantis. Als je nu probeert de heel arme en arme families zo te helpen dat ze een bestaanszekerheid op kunnen bouwen, dan ben je verzekerd van veerkracht indien ze terugvallen op hun bestaansminimum. Einde 2015 zou dat bereikt moeten zijn. Prachtige doelstellingen die misschien alleen zouden werken als allerlei uitbuitingsmechanismen van de rijkere families of clans gestopt zouden kunnen worden. Maar vooral ook als iedereen in Bamako en in Noord Mali zou weten dat het nu echt de laatste keer is dat donoren – vooral de EU – weer veel geld in de bestrijding van de crisissen zullen stoppen. De enige veerkracht van deze samenlevingen lijkt er nu op dat men zeker weet dat in het geval van een nieuwe crisis er altijd weer donoren zullen zijn die helpen. Dit is een fenomeen dat helaas nooit in Noord Mali is onderzocht.

De Nederlandse taal kent het gezegde dat “slechte heelmeesters stinkende wonden veroorzaken”. Dat heb ik na 30 jaar Mali ook ervaren.

Ik ga op zoek naar de archieven van Accord en zeker naar die van meneer Diarra. Ook zal ik oud medewerkers gerichte vragen hierover stellen. Misschien lukt het dan een “wetenschappelijk” gefundeerd antwoord te krijgen op deze lastige maar oh zo fundamentele vragen.

Aart van der Heide werkt al veertig jaar binnen de ontwikkelingssamenwerking, vooral in Afrika. Hij heeft vooral veel gewerkt in de voedselsector in oorlogs-en conflictgebieden. Aart volgt de ontwikkelingssector naar eigen zeggen met scherpe blik en vraagt zich af of de sector zich voldoende heeft aangepast aan de grote vorderingen die in Afrikaanse landen gemaakt zijn.

Auteur
Aart van der Heide

Datum:
12 januari 2015
Categorieën: