
Het lelijke boontje
Keniase boontjes die te krom of te lang zijn worden geweigerd door supermarkten in Europa. Daardoor wordt veel eten weggegooid en, erger: het kost de boeren inkomen. Toch is boontjes verbouwen voor de export nog steeds goede business voor kleine boeren in Kenia. Maar ze zitten wel in het keurslijf van het bedrijf waaraan ze leveren. Joris Tielens ging voor de special over voedselketens op onderzoek uit in Kenia.
Rijen vrouwen sorteren aan lange metalen tafels bergen sperzieboontjes en peultjes in een groot pakhuis, dat aan één kant open is. Boontjes die niet recht zijn maar krom, die te lang of te kort zijn of een vlekje hebben, worden op de grond in kisten gegooid. Die zijn niet mooi genoeg voor de export naar westerse supermarkten. De boontjes die wel mee mogen worden in nette rijtjes in plastic bakjes gelegd en gewikkeld in cellofaan. Van sommige bonen worden eerst de uiteinden afgesneden. Op de pakjes gaat een sticker die de vrouwen niet kunnen lezen: ‘fijne bonen, haricot vert’. Verderop worden avocado’s ingepakt. Na het inpakken gaan de bonen de koelcel in naast de hal, om later naar het nabije vliegveld te worden vervoerd.
Ongeveer een kwart van de bonen in het pakhuis wordt afgekeurd voor de export, vertelt een gezette boontjesexporteur, die anoniem wil blijven, terwijl hij toekijkt hoe kleine vrachtwagens ladingen boontjes afleveren en zijn mensen de handel inpakken. Hij is een vrij kleine exporteur en levert wekelijks gemiddeld tien ton aan afnemers in heel Europa, ook aan Albert Heijn, vertelt hij. ‘In de regentijd kan het aantal boontjes dat wordt weggegooid oplopen tot de helft omdat de boontjes nat worden en zwarte vlekjes krijgen. Dat is niet ongezond of minder lekker, maar de importeur wil geen lelijke boontjes.’ En hij heeft geen keuze dan te leveren wat wordt gevraagd, zegt hij. ‘De concurrentie is fel. Als ik mijn klanten zeg dat hun eisen onterecht zijn, gaan ze naar een ander, hier of in Ethiopië of Marokko.’
Behalve het uiterlijk zijn ook pesticiden een kwestie. Als boeren te veel of de verkeerde soort pesticide gebruiken, blijft er te veel achter op de boontjes. Zowel de Keniase overheid als de EU controleert dat steekproefsgewijs. Is er te veel residu, dan wordt de partij afgekeurd en gedumpt. Afgelopen voorjaar zette de EU Kenia op een zwarte lijst, en vervolgens dwong de Keniase overheid alle exporteurs zich te houden aan de richtlijn; anders trekt ze hun vergunning in. Er wordt niet met gelijke maten gemeten, zeggen de exporteurs: producten uit Kenia mogen minder residu van pesticiden bevatten dan producten uit Europa zelf.
Veel importeurs eisen ook een certificering van Global GAP: een standaard voor ‘Good Agricultural Practices’. Die behelzen richtlijnen over teelt, over gebruik van pesticiden, en over gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers en boeren. Deze exporteur vindt het maar onzin. ‘Ik kan heel goed zelf mijn boeren controleren en bepalen hoeveel ze verdienen. Het is niet nodig dat iemand daarop toeziet. Het kost alleen maar geld en de enigen die daarvan beter worden zijn de certificeerders.’
Geen contract
De exporteurs in het pakhuis hebben geen zekerheid over wat, hoeveel en wanneer ze kunnen leveren. De importeurs in Europa, die weer aan de supermarkten leveren, hebben geen contracten met de Keniase exporteurs maar sturen iedere week een bestelling voor de week daarop. De ene week kan het gaan om vijf ton extra fijne sperziebonen, de andere om tien ton fijne bonen. Bij elk type horen tot op de millimeter omschreven eisen over lengte, dikte, kleur en vorm. Is er alleen vraag naar extra fijne boontjes, dan wordt weggegooid wat te lang of te dik is. Ook komt het nogal eens voor dat een bestelling op het laatste moment wordt afgezegd.
De vrouwen en paar mannen die in het pakhuis werken, hebben geen contract. Ze melden zich ’s ochtends en de exporteur kiest een groep, afhankelijk van de hoeveelheid werk die er is. Ze krijgen vijfhonderd shilling per dag, ongeveer vierenhalve euro. Dat is voor acht uur werken, maar vaak werken de vrouwen twaalf uur. In piekperiodes werken ze soms zelfs 24 uur door, vertelt de pakhuiscoördinator. Toch bezweert hij dat het een goede baan is voor de vrouwen, en dat ze ervoor in de rij staan. Hun loon is vijftien keer minder dan het minimumloon in Nederland, maar wel meer dan het minimumloon in Kenia.
Het pakhuis, neergezet door de Horticulture Crops Development Authority van de Keniase overheid, ligt strategisch in de nogal desolate vlakte vlak bij het vliegveld van Nairobi. Kleine en middelgrote exporteurs kunnen hier een deel van de ruimte en de koeling huren. ‘Kleine exporteurs hebben geen geld voor een eigen pakhuis. Bedoeling van de overheid is dat ze in dit pakhuis hun business kunnen laten groeien, tot ze genoeg verdienen om zelf een pakhuis te bouwen’, zegt de coördinator.
Dat laatste is Jane Maina gelukt. Samen met haar man is ze eigenaar van exportbedrijf Vert, dat meer dan honderd mensen in dienst heeft. De helft daarvan werkt in het pakhuis van het bedrijf, een klein stukje rijden van het pakhuis van de overheid vandaan. Hier ziet het er anders uit. Het pakhuis is afgesloten en binnen is het koel. Het selecteren van de bonen gebeurt in een koelcel, waar de mannen en vrouwen dikke truien dragen. Voordat we naar binnen mogen moeten we, net als de mensen die binnen werken, een witte jas aan, een kapje op ons hoofd zetten en onze handen wassen en desinfecteren. Allemaal voor de hygiëne. De meeste mensen zijn in dienst van het bedrijf, aangevuld met dagarbeiders als het druk is. Ook deze vrouwen verdienen vijfhonderd shilling per dag.
‘Om relevant te blijven moeten we voldoen aan de eisen van de markt’, zegt Maina, die verantwoordelijk is voor de marketing. ‘De concurrentie is hard. Wij onderscheiden ons door ons uitsluitend te richten op de Europese premiummarkt.’ Dat betekent dat het bedrijf strikte regels rondom hygiëne in acht neemt en alleen de beste kwaliteit levert. ‘Dat gaat inderdaad ook over het uiterlijk van de boontjes. Als de klant dat vraagt, leveren wij het.’ Ook Maina heeft geen contract met afnemers, maar krijgt soms wel langer van tevoren opdrachten, soms al een half jaar. Daardoor kan ze meer zekerheid bieden aan de kleinschalige boeren van wie ze afneemt.
Verder lezen? Neem dan nu een abonnement op Vice Versa en krijg dit nummer nagestuurd!