Ontwikkelingshulp op het randje van chaos: een interview met Ben Ramalingam

De methoden van de internationale ontwikkelingshulpsector vallen te vergelijken met het Engelse gezegde ‘Als je alleen een hamer hebt, lijkt alles een spijker.’ Oftewel: dezelfde oplossingen worden op uiteenlopende problemen toegepast. Dat zegt de Britse wetenschapper Ben Ramalingam wanneer hij zijn boek ‘Aid on the Edge of Chaos’ toelicht aan Vice Versa. Hij pleit daarom voor radicale veranderingen in onderzoek, methodologie, programma-ontwerp en monitoring. 

Er wordt wat af gereflecteerd in de ontwikkelingssector. Allerlei problemen, ontwikkelingen en oplossingen worden bediscussieerd tijdens debatten, in opiniestukken, proefschriften en boeken. Wat zijn de voornaamste problemen en vooral de oplossingen in de hedendaagse ontwikkelingshulp? Ook Ramalingam waagt zich aan die vraag en geeft in zijn boek ‘Aid on The Edge of Chaos’ een verfrissende overall visie. Het boek, met als ondertitel ‘Rethinking international cooperation in a complex world’, werd wereldwijd met veel lof ontvangen.

Ramalingam denkt dat er in de ontwikkelingssamenwerkingssector een grote omslag in mentaliteit nodig is. ‘Probeer niet de brenger van hulp te zijn, maar faciliteer verandering’, zegt hij. Wat moet er dan precies veranderen? Dat zijn vooral de methodologiën. ‘We gebruiken nu dezelfde methodes om zeer verschillende problemen op te lossen. Vergelijk het met een dokter die je temperatuur meet en daarmee wil onderzoeken of je koorts hebt, maar óók botbreuken, een te lage bloeddruk of slechte ogen. Het is een overdreven vergelijking, maar in feite is dit wat er volgens hem in de ontwikkelingssamenwerkingssector aan de hand is.’ Het Engelse gezegde ‘Als je alleen een hamer hebt, lijkt alles een spijker’ is hier volgens de in Sri Lanka geboren Brit volledig op zijn plaats.

In de 25 case studies die hij in zijn 360 pagina’s dikke boek naar voren brengt, noemt de wetenschapper de antropologische invalshoeken de beste. ‘Antropologen geven vaak de kritiek op ontwikkelingswerk dat het niet genoeg is gegrond in culturele kennis, of dat ontwikkelingswerkers hulp zien als een technocratisch proces waarin technocratische oplossingen gebruikt worden. Dat is één van de grote problemen in deze sector.’

Is dit dan weer zo’n kritisch boek, waarin ‘de’ problemen, die we eigenlijk allemaal al kennen, weer eens aangekaart worden.

‘Ik geloof niet dat mijn kritiekpunten heel nieuw zijn, maar wat ik probeer te doen, is al deze kritieken onderwerpen aan een groter geheel. Volgens mij is er een dieperliggend probleem, namelijk dat hulporganisaties te vaak kiezen voor simpliciteit boven relevantie. Er wordt een probleem gesignaleerd dat in meerdere landen, op meerdere plekken speelt. Vervolgens wordt een oplossing bedacht, die in al die landen toegepast wordt. Kortom: gefixeerde antwoorden op gefixeerde vragen. Dit schept de mythe: daar is een gat en wij gaan dat gat vullen met materialen of diensten.’

‘De werkelijkheid is echter dat je ter plekke komt te werken in een bepaald sociaal en politiek systeem, dat zich niet laat aanpassen door de materialen en diensten van een buitenlandse ngo. Wat vooral problematisch is, is het idéé van ngo’s dat ze op deze manier effectief te werk gaan. In mijn boek kijk ik in de zwarte doos van het hulpsysteem om de verschillende aannames te begrijpen die samen de manier vormen waarop hulp werkt.  Hoe ziet ‘het hulpsysteem’ de wereld?’

Wat bedoelt u met ‘The Edge of Chaos’?

‘Ontwikkelingshulp moet zich richting het randje van chaos bewegen. Dat is eigenlijk een analogie. Er zijn drie soorten systemen die door verschillende wetenschappelijke brillen onderscheiden kunnen worden. Allereerst is er een stug, lineair en geordend systeem. Het bestaat uit gefixeerde structuren die in essentie werken op voorspelbare manieren. Ik denk dat dat systeem niet echt bestaat, maar ngo’s denken van wel. Zij behandelen de wereld alsof alles uit gefixeerde, lineaire systemen bestaat.’

‘Aan de andere kant van het spectrum ligt een meer dynamisch systeem, waar willekeurigheid en onvoorspelbaarheid een hele grote rol spelen. Het is niet gefixeerd en sociale structuren zijn ongeordend en chaotisch. Tussen die systemen in, ligt dan het randje van de chaos. Ontwikkelingshulp zou zich meer moeten bewegen richting dat randje in zijn methodes en technieken om problemen op te lossen. Dat is het derde systeem, ertussenin. In mijn boek pleit ik ervoor dat organisaties zich meer verdiepen in de sociale systemen waarin ze terecht komen.Context dus.’

Welke methodes moeten organisaties aanpassen om richting het metaforische randje te komen?

‘Om niet alles op een spijker te laten lijken, moeten we de doelen en methoden aanpassen.  En durven toegeven dat ‘we het niet weten’.  Zeg: we weten niet wat dit probleem exact veroorzaakt en we hebben nieuwe technieken nodig om het volledig te kunnen uitleggen. In mijn boek noem ik vier methode-families die we in ontwikkelingshulp zouden moeten toepassen. De eerste is het begrijpen van systemen waarin we in komen te werken als ngo en de dynamiek hiervan. De volgende is het begrijpen en opzetten van netwerken en relaties rond lokale actoren. Zet de spot op relaties tussen actoren onderling in het hulpsysteem, tussen het hulpsysteem en ontvangers, en tussen ontvangers van hulp onderling. Ik denk dat Nederlandse ngo’s een voorsprong hebben op het gebied van samenwerking met zuidelijke organisaties. Ze werken meer in de richting van het versterken van lokale capaciteiten in plaats van het het simpelweg exporteren van de eigen capaciteiten. Het hebben van relaties met lokale partners is erg belangrijk.’
‘De derde methode is het veel preciezer begrijpen van gedrag, emotie en mentaliteit, in plaats van het simpelweg aannemen van de perfecte rationaliteit van individuen. Tenslotte moeten we leren begrijpen hoe verandering werkt. Verandering is geen keurige lijn van gedachten die in- en output heeft. Verandering is dynamisch en we kunnen het leren begrijpen als we de verschillende aspecten in het systeem ervan beschrijven.’

Pleit u dus voor meer onderzoek voordat programma’s opgezet worden?

‘Dat is niet helemaal waar. Onderzoek is een lastige kwestie. Aan de ene kant heb je academisch onderzoek, dat is gebaseerd op het begrijpen van bepaalde theoriën van ontwikkeling. Het probleem is dat dergelijk onderzoek vaak niet aansluit bij de realiteit van de praktische werkzaamheden. Aan de andere kant vindt onderzoek vaak plaats om het ontwerp van programma’s te onderbouwen, niet zelden puur gericht op de eisen van donors. Onderzocht wordt hoe de programma’s het beste opgezet kunnen worden, zodat geld dat nodig is kan worden binnengesleept.’

‘Ik denk dat we ergens een balans moeten zien te vinden, en ons moeten richten op operationeel onderzoek dat gepaard gaat met besluitvorming. Dat is onderzoek waarvan je leert of een programma daadwerkelijk geschikt is, relevant en passend bij de context.’

We moeten op een andere manier monitoren, zegt u. Waarom en hoe dan?

‘Monitoring is de zwakste schakel in het hulpsysteem. Nu werkt de evaluatie van ontwikkelingsprogramma’s als volgt. Je ontwerpt een programma en vijf jaar later evalueer je of dat programma goed werkte. Was het een goed plan? En als dat niet zo was, heb je iets verkeerd gedaan. Als je afweek van het plan, heb je ook iets verkeerd gedaan. Het hele systeem van monitoring is erop gebaseerd dat het plan goed is en de afwijking ervan slecht. Dat is eigenlijk heel gek, toch?’

‘Stel je voor: wij kunnen nu samen een programma bedenken voor een plek hier ver vandaan en in een moment vastleggen dat het een goed plan is. Monitoring beantwoordt vragen als: bereiken we onze doelen? Werken we nog steeds volgens plan? Moeten we onze werkzaamheden aanpassen om dichter bij de gestelde doelen te komen? Hoewel in feite het andersom moet zijn: het plan moet juist aangepast worden aan de realiteit, wil het écht slagen.’

Een verandering van de mindset dus. Wat hoort daar nog meer bij?

‘In ieder geval de manier waarop we naar donoren kijken en naar de politiek rondom hulp. Hulp wordt vaak gepresenteerd als iets statisch, een overduidelijk gegeven dat we ontwikkelingslanden hulp moeten geven in de vorm van geld, zodat ze daar dingen kunnen leren die wij al weten. Elke sector die je kunt bedenken, van meubelmakers tot callcenters, verplaatst de productie naar ontwikkelingslanden. Het is ironisch dat juist de sector die werkt in naam van die ontwikkelingslanden, in het westen blijft hangen met de belangrijkste functies. Het belangrijkste doel moet niet zijn om donoren te overtuigen dat de programma’s enorm speciaal zijn, in plaats van ‘gewoon goed’, en de doelen bereiken.’

‘Daarnaast is het nogal makkelijk om te zeggen: we willen wel veranderen, maar donoren laten dat niet toe. Vingers wijzen helpt niet, we moeten verder kijken dan dat. Wat zorgt voor de echte verandering? Als je de goede donoren te pakken hebt, laat het dan zien als dat wat zij willen niet werkt, in plaats van eraan toegeven. Donoren moeten ook flexibeler zijn wanneer bepaalde problemen zich voordoen. Ze moeten niet alleen projecten met lage risico’s financieren. Andersom moeten ngo’s eerlijker zijn en hoge risicoprojecten niet schuwen. Zeg: dit is een grote investering en we weten nog niet wat er precies moet worden gedaan, maar we hebben er geld voor nodig.’

U zegt: ‘van mensen die de antwoorden hebben, moeten we naar mensen die de juiste vragen stellen.’ Wat zijn de juiste vragen?

‘Dat is één van mijn belangrijkste punten. Wat de juiste vragen zijn hangt uiteraard af van de casus waaraan je werkt en het land waarin je opereert. Er zijn een hoop belangrijke vragen te stellen. Zoals ik al zei vooral op het gebied van relaties, context, cultuur en systemen. Ik zeg geen seconde dat mijn methoden en veranderingen de enige mogelijke zijn om de ontwikkelingssamenwerkingssector te verbeteren. Maar ik denk dat als we de complexe systemen beter leren begrijpen, we een eind verder komen.  In het algemeen zijn deze vragen belangrijk: is wat we doen écht relevant, betekenisvol en geschikt voor de mensen? Besteden we ruim voldoende aandacht aan de normen, waarden en cultuur? En in essentie: wiens ontwikkeling geldt: hún ontwikkeling of die van ons?

Meer informatie over het boek ‘Aid on the Edge of Chaos’ van Ben Ramalingam is hier te vinden. 

Auteur
Caroline van Slobbe

Datum:
14 oktober 2014