
Hulp schiet nog steeds tekort in strijd tegen ebola
- European Commission
De ebola-uitbraak in West-Afrika telt inmiddels 2269 doden in vier verschillende landen. De situatie lijkt nog lang niet onder controle. Een grote groep ngo’s doet vanuit Liberia een noodoproep. ‘Dit is de ergste uitbraak ooit en we kunnen dit niet alleen aan. We hebben dringend meer hulp nodig om verdere verspreiding te voorkomen.’ Waarom is er zo weinig capaciteit? En waarom kwam de hulp zo laat op gang?
Vooral in Liberia is de situatie nijpend. Dat was gisteren de reden voor een groep ngo’s uit Liberia om een noodoproep aan de internationale gemeenschap te doen. Oscar Bloh is coördinator van de Liberiaanse maatschappelijke organisaties, CSO Taskforce on Ebola, die zich inzetten tegen het virus: ‘De internationale reactie op de ebola-uitbraak is hopeloos inadequaat. Er is urgent meer hulp nodig om deze ziekte een halt toe te roepen.’
Niet alleen lokale organisaties maken zich zorgen. Ook Artsen zonder Grenzen (AzG) ziet het somber in. Katrien Koppens, adjunct directeur: ‘Wij zijn vrijwel de enige organisatie met behandelcentra, andere ngo’s doen alleen aan preventie. Het Rode Kruis helpt wel met het op een juiste manier begraven van mensen, om besmetting te voorkomen, ook dat is erg belangrijk.’
AzG werkt in alle vier de landen waar ebola heerst: Sierra Leone, Liberia, Guinee en Nigeria. Koppens: ‘In de eerste drie landen hebben we behandelcentra en in Nigeria werken internationale stafleden die het ministerie van gezondheidszorg steunen en trainingen geven.’
Maar ze kunnen het niet aan, er zijn teveel ebola-patiënten en AzG kan niet alle besmette patiënten opvangen. ‘In Liberia is het heel heftig. In een behandelcentrum in Monrovia kunnen we ongeveer 200 mensen opvangen. Ik sprak een collega uit het veld en die vertelde dat ze mensen met symptomen aan de poort weg moeten sturen omdat ze helemaal vol zitten. En we kunnen ze nergens anders heen sturen want er is niets anders.’
Te weinig capaciteit
Waarom is er zo weinig capaciteit om patiënten op te vangen? Volgens Koppen heerst er veel angst. ‘Veel Nederlandse organisaties werken via lokale partners. Dat is vaak een goede strategie, maar in dit geval werkt het niet. De lokale mensen waren er het eerst bij, zonder dat ze wisten dat het om ebola ging. Ze behandelden de patiënten dus onbeschermd en daardoor zijn er veel doden gevallen onder lokale hulpverleners. Hierdoor is veel angst ontstaan. Bovendien hebben ze de capaciteit niet om dit enorme probleem aan te pakken.’
Plan Nederland werkt ook in het door ebola getroffen West-Afrika. Directeur Monique van ’t Hek: ‘Artsen zonder Grenzen is inderdaad de enige die behandelcentra heeft. Wijzelf behandelen niet, omdat we niet gespecialiseerd zijn in medische noodhulp. Daarom richten we ons op preventie in de gemeenschappen. We helpen wel met het opzetten van quarantaine gedeeltes in ziekenhuizen en delen medische kits uit.’
Voorlichting is erg belangrijk, omdat er onder de lokale mensen veel angst en bijgeloof heerst over de ziekte. ‘Er is veel onrust onder de bevolking. Familie van besmette patiënten zijn bang omdat ze zien dat de mensen worden opgenomen, maar bijna nooit meer terugkomen. Hierdoor gaan ze patiënten verstoppen’, aldus Esther Vriesendorp, woordvoerder van het Rode Kruis.
Het Rode Kruis biedt net als AzG al sinds het begin van de uitbraak in maart hulp in de getroffen landen. Maar tot voor kort niet met een behandelcentrum, terwijl dat juist zo nodig is. Vriesendorp: ‘AzG richt zich volledig op medische noodhulp, het Rode Kruis werkt ook veel buiten de muren aan voorlichting, het desinfecteren van huizen en het veilig organiseren van begrafenissen. Op dit moment zijn we ook bezig met het opzetten van een behandelcentrum in Sierra Leone.’
Het tekort aan behandelcentra voor ebolapatiënten is niet het enige probleem waar de West-Afrikaanse landen mee worstelen. Door de angst voor ebola zijn de meeste ziekenhuizen en klinieken gesloten. Bart Waalewijn werkte sinds vorig jaar in Sierra Leone voor CapaCare, een Noorse medische hulporganisatie aan een chirurgisch trainingsprogramma. Hij maakte de uitbraak van het virus van dichtbij mee. Toen in april de eerste verdachte ebola gevallen zich melden, zette hij met zijn collega een ebola isolatieafdeling op. ‘Er waren veel problemen. Niet alleen werd er vanuit de omgeving dreigend gereageerd, ook waren er te weinig beschermende pakken. In augustus zijn we teruggehaald door onze organisatie, ze vonden het niet meer veilig. Ik heb nog dagelijks contact met mijn collega’s en hoor ik dat niet alleen een collega is omgekomen door ebola, maar ook zijn vrouw, vader en broer.’ Het ziekenhuis is inmiddels niet meer actief, nu de enige twee artsen terug moesten naar Nederland.
Ook Koppens maakt zich hierover zorgen. ‘De algemene gezondheidszorg ligt zo goed als plat in die landen, het is bijna niet meer aanwezig. Dat is een groot probleem, want mensen met bijvoorbeeld malaria, killer nummer één in die landen, kunnen nu nergens meer terecht. Ook bij moeilijkheden bij bevallingen kunnen vrouwen vrijwel nergens meer hulp krijgen.’ Op het moment is er dus niemand die in dit gat springt. Van ’t Hek beaamt dit: ‘Wij proberen vervoer te faciliteren voor bijvoorbeeld zwangere vrouwen naar delen van het land waar nog wel klinieken open zijn, maar het is niet altijd even makkelijk.’
Trage hulpverlening
Waarom komt de internationale hulpverlening pas zo laat op gang? Koppens: ‘In de meeste gevallen als er een noodsituatie is, komt er snel hulp op gang. In dit geval is dat niet zo. Landen zijn bang voor besmetting en nemen maatregelen die hulp in de weg zit, zoals het sluiten van vliegvelden en het stoppen van vluchten. Dit verlamt de noodhulp.’
De WHO, die een belangrijke rol vervult omtrent de uitbraak, ligt onder vuur. Ze hebben de uitbraak te laat serieus genomen, luidt de kritiek onder andere in dit medische blog. Ook Koppens is teleurgesteld in de aanpak van de World Health Organization (WHO). ‘Wat er miste is leiderschap coördinatie. Nu gaat het wel beter en neemt het WHO verantwoordelijkheid, er is een stappenplan en landen worden actiever opgeroepen om in actie te komen. Maar wat ik me nog steeds afvraag is wanneer we er in het veld iets van gaan zien. Er is informatie nodig, capaciteit en medische faciliteiten. We zijn ongeduldig, want we hebben de tijd niet. Iedere ebolapatiënt die wij aan de poort moeten afwijzen omdat we vol zitten, is een bron van besmetting voor andere mensen.’
Ook Van’ t Hek vindt dat de WHO sneller had moeten reageren. ‘De WHO was inderdaad nogal traag in het reageren op deze crisis. De hulp is laat op gang gekomen. Dat had eerder en sneller gekund. Nu is het sinds kort erkend als volksgezondheidscrisis.’
Maar Margaret Harris, woordvoerder van de WHO geeft aan dat ze de uitbraak zeer serieus nemen. ‘Echter’, laat ze weten, ‘de hele internationale wereld heeft de complexiteit van deze uitbraak onderschat. Voorgaande uitbraken waren in geïsoleerde dorpjes, nu zijn er besmettingen in grote steden. Veel mensen zijn ook bang en verstoppen hun zieken.’
Veranderd virus
Eric van Gorp, hoogleraar Klinische Virologie aan het Erasmus MC in Rotterdam, geeft nog een andere reden waarom er zo laat pas ingegrepen werd. ‘De uitbraak is anders dan we gewend zijn. Normaal is een ebola-uitbraak kort en heftig met een hoge mortaliteit. Doordat de slachtoffers snel overlijden beperkt het zich tot een klein gebied. Maar het virus evalueert. Deze keer gedraagt het virus zich anders: mensen worden minder ziek en lopen daardoor langer rond waardoor ze meer mensen besmetten. De mortaliteit is nu ook lager. Bij eerdere uitbraken lag die rond de 90 procent, nu 75 procent. Dat is aan de ene kant positief, maar daardoor is er dus wel meer kans op verspreiding.’
Barend Gerretsen, tropenarts en hoofd tropenopleiding bevestigt dat. ‘Je hoort het al aan de naam. Eerst was het Ebola hemorrhagic fever, omdat je snel bloedingen zag. Nu heet het Ebola virus disease. Het is moeilijker te diagnosticeren omdat de symptomen lijken op andere virus infecties zoals malaria.’
Daarnaast is er volgens Gerretsen veel gebrek aan kennis waardoor de respons laat op gang kwam. ‘Daarom blijft het belangrijk om Nederlandse tropenartsen op te leiden die daar hun kennis kunnen delen en daarnaast ook artsen uit ontwikkelingslanden op te leiden die met die kennis teruggaan naar hun eigen land. Ziekten globaliseren, ebola houdt zich niet aan landsgrenzen. Het Westen is nu bezig zich voor te bereiden op de eerste patiënt die zich hier aan de poorten meldt, maar er is weinig kennis. Ik begrijp daarom ook niet waarom het ministerie onze tropenopleidingen niet subsidieert. Die kennis is in eerste instantie belangrijk voor ontwikkelingslanden, maar ook voor westerse landen. Artsen zonder Grenzen zit met de handen in het haar omdat er nu eenmaal niet genoeg opgeleide artsen en verpleegkundigen zijn om naar West-Afrika te sturen. Er is niet in geïnvesteerd.’
Getraind personeel en voorlichting
Er is veel voor nodig om ervoor te zorgen dat verdere verspreiding een halt toegeroepen wordt. Volgens tropenarts Waalewijn zijn allereerst meer behandelcentra nodig waar patiënten opgevangen worden. Ook zouden er nieuwe medicijnen moeten komen, maar Waalewijn is er niet van overtuigd dat dat op korte termijn beschikbaar komt. ‘En als er geen effectieve manier van behandelen is moet men zich richten op het voorkomen van nieuwe besmettingen. Dat kun je doen door het isoleren van patiënten die besmet zijn en het voorkomen van nieuwe besmettingen door voorlichting’, aldus de tropenarts.
De WHO geeft aan dat er een ontzettende nood is voor getrainde gezondheidswerkers. ‘We hebben zowel artsen als verpleegkundigen nodig voor het behandelen van patiënten. Epidemiologen en laboratoriumtechnici voor het diagnosticeren van nieuwe gevallen en ook getrainde mensen die op de juiste manier begrafenissen kunnen uitvoeren. Ook is er meer beschermend materiaal nodig, medische benodigdheden, lijkzakken, genoeg voedsel en water en moeten we het transport verbeteren zodat alles ook naar de getroffen landen vervoerd kan worden.’
Artsen zonder Grenzen beaamt dit. Koppens: ‘We hebben meer mensen nodig, meer verpleegkundigen, meer artsen en meer behandelcentra in de regio. Vliegtuigen uit Europa moeten blijven vliegen om hulpverleners en spullen in te vliegen. Westerse landen moeten concreet bijdragen aan patiëntenbehandeling. Er moet meer voorlichten komen. De angst die je in Nederland al voelt voor ebola, is in die landen nog vele malen erger.’
Training
Maar voorlopig zijn het vooral de lokale hulpverleners de strijd moeten voeren. Aan het Royal Tropical Institute (KIT) studeerden afgelopen week 43 nieuwe masters of Public Health af. Velen zijn afkomstig uit West-Afrika en het KIT besloot daarom om ze de morgen voor hun masteruitreiking een training te geven over ebola. Gerretsen: ‘Er waren veel Liberiaanse studenten bij. Ze hebben de verhalen van thuis gehoord, collega’s van hen zijn overleden aan ebola. En ze wisten dat ze bij terugkomst zelf ook ingezet zouden worden in de strijd tegen het virus. Een van de studenten werd al voor de diplomering opgeroepen door Artsen zonder Grenzen.’
In de korte training leerden de studeren over de risico’s van ebola, en kregen ze instructies hoe zichzelf en anderen te beschermen voor besmetting. Ook werd uitgelegd hoe gevaarlijk sommige traditionele begrafenisriten zijn en hoe ze hier mee moeten omgaan.
Angst
Die angst was aanleiding voor de partnerorganisaties van Woord en Daad uit Burkina Faso om nu al om hulp te vragen, al zijn daar nog geen besmettingen met het virus. Rina Molenaar: ‘Er is daar zoveel angst dat onze partnerorganisaties een voorlichtingsprogramma op willen zetten.’ Woord en Daad is niet de enige die al in omringende landen helpt om de bewustwording te vergroten. Ook het Rode Kruis treft in omringende landen zoals onder andere Ivoorkust, Mali en Senegal al maatregelen om een eventuele uitbraak te voorkomen, dan wel te beheersen.
Liberiaanse ngo’s doen eveneens een oproep voor meer experts, isolatiefaciliteiten, beschermende kleding en ambulances. Ook is er een grote nood voor voedsel en schoon water. Oscar Bloh doet een emotionele oproep aan de wereld: ‘De ziekte heeft ons onder belegering, het voedt zich met passiviteit en het is aan de winnende hand. We moeten vechten tegen ebola maar dat kan niet zonder de juiste wapens.’