Aankaarten van mensenrechten heeft pacificerend effect op conflict

WETENSCHAP – Het publiekelijk aankaarten van mensenrechten werkt. Conflicten houden eerder op en worden minder heftig. Dat blijkt uit onderzoek van Brian Burgoon, professor International and Comparative Political Economy aan de Universiteit van Amsterdam en actief bij de Dialog Advisory Group (DAG) waar hij bemiddelingswerk doet. In een tijd waar de brandhaarden elkaar op lijken te volgen en alleen maar heftiger lijken te worden, is dat opmerkelijk nieuws.

Al jarenlang is er een debat gaande tussen mensenrechtenorganisaties en bemiddelingsorganisaties. Waar de eerste zegt dat mensenrechten aangekaart moeten worden omdat het op de lange termijn tot vrede zal leiden, zegt de ander dat het juist ingewikkelde onderhandelingen tot gevolg heeft, wat uiteindelijk leidt tot meer conflict. Burgoon wilde als academicus nu eindelijk eens uitzoeken wat waar is. Daarom is hij het onderzoek gestart met de vraag: Wat zijn gevolgen voor de duur en hevigheid van een burgeroorlog bij het aankaarten van mensenrechten door media en andere privé organisaties?’

Het onderzoek werd gefinancierd door NWO WOTRO en uitgevoerd door Brian Burgoon en zijn collega Andrea Ruggeri van de Oxford University en Ram Manikkalingam van de in Amsterdam gehuisveste ngo Dialog Advisory Groupdie het bemiddelingswerk leidt. Burgoon: ‘Vanuit de praktijk wilden we weten hoe het bespreken van mensenrechten tijdens lopende conflicten op goede rails gezet kan worden waardoor je er iets tegen kan doen. Het is belangrijk dat men mensenrechten aankaart op een manier die geen problemen oplevert voor het vinden van oplossingen zoals een vredesakkoord.’

Het onderzoek bestaat uit een combinatie van evaluaties van wat er is geleerd uit het veld van het bemiddelingswerk en het lopende werk van de DAG. ‘Als mensenrechten aangekaart worden met een bepaalde groep waarmee DAG in discussie is, wat zijn dan de reacties van de groepering? Worden ze terughoudend over het voortzetten van de discussie, of zijn ze enthousiast om het te bespreken? En als ze bang worden, zijn ze dan misschien meer bereid om oplossingen te vinden doordat ze over mensenrechten spreken?’

Voor het andere onderdeel van het onderzoek zijn data onder de loep genomen over mensenrechtenschendingen in 284 burgeroorlogen van 1975 tot 2000 in 71 verschillende landen. De onderzoeksgroep verzamelde nieuwe data over aandacht van de media en de VN voor mensenrechtenschendingen en bekeek of er een positief of een negatief verband is tussen de aandacht die gegeven wordt aan mensenrechten enerzijds en het aflopen of het voortzetten van conflicten anderzijds.’

Wat was uw conclusie?

‘De verwachting was dat de situatie zo ingewikkeld is dat je geen verband ziet. Of dat je een positief verband ziet tussen het aankaarten van mensenrechten en de hevigheid of voortzetting van een conflict. Hoe heviger en hardnekkiger een conflict, hoe meer media-aandacht zo’n conflict immers krijgt en hoe groter de kans dat je mensenrechtenschendingen ziet.

‘Tot onze verbazing zien wij echter dat het verband toch negatief is. Naarmate er aandacht wordt gegeven aan mensenrechten, zoals bijvoorbeeld door The Economist of New York Times, zie je dat de duur van het conflict korter is, en de hevigheid van het conflict minder is. Dus je ziet een pacificerend effect. Dat is de conclusie van de paper en het onderzoek tot nu toe. Het is een simpeler verhaal dan we hadden verwacht.

‘Het is altijd lastig om een causaal verband te constateren. Met behulp van statistieken hebben we rekening gehouden met andere factoren die het conflict ook kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld  inkomen.

‘Wat betreft ons grote debat kunnen we wel wat zeggen tegen onze achterban en collega’s in de wereld van conflictbemiddelaars. Het aankaarten van mensenrechten is veel minder problematisch dan wij hadden gevreesd. Mensenrechten kunnen dus aangekaart worden zonder dat men zich zorgen hoeft te maken dat het een probleem geeft voor conflicten maar juist met hoop dat een conflict minder lang en minder heftig zal zijn.’

Wat is de belangrijkste reden waarom jullie vanuit het bemiddelingswerk toch dachten dat het aankaarten van mensenrechten een negatieve invloed zou hebben?

‘Mijn collega en co-auteur Ram Manikkalingam, hij leidt de Dialog Advisory Group, werkte lange tijd in Sri Lanka als National Security Advisor. Daarvoor werkte hij bij The Rockefeller Foundation, ook als bemiddelaar. Hij zag veel situaties waarin de mensenrechtenorganisaties en VN-gezanten met een mensenrechtenblik discussies over vrede belemmerden. Het benadrukken van mensenrechten heeft in bepaalde situaties geleid tot problemen waarin ten minste een van de onderhandelende partijen het bespreken van mensenrechten te ingewikkeld vond, of ze werden boos dat het aangekaart werd. Ze wilden niet aangesproken worden op hun gedrag in het verleden, maar naar de toekomst kijken. Het bevorderen van mensenrechten kan dus averechts werken wanneer bepaalde partijen nog hardnekkiger gaan vechten omdat zij zich zorgen maken berecht te worden of benadeeld te worden.

Maar belangrijker is dat het bespreken van mensenrechten überhaupt heel ingewikkeld is. En als je dat op de agenda zet, naast een heleboel andere dingen die ook besproken moeten worden richting een vredesakkoord, maak je het lastiger om tot een overeenkomst te komen. Ik dacht dat je weliswaar pacificerende effecten kon verwachten, maar anderzijds ook ingewikkelde discussies zou zien en dat er uiteindelijk een neutraal effect zou zijn. Het is voor mij verbazend dat het pacificerende effect overheerst.’

Hoe denkt u dat het komt dat er, tegen jullie verwachtingen in, toch een pacificerend effect optreedt bij het bespreekbaar maken van mensenrechten?

‘Dat is een ingewikkeld verhaal. De meest voor de hand liggende verklaring is dat de twee partijen in een burgeroorlog zich realiseren dat de wereld meekijkt met wat er gebeurt en in het bijzonder oplet wie het meeste geweld gebruikt. Daardoor doen ze meer om nodeloos geweld in te perken en roekeloos gedrag aan banden te leggen. Dat leidt tot minder geweld en minder schendingen van mensenrechten. Ook kan het een vreedzamer klimaat opleveren waardoor onderhandelingen productiever zijn. Wij hebben veel anekdoten die in deze richting wijzen.’

Kunt u daar een voorbeeld van geven?

‘Wij hebben bemiddeld bij een ontwapeningsprogramma van de grootste actieve terreurgroep in Ierland, Irish National Liberation Army (INLA). Een aantal jaar geleden hebben we het formeel neerleggen van de wapens van deze organisatie gemonitord en veel over mensenrechten gesproken. Een deel van het programma het INLA heeft ook te maken met mensenrechten; hoe de katholieken in Noord-Ierland worden behandeld door de politie en door de staat, katholieken krijgen een andere behandeling in vergelijking met hun regio-genoten.

De Britse en Ierse regering beschuldigde hen ook van het schenden van mensenrechten met acties waarbij burgers het doelwit waren. Wij hebben gezien dat het bespreken van de mensenrechten positief was om tot een bemiddeling te komen. Het voortzetten van een gewapend conflict werd gezien als problematisch, juist omdat daardoor mensenrechten werden geschonden. Het over mensenrechten spreken binnen het ene kamp maakte het ook makkelijker om de mensenrechten binnen de staat bespreekbaar te maken; de gelijke rechten tussen katholieken en protestanten. Daardoor werd het soepeler om de ontwapening te onderhandelen.’

Is de situatie anders bij antiwesterse groeperingen?

‘In onze data zie je dat niet. Wij hebben gekeken per regio (Europa, Midden-Oosten, Afrika) en je ziet overal het licht pacificerende effect. In het Midden-Oosten lijkt dat effect wel wat zwakker, maar wij denken dat het eerder met beperkte hoeveelheid data te maken heeft dan dat het te maken heeft met een antiwesterse houding (het recentelijke conflict met IS is in het onderzoek niet meegenomen, red.).

Maar in een vervolgonderzoek zijn we wel bezig specifiek antiwesterse attitude te meten. Dat kun je doen in landen waar je data hebt over de publieke opinie. Je neemt de landen die een laag niveau van steun voor westerse landen hebben als een groep en die vergelijk je met een groep die hoog scoren.’

Is er een sterker effect te zien in landen met goede relaties met westerse landen? Zijn zij meer gevoelig voor media-aandacht?

‘Dat weten wij niet helemaal zeker. De hypothese vind ik heel redelijk. Het aankaarten van mensenrechten heeft pas zin in een land waar de leiders enigszins respect hebben voor het idee dat mensenrechten belangrijk zijn. Of als ze betrokken en verbonden zijn aan westerse organisaties en economieën. Onder omstandigheden waarin dat niet of minder het geval is zal je dat minder verwachten. Die hypothese hebben we gedeeltelijk gecontroleerd door te kijken naar andere manifestaties van contact met westerse landen zoals handel, kwaliteit van democratie en mensenrechtenschendingen. Maar we hebben nog niet gekeken naar verschillen tussen landen of tussen regio’s in de maat waarin deze pro-westers zijn. Onze hypothese is dat het in (pro)westerse landen meer zou werken, maar dat hebben we nog niet onderzocht. We hebben ook minder data van conflicten in Europa omdat we ook de invloed van VN-missies wilden onderzoeken en in Europa heb je nu eenmaal minder VN-missies.’

Waarom wilden jullie de invloed van VN-missies onderzoeken?

‘We wilden een aantal dingen onderzoeken. Ten eerste of media-aandacht wellicht een aanleiding vormt om een VN-missie uit te voeren. Daarnaast keken we ook of de combinatie van een VN-missie en media-aandacht een sterker effect heeft dan wanneer je alleen media-aandacht ziet. Daarnaast wilden we kijken of de VN een unieke invloed heeft op conflicten. Dat onderzochten wij ook onder ngo’s als Amnesty International en Human Right Watch (HRW). We zagen dat mediaorganisaties een sterkere invloed hebben dan mensenrechtenorganisaties.’

Wat is de reactie van mensenrechtenorganisaties op dit onderzoek?

‘We hebben van te voren gepraat met dit soort organisaties en toen lieten ze weten dat wat de resultaten ook zullen zijn, ze er niet erg in geïnteresseerd zijn omdat mensenrechten bevorderen voor hen iets principieels is. Dus het maakt dan niet uit of er een positief verband zou zijn tussen het bevorderen van mensenrechten en het verhevigen van een conflict. Al zijn de resultaten slecht, ze zullen toch doorgaan omdat ze principieel gemotiveerd zijn.

Aan het begin waren ze een beetje bezorgd over de resultaten. Nu wij uiteindelijk pacificerende tendensen onthulden, is het voor hen heel goed nieuws en willen ze er meer mee doen. Daarmee ben ik zelf voorzichtig, ik wil niet dat het onderzoek een boegbeeld wordt van Amnesty International. Het is een academisch onderzoek. Maar het geeft wel steun voor hun operaties. Wat dat betreft neem ik ze het niet kwalijk dat ze het goed nieuws vinden en als ze de bevindingen van het onderzoek willen gebruiken, is dat prima. Maar wij willen dat niet met hen samen doen. We zijn wel in contact over het onderzoek, vooral met HRW. Wij hebben het niet voor hen gedaan. We hadden stiekem gehoopt dat we het andere verhaal hadden kunnen vertellen. Omdat onze verwachtingen, onze hypothese, ons vooroordeel, meer in die richting zaten.’

Maar uiteindelijk is het wel goed nieuws, toch?

‘Ja ik vind het goed nieuws. Vanuit een liberaal progressief perspectief vind ik het bevorderen van mensenrechten belangrijk. Dus het is heel goed dat het niet in de weg staat van het uitblussen van conflicten. Nog beter nieuws zelfs, dat het misschien het behalen van een vredesakkoord versnelt. Dat is een belangrijke boodschap vinden wij, voor ons eigen werk maar ook voor mensenrechtenorganisaties en ontwikkelingshulporganisaties die mensenrechten willen bevorderen.’

Auteur
Arjanne Aleman

Datum:
25 september 2014