65 voorstellen strategische partnerschappen ingediend

Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn 65 plannen ingediend voor de strategische partnerschappen. Dat maakte het ministerie afgelopen weekend bekend. De plannen zijn zowel ingediend door Nederlandse ngo’s als door samenwerkingsverbanden van Nederlandse- en buitenlandse ngo’s. Bart Romijn (directeur van brancheorganisatie Partos) wil de ambtenaren die de voorstellen moeten beoordelen de suggestie meegeven om voorstellen die complementair zijn wellicht samen te voegen in één partnerschap. En onderzoeker en ngo-expert Willem Elbers hoopt dat de overheid niet alleen die voorstellen honoreert die de mooiste voorspellingen doen.

Het beleidskader voor de strategische partnerschappen is het nieuwe subsidiekader van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor financiering van het maatschappelijk middenveld. De bepleitende en beïnvloedende rol van ngo’s staat daarin centraal. Er zullen in totaal 25 partnerschappen worden geselecteerd; dat betekent dat er 40 aanvragen zullen afvallen.

Negen organisaties hebben alleen ingediend, dus zonder andere partners. Zo heeft Cordaid een eigen aanvraag gedaan met als thema fragiliteit. Opvallend is ook dat het niet alleen Nederlandse organisaties zijn die hebben ingediend. ZOA Nederland bijvoorbeeld heeft samen met de internationale ngo Search for Common Ground een voorstel ingediend over lobby and advocacy voor landrechten. Daarnaast heeft Hivos samen met de Britse organisaties IIED en Article 19 een voorstel ingediend met als thema juridische ondersteuning en inclusiviteit.

Zes zuidelijke penvoerders

Bij zes voorstellen is een organisatie uit een lage- of lage-middeninkomensland de penvoerder. De Nicaraguaanse organisatie Fondo Centroamericano de Mujeres (FCAM) is daar een voorbeeld van. Samen met Both Ends en Mama Cash zit deze in de ‘Green Alliance for Gender Action’ dat gaat over het snijvlak tussen gender en milieu. Van de 56 allianties zijn er 28 die bestaan uit een combinatie van Nederlandse organisaties en organisaties uit lage- en lage- middeninkomenslanden. Van alle geïnteresseerde organisaties is 15 % afkomstig uit een lage- of middeninkomensland.

Een aantal allianties die ook tijdens het vorige subsidiekader, het Tweede Medefinancieringsstelsel, samen hebben ingediend, zien we weer terug, waaronder de Fair, Green and Global Alliance met Both Ends (penvoerder), ActionAid (het voormalige NiZa), Clean Clothes, Milieudefensie, SOMO en het Transnational Institute. Ook zitten het Rode Kruis (penvoerder), Cordaid, het Rode Kruis Klimaatcentrum, Wetlands International en Care wederom samen in een alliantie (‘Partners for Resilience’) over de impact van natuurrampen op kwetsbare gemeenschappen.

Pax, wiens alliantie tijdens MFSII het hoogste aantal punten kreeg, gaat verder met Amnesty International in de Freedom from Fear alliantie, waar tijdens MFSII ook nog het GPPAC (Global Partnership for the Prevention of Armed Conflict) en het toenmalige PressNow (nu opgegaan in Free Press Unlimited) aan meededen. De ICCO alliantie gaat in vernieuwde vorm verder met ICCO, Wilde Ganzen, CoPrisma, Edukans, Kerk in Actie en CNV International met als thema Food & Nutrition en Inclusive Businesses & Human Rights.

Goed gekozen

In een eerste reactie laat Bart Romijn van Partos weten dat het grote aantal aanmeldingen betekent dat het kader goed gekozen is met de insteek voor bepleiten en beïnvloeden. ‘Het zijn er meer dan tijdens MFSII, toen er 43 voorstellen waren ingediend. Het is een goed kader dat goed in het tijdsbeeld past, met nieuwe verhoudingen en waar de relatie meer is dan alleen een gelddoorgeefluik.’

Dat er zes zuidelijke penvoerders zijn is volgens Romijn een aanduiding dat het Zuiden steeds sterker wordt. ‘Ze hebben de capaciteit om een aanvraag in te dienen. Ze zijn beter georganiseerd en dat zal alleen maar beter worden in de toekomst.’ Ook het feit dat er 28 zuidelijke organisaties inzitten is volgens Romijn een ‘stap vooruit’. ‘Voorheen werden voorstellen alleen door noordelijke organisaties ondertekend, maar nu zijn zuidelijke partners actief bij de indiening betrokken. Alhoewel dat niet wil zeggen dat de overige organisaties die géén zuidelijke partner in hun alliantie hebben, hun partners niet hebben betrokken. Het zou kunnen dat die juist heel goed naar hun partners hebben geluisterd.’

Het grote aantal aanmeldingen laat zien dat veel organisaties zich blijken bezig te houden met lobby and advocacy. Daar kijkt Romijn niet van op. ‘Er wordt wel eens badinerend gesproken dat clubs zich naar de subsidie voegen, maar ik weet dat bijna alle organisaties zich met dit thema bezighouden.’

Toch verwacht Willem Elbers, onderzoeker bij het Centrum voor ontwikkelingsvraagstukken van de Radboud Universiteit Nijmegen (CIDIN), dat er organisaties bij zitten die zichzelf opnieuw hebben verpakt om in het thema te passen. ‘Organisaties die alleen putten slaan komen natuurlijk niet in aanmerking, maar veel organisaties zullen hun werkzaamheden wel zo framen dat ze er goed in passen. Ik verwacht trouwens dat maar weinig activistische organisaties bij zullen zitten.  Dergelijke organisaties zijn vaak minder geformaliseerd en moeten het hebben van spontaniteit en het mobiliseren van een achterban. Het ministerie heeft met haar criteria voor capaciteit en PME toch impliciet een voorkeur voor de meer geïnstitutionaliseerde organisaties’.

Flexibiliteit

Zowel Willem Elbers als Bart Romijn roepen op tot flexibiliteit in de beoordelingsfase. Volgens Elbers, die enkele jaren geleden promoveerde op ngo’s met zijn veelbesproken proefschrift The Partnership Paradox, lijkt het er op dat het ministerie nog altijd denkt dat ontwikkelingsprocessen planbaar en beheersbaar zijn. ‘Potentiële partners moesten bij het schrijven van hun Theory of Change uitgebreid stil staan bij outcome en impact, terwijl iedereen weet dat dat bij pleiten en beïnvloeden vaak onmogelijk is. Het organiseren van workshops voor de lokale overheid is nog wel te plannen, maar als het ingewikkelder wordt creëer je met een gedetailleerde planning vooral een papieren realiteit. Ik hoop dat de overheid dit bij het toetsen inziet en niet die organisaties beloont die de mooiste voorspellingen doen’.

Romijn hoopt eveneens op flexibiliteit. ‘De 65 voorstellen zijn niet echt op elkaar afgestemd. Als je ze straks allemaal naast elkaar leest, kun je wellicht verschillende voorstellen naast elkaar zetten en kijken of er synergie tussen de voorstellen zit. Op die manier zou je voorstellen die complementair aan elkaar zijn wellicht in één partnerschap kunnen voegen. Dat is weerbarstig en het zou kunnen leiden tot een gedwongen huwelijk, maar het kan ook tot mooie kansen leiden. Dat zou ik de ambtenaren graag mee willen geven.’

Paniek

Op de inleverdatum was er even paniek bij een aantal organisaties omdat hun aanvragen vanwege het grote aantal bijlages niet door de elektronische brievenbus van Buitenlandse Zaken konden en werden teruggebounced. Uiterlijk 31 januari 2015 wordt bekend met welke (maximaal) 25 partners de minister een strategisch partnerschap wil aangaan. Het jaar 2015 zullen het ministerie en de betreffende organisaties gebruiken om de strategische partnerschappen nader in te vullen.

Vice Versa is bezig een volledige lijst samen te stellen van organisaties die ingediend hebben; wilt u meewerken mail dan (kort) de plannen van uw organisatie naar redactie[a]viceversaonline.nl 

Auteur
Arjanne Aleman

Datum:
08 september 2014