Wetenschapper Kees Burger: ‘Ngo’s hebben de hele cacao-industrie zwart gemaakt en dat vind ik niet fair’

Leonard Fäustle

In het vorige maand verschenen nummer van Vice Versa geven we een inkijkje in de wereld van de experimentele wetenschap met een portret van de Wageningse Development Economics vakgroep. Op deze site praten we verder met de leden van de vakgroep. Vandaag met econoom en universitair hoofddocent Kees Burger, die bezighoudt met prijsvorming en marktwerking. Hij heeft een eigengereide kijk op enkele populaire thema’s voor ngo’s, zoals het gebruik van exportbelasting op onverwerkte producten en certificering. ‘Als je het extreem doortrekt, is de enige die beter van certificering wordt de certificeringsbusiness.’

Exportbelasting als prikkel om grondstoffen lokaal te verwerken in plaats van ze uit te voeren? Meestal geen goed idee, denkt econoom Kees Burger (63), associate professor aan de Wageningen Universiteit. Hiermee gaat hij lijnrecht in tegen het standpunt van veel ngo’s, die juist exportbelastingen propageren. Op die manier zullen landen sneller hun eigen industrieën ontwikkelen en kunnen ontsnappen aan het patroon om alsmaar ruwe grondstoffen te exporteren. Is de gedachte. Nu dit instrument binnen de European Partnership Agreements (EPA’s) wordt beperkt, klinkt er dan ook luid protest vanuit activistische hoek. Maar aan Burgers oren is dat protest niet besteed.

‘Je kunt inderdaad zeggen: naarmate je het exporteren van het ruwe producten meer belast dan het exporteren van het verwerkte product, geef je in principe subsidie aan de lokale verwerking. Dus daarmee heb je een instrument in handen om de lokale verwerking te stimuleren’, beaamt Burger. Toch kunnen regeringen beter op andere manieren hun lokale productie stimuleren, vindt hij. Tijdens een onderzoek in Ivoorkust naar het effect van exportbelasting in de cacaosector in 2003, kwam Burger erachter dat de lokale boeren die cacao exporteerden ernstig te lijden hadden onder de belastingen die de regering hief.

‘De belasting op de cacao van boeren was erg hoog. Want terwijl de producenten in Indonesië 85 % kregen van de wereldmarktprijs, krijgen die in Ivoorkust toentertijd maar 50 %. Hoezo zijn ngo’s dan zo blij met die belasting? En maar opkomen voor die kleine boeren! Daar kan ik me een beetje boos over maken. Als je een subsidie wilt, moet je dat gewoon geven. Daar hoef je niet een belasting op de boer te leggen. Ik vind dat er vaak zo stom geredeneerd wordt door ngo’s, met name als het gaat over de wereldmarkt en handel.’

Dus de boeren die ruwe cacao exporteren zijn de verliezers in dit verhaal?

‘Ja, die krijgen door de exportheffingen een hele lage prijs. Van de inkomsten die de boeren hadden kunnen krijgen is het rechtstreeks naar de bobo’s gegaan. De belasting werd geconserveerd in fondsen: een fonds ter ondersteuning van de cacaosector, en fonds voor de verbetering van de infrastructuur, een fonds voor het gladstrijken inkomens over de jaren, noem maar op. Maar het is maar de vraag of dat inderdaad een keer teruggaat naar de sector. Het is in feite gewoon afgeroomd.

Je kunt weliswaar een redenering opzetten dat een overheid beter zou kunnen investeren in grootschalige dingen dan heel veel kleine boeren, maar dan moet je wel een hele goede overheid hebben. Die is er niet en die was er niet. Daar waren ngo’s veel te optimistisch over.’

Heeft u zich dan ook in dat debat gemengd?

‘Dat kost veel tijd, dus dan denk ik, laat ook maar. Dat is ook niet waarom ik hier zit. Ik heb me bijvoorbeeld ook druk gemaakt over de hele campagne voor pure chocola. Het beste wat ik toen heb bereikt is een ingezonden brief in de Volkskrant. Cacao uit Ivoorkust dat niet gecertificeerd is, daar zou van alles mis mee zijn. Daar worden kinderen als slaven gebruikt en alle boeren gedragen zich verkeerd. Vreselijk allemaal. Dat is een manier van voorstellen die ik helemaal niet deel.’

Hoezo niet? Er gebeuren toch ook veel misstanden in de cacaoindustrie?

‘Er zijn inderdaad gevallen dat kinderen worden verkocht vanuit het noorden van Ivoorkust en in die cacaovelden terecht komen. Het is niet te ontkennen dat dat gebeurt, maar het zijn excessen. Ik snap niet dat de cacao-industrie daarvan de schuld wordt gegeven. Cacao is niet het probleem, maar armoede is het probleem. Boeren in Ivoorkust die geen cacao verbouwen gebruiken ook kinderarbeid. Want ja, het is een arm land. Doe daar wat aan, en ga niet zitten fitten op een industrie die tenminste nog een beetje voor handelsmogelijkheden zorgt. Ngo’s hebben die hele industrie zwartgemaakt en dat vind ik niet fair, om de zaken zo slecht voor te stellen.

Neem bijvoorbeeld de Grenada Chocolate Company. Hier in het Herenstraat theater in Wageningen was daar een documentaire van te zien. Prachtige beelden. Met eigen handen had het bedrijf een chocoladefabriekje gebouwd. En wat zeggen ze? “In the Grenada Chocolate Company, no children are involved, whereas, in Cote d’Ivoire..”Dat beeld vind ik zo fout, dat is misselijk. Maar dat krijg je ervan, als je als ngo dat soort beelden oproept. Dan moet je je ook realiseren dat je daarmee de hele sector als het ware stigmatiseert.

Als je een “oneerlijke” chocoladereep in de supermarkt koopt heb je grote kans dat het gewoon van eerlijke boeren is. En van de gecertificeerde producten is het ook maar de vraag of het goed zit. Die inspecteur komt er ook maar eens in de zoveel tijd.’

Doet u zelf ook onderzoek naar certificering?

‘Daar ben ik mee aan de gang. Een van mijn phd-studenten kijkt naar de kosten van certificering. Er zijn al vrij veel studies gedaan naar impact ervan en meestal laten die onderzoeken zien dat het tegenvalt wat je kunt aantonen als het gaat om de verbetering van de positie van de boeren. Maar er is weinig bekend over de kosten die ermee gemoeid zijn.

Certificeringsbedrijven hebben een heel stramien opgezet met principes en criteria en indicatoren waaraan de bedrijven moeten voldoen. Dat betekent extra werk voor de boer. Zij moeten zich onthouden van bepaalde dingen en andere dingen juist wel doen. Daarnaast moeten er ook externe kosten worden gemaakt. De inspecteur moet immers ook betaald worden en daar moet de certificaathouder, de boer dus, voor opdraaien. Daarnaast moet de boer een administratie bijhouden en zijn lidmaatschap aan de certificeerder betalen. Dat geldt ook voor de exporteurs en handelaren verderop in de keten. Max Havelaar bijvoorbeeld vraagt ook weer geld voor het gebruik van hun logo.

Organisaties als UTZ Certified en Fair Trade groeien als kool, het is booming business. Maar ergens moet het geld vandaan komen en dat komt uit de keten vandaan. Het is bijna altijd zo dat als je in de keten extra kosten maakt, deze opgebracht worden aan het einde van de keten, hetzij producenten, hetzij consumenten. En meestal door beide en vaak meerendeels door producenten.’

Zijn de boeren dan uiteindelijk slechter af volgens u?

Ja, als je het extreem doortrekt, is de enige die er beter van wordt de certificeringsbusiness. Ik vind het mooi dat er aandacht is voor grondstoffen en ik vind het leuk dat de consument zich bewust is waar hun producten vandaan komen, maar ik vind het heel onethisch om de industrie te betichten van alles wat mis gaat. De organisaties hebben goede bedoelingen, maar ze leggen de hele last op de schouders van de partijen in de keten.

En naarmate de fair trade sector groter en ruimer en algemener wordt, kun je er steeds minder een eigen niche markt van maken. Dus de hoge prijs die je kunt vragen gaat verwateren. Mijn vrees is dat als het vrij massaal wordt, de prijs van de cacao zelf erdoor omlaag gedrukt wordt.’

Doen ngo’s hier zelf geen onderzoek naar?

‘Ik denk het niet. Ze doen hun best allerlei dingen te verzamelen en ze realiseren zich ook wel dat het lastig is om echt impact te laten zien. Er zit ook wel verbetering in hun aanpak. Hun boeren halen inmiddels hogere opbrengsten en dat kan nog meer worden als je op grote schaal meer verbeterde variëteiten gaat gebruiken en betere bemesting. Maar ook daar zitten gevaren aan vast, als je het vanuit een economische invalshoek bekijkt. Als boeren meer produceren omdat ze productiever worden, gaat de prijs omlaag. Daar is niets op tegen: dat is typerend voor de landbouw. Boeren produceren meer en meer, maar ze worden er niet eens zelf zoveel beter van, want de prijs gaat omlaag.

Ik denk ngo’s zich dat niet realiseren. Ze denken dat ze nog steeds klein zijn en als je klein bent en je werkt lokaal, dan heeft dat geen effect op de prijzen. Maar als de Nederlandse cacaoindustrie dankzij hun advertenties zegt dat straks 50 % van alle chocola is gecertificeerd en 100 % van de chocoladeletters, dan is het niet meer klein.’

Dan tot slot nog even over de Randomized Control Trials, een onderwerp dat centraal stond in deze serie en dat binnen uw vakgroep veel wordt gebruikt. Hoe kijkt u tegen deze methode aan?

‘Het biedt een vrij rigoureuze methode om dingen te meten. Er zitten wel beperkingen aan. RCT’s kun je doen voor gedefinieerde interventies, maar als je nog niet weet hoe de interventie eruit moet komen te zien, kun je nog niet zoveel. Maar een bijkomend effect van RCT’s en de hele discussie daaromtrent is dat het enorm de bewustwording heeft vergroot wat je wel en niet kan zeggen over causale verbanden. Vroeger hield je een survey, deed je een regressie, dan was het al goed. Nu geloven we daar niets meer van. Je moet op z’n minst twee rondes aan data hebben verzameld en laten zien dat allerlei andere mogelijke factoren de conclusie niet onderuithalen. De wetenschap is een stuk strenger geworden door de jaren heen.

Toch denk ik dat de oude methodes ook nog waarde hebben, omdat het ook gaat om het verhaal en niet alleen om statistiek. Je wilt ook een plausibele analyse hebben. “Ik kan het niet 100 % precies aantonen want ik heb geen RCT, maar ik kan het wel plausibel maken in de redenering en wat ik aantoon.” Dat heeft ook waarde. Dat is een andere manier van presenteren dan alleen maar een uitkomst van een RCT. Daar wordt weinig analyse toegepast, want het idee is dat het zonder analyse zichzelf zou kunnen bewijzen. We hebben een controlegroep.. en kijk, het werkt. Dat zal wel zo zijn, maar wat ben ik er nu precies wijzer van geworden? Dat element van wijsheid moet toch komen van de redenering en van de theorie.’

Meer lezen over de onderzoeken van de Wageningse Development Economics Group? Lees dan de nieuwste Vice Versa! Neem snel een abonnement of bestel het los. Ontvang bij een abonnement gratis het boek ‘Congo Codes’ van Dirk Jan Koch of ‘Minder Hypes, Meer Hippocrates’ van Marc Broere en Ellen Mangnus. Lees ook de andere interviews met de Wageningse wetenschappers in ons wetenschapsdossier.