
Reflecties bij het Human Development Report
Human Development en Ongelijkheid was een centraal thema in het afgelopen maand verschenen Human Development Report van de UNDP. Rolph van der Hoeven, hoogleraar Employment and Development Economics aan het Institute for Social Studies in Den Haag, las het rapport en zette op verzoek van Vice Versa zijn belangrijkste conclusies op papier. ‘De door de MDG’s gegenereerde sociale vooruitgang komt niet bij de lagere inkomensgroepen maar bij de midden inkomensgroepen terecht. Dat versterkt het pleidooi voor het terugdringen van inkomensongelijkheid.’
Sinds 1991 brengt het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) ieder jaar het Human Development Report ( HDR) uit. Aanvankelijk was het HDR vooral bedoeld als aanvulling- of tegenwicht, het is maar hoe je het bekijkt- van het jaarlijks World Development Report( WDR) van de Wereldbank, dat sinds 1980 verschijnt en de nadruk legt op economische vooruitgang en de hoe dat tot stand te brengen. Over de jaren zijn de posities van de UNDP en de Wereldbank nader tot elkaar gekomen, en in de laatste jaren heeft het Wereld Development Report van de Wereldbank ook aandacht aan sociale vraagstukken gegeven. Werk (Work) was bijvoorbeeld het onderwerp van het WDR uit 2012.
Maar toch weet het HDR vaak met nieuwe inzichten en verbanden te komen die dan beleidmakers en activisten toch weer aan het denken zetten. Zo was het HDR 2013 voornamelijk gewijd aan het opkomen van het Zuiden op economisch gebied (“The Rise of the South”) en wat de consequenties daarvan waren voor menselijke en sociale ontwikkeling. Zoals het AIV rapport van 2012 Ongelijke Werelden al aangaf is een sterke economische groei in een aantal opkomende landen juist vanwege toenemende ongelijkheid niet altijd een garantie voor een snelle terugdringen van armoede en een snelle vooruitgang in menselijke en sociale ontwikkeling.
Opbouwen van weerstand
Het thema van het HDR dit jaar (2014) legt de nadruk op het terugdringen van kwetsbaarheden en het opbouwen van weerstand ( “Sustaining Human Progress: Reducing Vulnerabilities and Building Resilience”). Arjanne Aleman gaf op 24 Juli al een overzicht van dit rapport in Vice Versa.
De achterliggende gedachten van het rapport van dit jaar is dat economische, ecologische en politieke ontwikkelingen mensen kwetsbaar houden of kwetsbaar maken. Maar dat geldt niet voor alle groepen gelijk. Sommige groepen blijven meer kwetsbaar dan anderen groepen. Het rapport toont ook aan dat meer en meer mensen uit verschillende groepen de huidige situatie als precair ervaren, in hun leefomgeving , in persoonlijke zekerheid, in het milieu en in politieke situaties. De oorzaken zijn verschillend, zoals een voortschrijdende globalisatie die te weinig rekening houdt met inkomensverschillen en sociale onzekerheid, de verregaande vervuiling van de aarde, het oplaaien van sociale conflicten binnen landen vanwege grotere ongelijkheid en de toegenomen conflicten tussen landen.
Dit alles vraagt om nationale en internationale oplossingen tegelijk, die het rapport in de verschillende hoofdstukken bespreekt.
Ongelijkheid
Een belangrijk punt blijft echter de armoede en de grotere ongelijkheid. Nobelprijs winnaar Stiglitz, geciteerd in het rapport, stelt terecht dat ongelijkheid een grote bijdrage levert aan kwetsbaarheid, en wel op verschillende manieren.
Ongelijkheid veroorzaakt instabiliteit en veroorzaakt ook grotere schokken in de economie. Extreme vormen van ongelijkheid betekent dat een groter gedeelte van de bevolking in armoede leeft, schokken minder makkelijk het hoofd kan bieden wanneer deze plaatsvinden. Ook leidt grotere economische of inkomens ongelijkheid tot grotere politiek ongelijkheid, wat weer tot gevolg heeft dat regeringen minder bereid zijn de sociale bescherming aan te bieden aan armere groepen wanneer economische schokken plaatsvinden. Ongelijkheid kan dus een vicieuze cirkel in werking stellen. Dat was ook een van de thema’s van het laatste boek van Piketty, dat onlangs in Vice Versa besproken werd.
Grensoverschrijdend
Inkomensongelijkheid, zoals Stiglitz stelt, is dus niet langer alleen maar een morele kwestie maar ook een economische kwestie, die steeds meer grensoverschrijdend wordt omdat conflicten veroorzaakt door grotere ongelijkheid binnen een land, niet beperkt blijven binnen een land. Hetterugdringen van inkomensongelijkheid moet daarom een essentieel onderdeel worden van internationale maatregelen van menselijke ontwikkeling.
Het HDR gebruikt naast inkomensarmoede ook een bredere definitie van ontwikkeling , waar niet alleen vooruitgang op economisch gebied maar ook op sociaal gebied gemeten wordt. Tot voor kort werd dit alleen maar gemeten met de zogenaamde Human Development Index (HDI). Recentelijke wordt echter ook een Multidimensionale Poverty Index (MPI) gebruikt, ontworpen door het Oxford Poverty and Human Development Initiative. In deze index wordt veel preciezer ingegaan op vooruitgang in welvaart, scholing en gezondheid.
De gebruikelijke inkomensarmoede index heeft 2 ijkpunten voor armoede, namelijk de extreme armoedegrens van 1.25 $ per person per dag en een wat meer realistische armoedegrens, die ligt op 2.50$ per dag. Vijftig procent van de wereldbevolking valt volgens het UNDP rapport onder deze laatste grens, terwijl volgens de MDPI 45 procent arm is. Dus in geringe mate compenseert sociale vooruitgang zoals gepropageerd in de MDG’s inkomensarmoede. Echter de duivel zit in de start. Want 22 procent van de wereldbevolking valt onder de extreme armoedegrens van 1,25$ per dag, maar dat percentage stijgt naar 30 procent als we de definitie van de MDPI aanhouden. Dat betekent dus dat de door de MDG’s genereerde sociale vooruitgang niet bij de lagere inkomensgroepen maar eerder bij de middeninkomens groepen terechtgekomen zijn. Dit versterkt dus het pleidooi voor het terugdringen van inkomensongelijkheid zodat in ieder land meer mensen tot een middeninkomensklasse kunnen behoren en de broodnodige economische en sociale veranderingenkunnen bewerkstelligen.