
‘Proefschrift Kamstra belangrijke bijdrage in discussie pleiten en beïnvloeden’
Met zijn proefschrift over het bevorderen van het maatschappelijk middenveld en democratie in ontwikkelingslanden haalde Jelmer Kamstra al verschillende keren de pers, waaronder Trouw, het Nederlands Dagblad en Vice Versa. Op 26 augustus promoveerde Kamstra aan de Radboud Universiteit van Nijmegen en verdedigde hij zijn proefschrift ten overstaan van kritische professoren. Ondanks pittige kritiek kon hij na een dappere verdediging zijn doctorstitel in ontvangst nemen.
De aula van de Radboud Universiteit zit flink vol met familie en belangstellenden als de groep professoren in vol ornaat binnenloopt met Kamstra’s proefschrift in hun handen. Aan Kamstra de taak om in tien minuten zijn onderzoek samen te vatten. De centrale vraag die Kamstra onderzocht is: Hoe pakken beleidsaannames op het gebied van maatschappelijk middenveld en democratiebevordering uit in de praktijk, en wat verklaart eventuele verschillen tussen aannames en praktijk?
Volgens donoren is het maatschappelijk middenveld belangrijk voor het bevorderen van democratie in ontwikkelingslanden. Minister Ploumen zegt immers in haar beleidsnota: ‘Maatschappelijke organisaties vertegenwoordigen de stem van burgers. Ze kunnen overheden ertoe bewegen om meer verantwoording af te leggen aan burgers.’
Positieve bijdrage maatschappelijk middenveld
Maar hoe terecht is die claim? Volgens Kamstra is het idee achter dit beleid goed: door het overheidsbeleid te beïnvloeden en controleren kunnen maatschappelijke organisaties bijdragen aan structurele oplossingen voor problemen in ontwikkelingslanden. ‘Dit sterke geloof in een positieve bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan democratie fascineert me, en ik wilde daarom ook graag uitzoeken hoe dit uitpakt in de praktijk.
Hiervoor deed Kamstra onderzoek in Ghana en Indonesië onder democratiebevorderende ngo’s. Hij sprak hiervoor uitgebreid in beide landen met medewerkers van de ngo’s maar ook met wetenschappers, donoren en de overheid
Er zijn volgens Kamstra drie aannames over waarom het maatschappelijk middenveld een positieve bijdrage levert aan democratie. ‘Ten eerste is er de aanname dat ngo’s bepaalde democratische rollen vervullen. Ten tweede is er de aanname dat ngo’s goed zijn ingebed in hun lokale context. En ten derde is er de aanname dat het daarom een goede strategie is om deze organisaties te ondersteunen om zo de lokaal gewortelde democratie te bevorderen.’
Praktijk
Maar nu de praktijk. ‘Als ngo’s democratische rollen vervullen zou dat betekenen dat ze de stem van het volk vertegenwoordigen. In de praktijk blijkt echter dat de organisaties vaak geen leden hebben en een onduidelijke achterban. Ze spreken uit naam van de armen, zonder dat die armen daadwerkelijk lid zijn van de organisatie.’
Een andere democratische rol is dat ze het volk betrekken bij het democratische proces. Dit komt weinig van de grond, betoogt Kamstra, omdat het gesloten organisaties zijn, geleid door de elite en weinig toegankelijk voor het gewone volk. Een derde democratische rol is het controleren van de overheid als waakhond. Kamstra: ‘Uit mijn onderzoek blijkt dat ngo’s vaak te dicht op de overheid staan om echt kritisch op te treden. Ze leveren wel kritiek, maar op een niet-confronterende manier. Het organiseren van protesten wordt geschuwd om de goede relatie met de overheid en donoren niet te verstoren.’
De tweede aanname, dat ngo’s goed zijn ingebed in hun lokale context, blijkt in de praktijk ook anders. Doordat het gesloten organisaties zijn, geleid door de elite, hebben ze vaak moeite om lokale financiering te ontvangen en ze blijven daardoor afhankelijk van internationale donoren.
Ook de derde aanname, dat het een goede strategie is om deze organisaties te steunen om zo democratie te bevorderen, blijkt in de praktijk niet zo te werken.
‘Donoren eisen van ngo’s dat ze professionaliseren. Dit kost veel geld en dat zorgt weer voor grotere afhankelijkheid van donoren. De ngo’s richten zich daarom op de wensen van de donoren in plaats van de wensen van de lokale bevolking. Daardoor raken de ngo’s ontworteld en gaan ze erg op elkaar lijken.’
Verkeerde vertaalslag
Uit de praktijk blijkt dus dat ngo’s deze verwachte rollen niet vervullen. Hoe komt dit? Volgens Kamstra heeft het te maken met een verkeerde vertaalslag waardoor er steeds iets van de idealen verloren gaat.
‘Er wordt een vertaalslag gemaakt van de wetenschappelijke theorie naar de beleidsaannames. In de wetenschap is nog veel discussie of het maatschappelijk middenveld wel bijdraagt aan democratie. De beleidsaannames gaan daarentegen voornamelijk uit van de positieve theorie en negeren de rest. Daarnaast wordt in de vertaalslag het maatschappelijk middenveld teruggebracht tot ngo’s terwijl die slechts een onderdeel vormen van een breed scala aan organisaties. Veel organisaties die in de theorie als belangrijk worden omschreven, komen zo nauwelijks aan bod. Hierdoor gaan veel idealen verloren.’
Definitie maatschappelijk middenveld
Over dat terugbrengen van het maatschappelijk middenveld tot alleen ngo’s heeft Marlies Glasius, hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam aan de faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, een vraag aan Kamstra. ‘Aan het begin van je proefschrift heb je een brede definitie voor het maatschappelijk middenveld, je noemt onder andere politieke partijen, jeugdorganisaties, mensenrechtenorganisaties, vakbonden en kerken. Waarom maak je dat later veel enger tot alleen ngo’s?’
Dit punt van kritiek zal later in de commentaren van de andere professoren ook terugkomen en wordt door de promovendus zelf ook onderkend. Praktische problemen beperkten zijn onderzoek. Kamstra was weliswaar begonnen met een bredere definitie, maar raakte bij het verzamelen van data teleurgesteld de beschikbare data. Een kanttekening bij zijn proefschrift is dan ook dat de bevindingen niet over heel het maatschappelijk middenveld gaan. ‘Ik heb echter niet zelf verzonnen om alleen ngo’s te onderzoeken. Toen ik naar Ghana en Indonesië ging, ben ik eerst gaan praten met wetenschappers, ngo’s en donoren en vroeg hen welke namen belangrijk waren. Zij kwamen zelf met de ngo’s. Het was dus een keuze die uit het veld kwam.’
Vertrouwen of wantrouwen
Frank Hendriks, hoogleraar vergelijkende bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg heeft allereerst veel complimenten over het proefschrift dat hij ‘met veel plezier en belangstelling’ heeft gelezen. Zijn vraag gaat over het gedeelte van het proefschrift waarin Kamstra beschrijft dat als een ngo geld wil van donoren, ze de taal van de donoren moeten spreken. En hoe meer zo’n organisatie zich conformeert naar de wensen van de donor, hoe meer vertrouwen het wint. ‘Maar’, vraagt Hendriks, ‘gaat het inderdaad om vertrouwen? Of meer het volgen van bepaalde processen op een checklist zodat donoren verantwoording kunnen afleggen over het geld dat ze geven?’
Kamstra geeft toe dat hij dit vaak tegenkwam in de praktijk. ‘Als je cynisch bent, zou je wel kunnen spreken van wantrouwen in plaats van vertrouwen. In Jakarta zijn bijvoorbeeld professionele proposal writers in te huren.’ Ook sprak Kamstra veel mensen die aangaven dat ze aan de start van hun ngo veel verantwoording af moesten leggen. De donoren zaten er bovenop en wilden maandelijks een rapport. Naarmate ze zich meer conformeerden naar de wensen van de donor werd dat minder, en kregen ze meer ruimte. ‘Dat is voor een deel wel vertrouwen. Een medewerker van de ambassade in Jakarta vertelde dat ze veel geld te verdelen hebben en dat niet onder kleine organisaties kunnen doen, dat vertrouwen ze niet omdat ze dan geen rapporten krijgen. Ze zaten maar met drie man op zo’n ambassade, maar moeten zich wel verantwoorden aan hun donoren. Zonder rapport kunnen ze dat niet.’
Selectie van landen
Dr. Nadia Molenaers, werkzaam bij het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer aan de Universiteit van Antwerpen, vindt de pragmatische manier waarop Kamstra zijn onderzoek aanpakte erg prettig, ‘maar we zijn hier niet alleen om complimentjes te geven’. Ze ging dan ook kritisch in op zijn selectie van casussen. ‘Waarom koos je voor deze twee landen? Je legimitatie is nogal kort door de bocht. Je kon uit minstens veertig landen kiezen. Heeft het er wellicht wat mee te maken dat het beide partnerlanden zijn van Nederland?’
Kamstra heeft dat zeker meegenomen. ‘En ook vond ik het belangrijk om twee erg verschillende landen te kiezen vanwege mijn onderzoek of organisaties lokaal geworteld zijn. Daarom heb ik voor twee landen op verschillende continenten gekozen. Daarnaast is Ghana al goed op weg richting democratie terwijl er in Indonesië meer problemen zijn met corruptie en mensenrechtenschendingen. Beide zijn gekoloniseerd maar wel door verschillende kolonisators waardoor je ander politiek systeem ziet. Indonesië is een veel groter land en het verschil tussen platteland en stad is daar ook groter. Beide landen zitten in een proces van het verdiepen en beschermen van de democratie, maar we weten niet welke kant het op gaat.’
Dr. Kees Biekart, associate professor bij het International Institute of Social Studies van de Erasmus Universiteit in Rotterdam, die zelf veel met het thema bezig is geweest tijdens zijn proefschrift in Latijns Amerika, heeft de studie met veel belangstelling gelezen, maar heeft er moeite mee dat hij geen analyse van het donorbeleid heeft gedaan om zo tot specifiekere beleidsaannames te komen. ‘De beleidsaannames die je gebruikt in je onderzoek komen uit een oud onderzoek uit 1994. Is er in twintig jaar niets veranderd in het beleid?’
Kamstra: ‘Ik ben in mijn onderzoek onderaan de keten begonnen, bij de lokale ngo’s. De grootste donoren heb ik inderdaad niet uitgebreid onderzocht. Ik heb deze beleidsaannames uit recentere wetenschappelijke teksten. Zo citeer ik uit een rapport uit 2000 van het OECD, waar donoren zich achter schaarden, dat het zo belangrijk is om lokaal geworteld te werken. Acht jaar later ben ik gaan kijken in die landen en blijkt dat de keuzes van donoren niet overeenkomen met wat ze acht jaar eerder declareerden.’
Biekart is nog niet tevreden: ‘Je kunt dan toch de donoren niet verwijten dat ze een verkeerde vertaalslag maken vanuit de theorie?’ Dat beaamt Kamstra: ‘Die vertaalslag van literatuur naar beleidsaannames ligt niet alleen op de schouders van donoren. Dat ligt ook voor een groot deel bij wetenschappers, omdat er binnen het debat ook veel activisme heerst.’
Belangrijke bijdrage
Dan klinkt het ‘hora est’ en trekken de professoren zich terug, waarna de doctorsbul aangereikt aan Kamstra die zich nu doctor in de Sociale Wetenschappen mag noemen. De kritiek mag dan pittig zijn geweest, het proefschrift geeft volgens promotor professor Ruerd Ruben belangrijke inzichten voor het huidige debat. ‘In de eerste plaats laat je heel overtuigend zien dat de lokale en nationale context sterk bepalend zijn voor de ruimte die nodig is om mensen in staat te stellen deel te nemen aan maatschappelijke organisaties. Tegelijkertijd spelen deze organisaties in ontwikkelingslanden ook een rol in het creëren van die ruimte. Ten tweede toon je aan dat lokale ngo’s maar heel beperkt lokaal geworteld zijn. Activiteiten die ze ontplooien in hoge mate worden bepaald door wat de donor financiert. Dat maakt hun rol in democratisering op zijn minst twijfelachtig en misschien wel onmogelijk. En de derde bevinding is dat ngo’s het vaak moeilijk vinden om helder hun verschillende rollen ten opzichte van de overheid en de burgers te definiëren en in te vullen en deze rollen in de praktijk vaak conflicteren.’
Hij voegt toe: ‘Je hebt in een interview met het Nederlands Dagblad aangegeven dat je vindt dat minister Ploumen met haar beleid helemaal op de foute weg zit. Nu sprak ik haar toevallig maandag en ze vertelde me dat ze een leuk boek had gelezen, het ging over democratisering. Ze wist niet dat ik de promotor was. “Dat boek”, zei ze, “ondersteunt helemaal mijn beleid.” Ze was echt gelukkig met deze studie. Ik vermoed dat er nog wel een paar punten van discussie zijn tussen jou en haar. Ik nodig je dan ook uit om dat verhaal ook maar op Buitenlandse Zaken te vertellen.’
Later tijdens de borrel laat Kamstra aan Vice Versa weten dat hij die uitnodiging graag aanneemt.