Ook IOB concludeerde al: ‘Zuidelijke ngo’s meer verbonden met noordelijke donoren dan met eigen samenleving’

Tijdens de derde week van het Change the Game debat kijken we naar de rol van Westerse ngo’s om de capaciteit van hun partnerorganisaties te versterken op het gebied van lokale fondsenwerving en claim making. De promotie van Jelmer Kamstra, waarin hij concludeert dat lokale ngo’s niet meer geworteld zijn in de samenleving, maakt veel los in de sector. Maar zijn conclusies zijn niet geheel nieuw: al in 2011 bracht het IOB een rapport uit; Facilitating resourcefulness, evaluation of Dutch support to capacitydevelopment. Ook daarin werd kritisch gewezen op het gevaar dat schuilt in een chronische afhankelijkheid van westerse steun onder zuidelijke ngo’s,  die hierdoor hun beleid meer richten op noordelijke ngo’s dan op de samenleving waarin zij geworteld zijn. Is er veel veranderd in de jaren nadat het rapport werd gepubliceerd? 

Een belangrijke conclusie van het IOB rapport is dat zuidelijke organisaties sterk afhankelijk zijn van externe financiering. Het effect hiervan is dat deze organisaties zo sterk in beslag genomen worden door uiteenlopende eisen van donoren dat hun zicht op de doeltreffendheid van hun eigenlijke werk in het gedrang komt. Ook kunnen zij hierdoor slecht reageren op de behoeften van de bevolking voor wie zij oorspronkelijk zijn opgericht. Nederlandse steun vermindert de vindingrijkheid en motivatie om lokale bronnen aan te boren. Belangrijke lessen uit het rapport zijn onder andere dat er ruim baan moet worden gegeven aan de omgeving en eigenschappen van zuidelijke organisaties en dat zij gestimuleerd moeten worden hun dienstverlening te baseren op wensen van hun samenleving en doelgroepen.

Meer dan fondsen

Piet de Lange, evaluator bij IOB, ziet dat het rapport in het kader van het Change the Game debat nog steeds relevant is. ‘In het Change the Game debat zie ik de conclusies die we in het rapport hebben getrokken terug in andere woorden. Het vergroten van zelfredzaamheid dat in dit rapport door ons wordt onderstreept betekent onder andere dat er gebruik moet worden gemaakt van lokale bronnen en fondsen. In het huidige debat wordt daarbij in Nederland vooral gefocust op fondsen. Dat de discussie over het lokaal werven van fondsen nu wel wordt gevoerd, en in 2011 niet, heeft te maken met het teruglopen van de hoeveelheid beschikbaar geld voor ontwikkelingssamenwerking door het Tweede Medefinancieringsstelsel (MFS2, red.). Maar fondsen zijn maar een element van de discussie.’

Daarnaast laat de focus op geld in de discussie volgens De Lange ook te weinig ruimte voor dat waar het echt om draait: ‘Deze discussie kan meer worden gevoerd op basis van inhoudelijke overwegingen. Capaciteitsontwikkeling is in de eerste plaats een ontwikkeling is die van binnenuit moet plaatsvinden. Maar organisaties in het Zuiden ervaren een ernstig probleem met hun uitvoeringscapaciteit, omdat ze hun eigen doelen niet realiseren. Terwijl dat wel is wat je graag zou zien; dat Zuidelijke organisaties in staat zijn hun eigen problemen op te lossen. Knelpunten daarbij hoeven niet per se financieel te zijn, die kunnen ook gaan om gebrek aan bijvoorbeeld visie, kennis of logistieke middelen. Wanneer de discussie zich teveel focust op fondsen is het maar de vraag of de onderliggende mechanismen die de relaties tussen noordelijke en zuidelijke organisaties bepalen uiteindelijk daadwerkelijk veranderen.’

Dat het belangrijk is hier wel op te focussen is voor De Lange duidelijk; ‘Zoals Jelmer Kamstra ook al aangeeft in een interview met Vice Versa, staat voor lokale ngo’s de verbondenheid met de samenleving op het spel wanneer deze onderliggende mechanismen niet worden aangepakt. Zuidelijke ngo’s zijn vaak meer verbonden met hun noordelijke donoren dan met hun eigen samenleving. Gezien hun afhankelijkheid is dat goed te begrijpen. Op dit moment zijn externe fondsen nog erg belangrijk omdat het functioneren van lokale ngo’s is gebaseerd op financiering van buitenaf.’

Nederlandse ngo’s

Het IOB rapport geeft het belang aan om een shift te maken  van het verschaffen van geld als belangrijkste middel naar het vergroten van zelfredzaamheid. ‘Er moet meer worden uitgegaan van de kracht en het mandaat van Zuidelijke organisaties. Het is tijd voor Nederlandse organisaties om te bedenken waarmee zij van dienst kunnen zijn wanneer hun rol niet langer om geld draait. Hoe kunnen zij zuidelijke ngo’s helpen hun eigen doelen te bereiken en hun eigen missie te verduidelijken? Daarbij is het van belang te kijken naar wat zij hiervoor nodig hebben, en dat is niet alleen geld’, aldus de Lange.

In het artikel ‘Reacties IOB rapport capaciteitsontwikkeling overwegend postief’ dat 12 augustus 2011 op de website van Vice Versa verscheen positief gereageerd op het rapport. De organisaties die in dit artikel aan het woord komen geven allemaal aan aan de slag te willen gaan met de verbeterpunten die in het artikel naar voren komen. Heeft De Lange veel zien veranderen naar aanleiding van het rapport? ‘Binnen het MFS 2 is meer aandacht gekomen voor monitoring en evaluatie van capaciteitsontwikkeling, verder heb ik weinig reactie gezien van organisaties op het rapport’, antwoordt hij.  Ik heb geen aanwijzingen dat Nederlandse organisaties hun beleid hebben gewijzigd.

Overheidsbeleid

De Lange zei drie jaar geleden in het artikel ‘Dat Staatssecretaris Knapen het belang van het rapport in zijn beleidsreactie onderschrijft en de conclusies en lessen zonder enig voorbehoud heeft overgenomen geeft mij het vertrouwen dat het rapport van betekenis zal zijn voor toekomstige beleidsontwikkeling.’

We zijn nu een paar jaar verder. Hoe is er invulling gegeven aan de conclusies in het ontwikkelingsbeleid? ‘Ondertussen is de discussie rond MFS 2 achterhaald door het beleidskader voor de strategische partnerschappen van minister Ploumen. In dat beleidskader is ook aandacht voor capaciteitsontwikkeling gericht op lobby en advocacy, maar tegelijkertijd komt de vraag op hoe dat in de praktijk zijn beslag gaat krijgen. Hoe gaat deze strategie om organisaties te ondersteunen in het opbouwen van lobby en advocacy precies vorm krijgen? Welke principes worden hierbij gevolgd? Het is de verantwoordelijkheid van de Nederlandse organisaties om hier strategieën bij te ontwikkelen.’