
Changing the Game: de macht van Noord naar Zuid
Tijdens de derde week van het Change the Game debat onderzoekt Vice Versa de rol van westerse ngo’s in het proces van lokale fondsenwerving en claim-making. Wie neemt het voortouw in de samenwerking en wat heeft dit tot gevolgen voor de onderlinge concurrentie? Zijn organisaties bereid tot het overdragen van de macht van het Noorden naar het Zuiden? Willen zij het spel wel echt veranderen? Vice Versa legde deze vraag voor aan drie Nederlandse ontwikkelingsorganisaties: Woord en Daad, Save the Children en het particulier initiatief Knowledge for Children.
Nederlandse ngo’s zien over het algemeen een sterke verandering in hun rol in ontwikkelingssamenwerking in de afgelopen jaren’, stelt Rina Molenaar, manager communicatie en fondsen van Woord en Daad. ‘Onze bijdrage draait nu minder om geld en meer om kennis en netwerken. Wij proberen altijd te kijken hoe partnerorganisaties op eigen kracht verder kunnen.’ Ook op het gebied van fondsenwerving zet de organisatie bewust in op het versterken van de lokale capaciteit. ‘Alles wat mensen zelf kunnen, moeten we ze ook zelf laten doen. Onze rol is onze partners hierin te coachen.’
Gestraft
Woord en Daad stimuleert lokale fondsenwerving onder haar partners onder meer door de subsidieverstrekking voor lokale organisaties af te bouwen. ‘Wij zeggen fondsen toe, maar vermelden in de brief aan onze partners dat een deel van het bedrag van een programma uit zelf geworven fondsen moet bestaan. We kijken per land en programma hoe we hieraan vorm geven en doen dit op maat.’
Voor veel partnerorganisaties is deze nieuwe benadering even schrikken. ‘Deze organisaties gaan in eerste instantie door een moeilijke periode heen. Ze hebben het gevoel dat ze gestraft worden door Woord en Daad omdat ze minder geld van ons krijgen. Maar we zien nu langzaam dat er een verandering in mindset plaatsvindt bij onze partners. Ze begrijpen dat wij vinden dat ze het goed aanpakken, maar het meer zelf moeten gaan doen, ook al is dit in eerste instantie pijnlijk.’
Hierbij krijgen de partners wel begeleiding van Woord en Daad. Zij geven workshops en trainingen over dit thema en delen expertise over hoe ze met deze nieuwe insteek aan de slag kunnen gaan. Dat organisaties daarmee in sommige gevallen een andere insteek kiezen dan Woord en Daad ziet de organisatie juist als een pluspunt; ‘Als een organisatie dingen anders wil aanpakken dan wij, gaan ze op zoek naar andere sponsoren. Dat vind ik mooi om te zien, omdat het een stuk onafhankelijkheid weergeeft’, aldus Molenaar.
Een ander belangrijk voordeel van lokale fondsenwerving ziet Molenaar in het versterken van de achterban van de organisatie in Nederland. ‘Het werkt stimulerend voor vrijwilligers hier om te zien dat mensen daar ook met eigen fondsen aan de slag gaan.’
Zelfstandigheid
Rolf Schipper, directeur van het particuliere initiatief Knowledge for Children in Kameroen, ziet het versterken van lokale capaciteit als een noodzakelijke ontwikkeling voor het voortbestaan van de organisatie. ‘Toen we Knowledge for Children opzetten waren zowel de fondsen als de medewerkers Nederlands. We streven er echter naar dat de organisatie volledig door Kameroense mensen wordt aangestuurd. We hebben dus steeds meer lokale staf getraind en in het project betrokken.’ Uiteindelijk wil Schipper dat de gehele organisatie in lokale handen is. ‘We hebben tot doel gesteld dat de volgende directeur Kameroens is’, aldus Schippers.
Dat lokale fondsenwerving een belangrijk onderdeel is van het verduurzamen van ontwikkelingssamenwerking erkent ook Holke Wierema, directeur van Save the Children. Save the Children opereert vanuit een federatie van zelfstandige lidorganisaties die in de loop der jaren ook is uitgebreid met leden in het Zuiden. In toenemende mate komen deze in de plaats van de regionale veldkantoren van de organisatie. Hoewel deze leden in het Zuiden ook nog fondsen uit het Noorden ontvangen, beginnen zij zich wat fondsenwerving betreft ook te richten op de lokale markt. ‘Op dit moment zitten we nog in een overgangsfase’, stelt Wierema. ‘Maar het zou het geweldig zijn als we uiteindelijk hierin helemaal overbodig worden. Op deze manier krijgt onafhankelijkheid steeds meer vorm. Daarmee creëer je ook een gevoel van verantwoordelijkheid, en meer toewijding.’
Concurrentie
In het openingsartikel van het Change the Game debat waarschuwt Jenny Hodgson, executive director van het Global Fund for Community Foundations, dat wanneer grote internationale organisaties met hun regiokantoren zich zelf ook op de lokale fondsenwervende markt begeven, zij zouden kunnen gaan concurreren met lokale ngo’s. Dat versterkt de oneerlijke machtsverhoudingen. Hoe zien de organisaties dit zelf? Molenaar erkent het gevaar, maar omdat Woord en Daad zelf geen fondsen werft, weten ze dit gevaar te omzeilen. ‘Zelf lokaal werven past niet in onze visie op partnerschap. Wij willen van toegevoegde waarde zijn voor onze partners en geen taken uitvoeren die zij zelf kunnen oppakken.’
De Zuidelijke lidorganisaties van Save the Children krijgen financiële steun uit het Westen, maar doen tegelijkertijd aan lokale fondsenwerving. Zorgt dit voor oneerlijke concurrentie op de fondsenwervende markt met kleinere, lokale ngo’s? Wierema ziet dit anders. ‘Concurrentie is er natuurlijk altijd wanneer er meerdere organisaties zijn waaruit donateurs een keuze kunnen maken. Tegelijkertijd is er in landen waar het werven van fondsen nog in de kinderschoenen staat nog een hele grote vijver waaruit gevist kan worden. Ik denk dat de concurrentie in het Westen veel sterker is. Wij hebben een hele bewerkte markt, terwijl daar nog veel terrein te ontginnen is. Door lokaal fondsen te werven breek je bovendien deze markt open. Je bewijst dat het kan. Wanneer een aantal ngo’s begint met het werven van fondsen, ontstaan daar omheen een aantal actoren of bedrijfjes van mensen die daarbij helpen. Die bieden vervolgens hun diensten ook aan andere organisaties aan. Zo kan zo’n proces gaan groeien.’
Ook Schippers vindt niet dat er sprake is van oneerlijke concurrentie. ‘Er zijn in Kameroen wel kleinere initiatieven, maar die werven zelf nog niet lokaal. Wel zien we in toenemende mate dat deze van ons willen leren. Dat heeft een positief effect over en weer; deze organisaties hebben contacten waar wij op onze beurt ook weer gebruik van kunnen maken.’
Claim-making
Eerder tijdens dit debat hebben we kunnen zien hoe lokale fondsenwerving een positief effect kan hebben op claim-making. Woord en Daad houdt zich actief bezig met pleiten en beïnvloeden, zowel in het Noorden als het Zuiden. In het Zuiden gaat dit in zijn geheel via hun partners. ‘In eerste instantie kwamen partners zelf niet met ideeën omdat deze manier van denken hen nog niet eigen was. Op een gegeven moment zijn wij geld gaan geven aan partners dat specifiek bedoeld was voor lobbyen. Werd het geld hier niet voor ingezet, dan keerden wij het ook niet uit. Nu zie je dat deze aanpak aan het groeien is onder onze partners.’
Ook Wierema onderstreept het belang van lobby. ‘Om ontwikkeling duurzaam te maken moet de hele structuur van landen gaan veranderen. Het zou goed zijn als er een belastingheffing komt voor het lokaal genereren van middelen bij de mensen in het land die genoeg geld verdienen. Op deze manier kan er een sociaal stelsel worden opgebouwd. Particuliere organisaties kunnen hierin een rol spelen door processen aan te wakkeren en te katalyseren.’
Zichtbaarheid
Woord en Daad kiest er zowel bij het werven van fondsen als bij pleiten en beïnvloeden in het Zuiden bewust voor om als organisatie op de achtergrond te blijven. Molenaar: ‘Het is de bedoeling dat onze partnerorganisaties bekend worden, niet dat we onze eigen club opvijzelen.’
Lidorganisaties van Save the Children werven en lobbyen juist wel expliciet onder deze naam, als zichtbaar onderdeel van deze federatie. Op het campagne en promotiemateriaal zoals posters, balonnen en flyers prijkt het rode logo van de organisatie. Volgens Wierema heeft dit veel voordelen. ‘Al deze lidorganisaties delen een gezamenlijke geschiedenis en missie: we komen op voor kinderrechten. Op lokaal niveau weten lidorganisaties zelf heel goed welke problemen er precies spelen, wat hiervan de achtergrond is, en welke politicus er gevoelig is voor een specifiek issue. Het voordeel dat Save the Children heeft als wereldwijde federatie is vervolgens dat we ook op internationaal niveau invloed kunnen uitoefenen op multilaterale organisaties zoals de VN en de Wereldbank. Het belangrijkste is dat je werkt vanuit je eigen kwaliteiten en elkaar versterkt waar dat mogelijk is.’