Change the Game in Brazilië: ‘Ze kunnen nog wat van ons leren daar in het Westen!’

Nog maar een maand geleden stond Brazilië in de spotlights vanwege het wereldkampioenschap voetbal dat in het land werd georganiseerd en over twee jaar zal het Zuid-Amerikaanse land ook gastland zijn van de Olympische spelen. Tekenen van de sterke economische groei die Brazilië al jaren weet vast te houden. Maar er heerst ook nog steeds grote ongelijkheid in het land. Voor sommige is het daarom onbegrijpelijk dat het land ettelijke miljarden uitgeeft aan de voorbereiding van deze evenementen terwijl nog zoveel mensen in Brazilië in armoede leven. Welke rol kan lokale fondsenwerving en claim-making spelen in de armoedeproblematiek? Is Brazilië bereid haar welvaart te delen?

Brazilië behoort samen met de andere BRIC landen, China, India en Rusland tot de top 10 van ’s werelds grootste economieën. Onder leiding van oud-president Lula groeide de economie van het Zuid-Amerikaanse land gestaag en de politieke macht op het wereldtoneel vergrootte aanzienlijk. Ook op het gebied van arrmoedebestrijding maakte Brazilië grote sprongen. Met zijn Zero Hunger beleid en de Bolsa Familia, een stelsel van cash transfers, wist Lula meer dan 20 miljoen mensen boven de armoedegrens te krijgen en ook het percentage burgers dat tot zich tot de middenklasse rekent is enorm gestegen. Brazilië is een van de weinige landen waar de ongelijkheid afgelopen jaren verminderde. Sinds het begin van deze eeuw is Brazilië zelfs ook een belangrijke donor voor ontwikkelingssamenwerking. Het land maakt geld vrij voor landen in Afrika en draagt expertise over op het gebied van landbouw overdraagt aan lage- en middeninkomenslanden. Onder de huidige president Dilma Roussef lijkt deze benadering van haar voorganger in grote lijnen te worden doorgezet en ook bij jaar staat armoedebestrijding hoog op de politieke agenda.

Schaduwkant

Dit succesverhaal is hetgeen dat de Braziliaanse overheid graag naar buiten brengt, met als gevolg dat internationaal de steun voor ontwikkelingssamenwerking aan het land drastisch is afgenomen. Maar dit verhaal verbloemt de schaduwzijde van de economische groei, namelijk de grote ongelijkheid tussen rijk en arm die het land nog steeds, in zijn greep houdt. Terwijl het aantal miljonairs en miljardairs de afgelopen jaren sterk is gestegen (de 124 rijkste Brazilianen hebben meer dan 10 % van de totale welvaart in handen) leeft bijna 10 procent van de bevolking nog steeds onder de armoedegrens van $1.25 per dag. Maar misschien is deze ongelijkheid niet alleen reden tot zorg: het laat ook de potentie zien op het gebied van lokale fondsenwerving in het land. De vraag is echter of de Braziliaanse samenleving bereid is haar welvaart te delen.

‘In theorie is de potentie op het gebied van fondsenwerving in Brazilië enorm, maar de realiteit ligt complexer’, stelt Viviane Hermida van CESE, een lokale organisatie die opkomt voor de rechten van de marginaliseerde bevolking in Brazilië. ‘De Braziliaanse samenleving is met de economische groei sterk geïndividualiseerd en de middenklasse sluit liever haar ogen voor de sociale ongelijkheid dan er iets aan te doen.’ De opkomst en enorme populariteit van pinksterkerken in Brazilië die prediken volgens een kapitalistische welvaartstheorie, versterken volgens Hermida dit gevoel van individualisme en zelfbeschikking. Ik heb het zelf gedaan, dan moeten anderen het ook kunnen, denken veel mensen volgens haar. Hierdoor is de bereidheid om te geven erg laag.

Volgens João Paulo Vergueiro, voorzitter van de Braziliaanse Vereniging van Fondsenwervers, heeft het ontbreken van een sterke Braziliaanse geefcultuur ook te maken met de rol die de overheid voor zichzelf heeft gecreëerd. ‘Omdat de regering in het verleden zo’n prominente rol heeft gespeeld in armoedebestrijding, zien veel mensen het als de verantwoordelijkheid van de overheid om hier iets aan te doen. “We betalen toch al belasting” is een veelgehoorde uitspraak wanneer het aankomt op bijdragen aan ontwikkelingssamenwerking.’

Passief

Toch moeten organisaties in Brazilië ook de hand in eigen boezem steken, volgens Verguiero. ‘De meeste organisaties zijn opgericht vanuit de kerk en werden grotendeels gefinancierd door religieuze instituties en buitenlandse subsidies. Hierdoor hebben zij nooit zelf fondsen hoeven werven en zijn ze op dit vlak onderontwikkeld en erg passief’, legt Verguiero uit. ‘Veel organisaties vinden het moeilijk aan mensen een bijdrage te vragen, want dit zijn ze niet gewend. Maar mensen in Brazilië zullen niet uit zichzelf geven, dus als je niet vraagt word je overgeslagen’, stelt hij.

Lokale organisaties hebben dus nog veel te leren op het gebied van lokale fondsenwerving, maar toch wil Hermida daar een belangrijke kanttekening bij plaatsen: ‘Het is niet zo dat wij al die jaren onze hand hebben opgehouden voor financiering en niet de samenleving bij ons werk hebben betrokken. In veel discussies over dit onderwerp wordt het argument opgeworpen dat lokale organisaties passief zijn en handelen volgens een Westerse ontwikkelingsagenda, maar dat is in Brazilië helemaal niet het geval. Brazilië heeft een levendig maatschappelijk middenveld met actieve mensenrechtenorganisaties en vakbonden die veel sociale problemen hebben aangekaart en grote verandering van onderaf hebben geïnitieerd.’ De zogenaamde claim-making capaciteiten, de mogelijkheid van lokale organisaties om de diensten waar zij recht op hebben op te eisen, is volgens Hermida sterk ontwikkeld in Brazilië. ‘Daar zouden ze in het Westen nog wat van kunnen leren!’

Diêgo Lôbo, hoofd fondsenwerving en communicatie bij CESE illustreert deze uitspraak van zijn collega met een voorbeeld. ‘In mei ontving Cese voor haar werk de MDG Award. In voorbereiding op deze uitreiking hebben wij samen met een groot aantal ngo’s een verklaring opgesteld waarin we de president vroegen om aanpassing van het beleid omtrent maatschappelijke organisaties. Tijdens de uitreiking, die live werd bekeken door miljoenen Brazilianen, hebben wij deze verklaring aangeboden aan de president die toezegde het hier met het parlement over te hebben. Dat is pas echte lobby.’

Solidariteit

Volgens Lôbo zouden organisaties wel meer in kunnen spelen op het Braziliaanse gevoel van solidariteit. ‘Solidariteit en rechtvaardigheid zijn concepten die heel diep geworteld zitten in de Braziliaanse cultuur. Dit zag je bijvoorbeeld ook met de protesten tijdens het WK afgelopen zomer. Meer dan twee miljoen mensen waren op de been om te protesteren voor betere leefomstandigheden. De middenklasse liep hand in hand met mensen van de lagere klasse.’ Hoewel een gedeelde ontwikkelingsagenda volgens Lôbo ontbrak, kunnen organisaties hier volgens hem wel belangrijke lessen uit leren. ‘We moeten mensen nog meer persoonlijk betrekken bij ontwikkelingsprocessen en ze laten zien dat ze kunnen bijdragen. Mensen een ontwikkelingsperspectief geven, dat is de eerste stap.’

Dat deze persoonlijke benadering in de praktijk erg goed lijkt te werken laat de kinderrechtenorganisatie Abrinq zien. Wat begon als een kleinschalig initiatief van de speelgoedindustrie om de kinderarbeid in de sector aan te pakken, is nu uitgegroeid tot een van de meest succesvolle fondsenwervende organisaties in Brazilië. In de afgelopen drie jaar is de organisatie van 3000 naar 60.000 reguliere donateurs gegroeid en volgens Victor Alcantara da Graça, directeur fondsenwerving van de organisatie, is het vooral de persoonlijke benadering wat volgens hem goed werkt. ‘Wij werken veel met face-to-face fundraising waarbij we bij mensen langs gaan om ze te vertellen over onze organisatie. We proberen ons doel, namelijk het uitbannen van kinderarbeid, zo persoonlijk mogelijk te maken.’

Win-win

Wat ook heeft geholpen, volgens Alcantara da Graça, is de naamsbekendheid die de stichting de afgelopen jaren heeft gegenereerd. Dit heeft de organisatie mede te danken aan de samenwerking met Save the Children die zij vijf jaar geleden aangingen. ‘Het was een win-win situatie’, legt Alcantara da Graça uit. ‘Wij wilden ons merk sterker in de samenleving neerzetten en zij wilden een goede partnerorganisatie hebben in Braziliëwaarmee ze konden inspelen op de potentie van lokale fondsenwerving.’

Lôbo ziet deze samenwerking als onderdeel van een bredere trend waarbij internationale organisaties zich steeds vaker ook lokaal registreren om een graantje mee te pikken van het fondsnwervingspotentieel in Brazilië. ‘Internationale organisaties hebben het idee dat er hier wat te halen valt op het gebied van fondsenwerving en registreren zich massaal hier.’ Dit brengt volgens hem wel het gevaar met zich mee dat deze organisaties gaan concurreren met lokale organisaties die hier al langer zitten.

Volgens Vergueiro hoeft het Braziliaanse maatschappelijk middenveld hier niet bang voor te zijn. Hij ziet het juist als een positieve ontwikkeling. ‘Internationale organisaties kunnen ons juist helpen de charitatieve markt in Brazilië te ontwikkelen door mensen bewust te maken van de ontwikkelingsproblematiek en vertrouwen te creëren in ontwikkelingsorganisaties. Door succesvol lokaal fondsen te werven kunnen ze een positief voorbeeld stellen en ons laten zien dat het wel kan.’ Maar gaat dit dan niet ten koste van de fondsenwerving van lokale organisaties? ‘Nee’, lacht Vergueiro, ‘Er is in Brazilië genoeg voor iedereen.’