‘Problemen beschrijven is één, een oplossing bedenken een stuk ingewikkelder’

Deze maand presenteerde Artsen zonder Genzen haar rapport “Where is everyone?”. Ngo’s krijgen de kritiek er niet te zijn in noodsituaties en Artsen zonder Grenzen voelt zich daarom soms roepende in een woestijn. Vice Versa peilde de reacties op het rapport van Farah Karimi, directeur van Oxfam Novib, Simone Filippini, directeur van Cordaid en Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling. Elementen uit het rapport worden herkend, maar er is ook kritiek dat Artsen zonder Grenzen suggereert de enige te zijn in veel gebieden. ‘Het is echt niet zo dat andere organisaties risicogebieden mijden.’

Simone Filippini, directeur van Cordaid, herkent een aantal elementen die Artsen zonder Grenzen noemt. ‘De langzame reactietijd van de VN, het onderlinge geharrewar tussen VN-organisaties en soms zelfs onderlinge concurrentie zijn problemen die zich voordoen. Ook een aantal ngo’s verdringen elkaar soms en werken te weinig samen.’

Als voorbeeld noemt Filippini de Centraal Afrikaanse Republiek. ‘De VN besloot dat er een humanitaire missie moest komen, pas zes maanden later was deze ter plekke. Er is heel veel bureaucratie, maar het conflict wacht niet tot de VN zijn huis op orde heeft. De mensen lijden honger, zitten in verdrukking, moeten vluchten, hebben geen onderdak en kinderen kunnen nergens heen. In de praktijk zijn er heel veel behoeften, maar op de een of andere manier kan er niet adequaat worden opgetreden.’

Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling, beaamt dit: ‘De rollen, donor, coördinator en uitvoerende partij, van de VN lopen door elkaar. De VN speelt een centrale rol in de noodhulp en de bureaucratische structuur van de VN maakt snel en adequaat handelen vaak erg lastig.’

Farah Karimi, directeur van Oxfam Novib, hecht veel belang aan de publicatie van het rapport. ‘Als je wereldwijd kijkt naar de humanitaire uitdagingen die op onze agenda staan zie je de druk toenemen. De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) schat dat er nu wereldwijd 50 miljoen vluchtelingen en ontheemden zijn. Dat is het hoogste naoorlogse cijfer dat we ooit gehad hebben. We zien extreme weeromstandigheden door klimaatverandering toenemen, waardoor noodsituaties ontstaan met mogelijk grote vluchtelingenstromen Het is daarom goed om te bekijken wat wel en niet werkt.’

Tineke Ceelen vindt dat het rapport een aantal heel belangrijke onderwerpen noemt. Ze noemt de sterke focus van de hulporganisaties op relatief eenvoudig bereikbare plaatsen. ‘Onze voorzitter, Femke Halsema, beschreef het ook al in haar Van Heuven Goedhart-lezing in 2013, de concentratie aan hulporganisaties in Za’atari kamp in Jordanië en het gebrek aan hulp voor de veel moeilijker bereikbare stadsvluchtelingen.’ Maar ook de verbijsterende traagheid van de donoren onderschrijft Ceelen. ‘Het kan echt máánden duren voor noodhulpgelden beschikbaar komen. Terwijl projectvoorstellen tot in detail bestudeerd worden, sterven de mensen voor wie de hulp bedoeld was. Maar we moeten ook onderkennen dat we op dit moment geconfronteerd worden met een groot aantal humanitaire crises tegelijk. Het is daarom van belang dat organisaties hun noodhulpcapaciteit versterken. Organisaties die zich nu meer met ontwikkeling bezighouden moeten noodhulp weer een grotere prioriteit gaan geven.’

Samenwerken en lokale organisaties

Simone Filippini vertelt dat Cordaid goed heeft kunnen samenwerken met de VN in het noorden van de Centraal Afrikaanse Republiek. ‘We hebben samen met de Food and Agriculture Organization en World Food Programme voedsel gedistribueerd en landbouwmateriaal uitgedeeld. Het beeld is nooit helemaal zwart wit. De VN brengt de behoeften van mensen duidelijk in beeld en daar sluiten wij voor een deel ook onze activiteiten op aan. Het katholieke netwerk heeft op dat soort momenten enorme meerwaarde. Wij werken met lokale mensen en organisaties die geworteld zijn in de lokale context en daardoor snel hulp kunnen bieden. Maar net als Artsen zonder Grenzen voelen wij ons ook onafhankelijk en neutraal. Het zou bijvoorbeeld volstrekt onacceptabel zijn als onze partnerorganisaties alleen katholieken zouden helpen. Voor Artsen zonder Grenzen is het ook schipperen als het gaat om aanwezigheid, want je wordt soms met dilemma’s geconfronteerd en die moet je ter plekke oplossen.’

Karimi: ‘Juist met de toename van crises is het heel erg belangrijk dat een organisatie zijn lokale capaciteit versterkt. Artsen zonder Grenzen gelooft daar niet zo meer in. Ik ben ervan overtuigd dat als je investeert in lokale capaciteit je een duurzame manier van humanitaire hulp krijgt. Lokale organisaties en lokale overheden zijn als eerste ter plekke en zijn de eerste die moeten kunnen reageren. In Noord-Uganda, hebben wij de afgelopen jaren geïnvesteerd in de capaciteit van partners en met de instroom van Zuid-Sudanese vluchtelingen bleken zij goed in staat snel met hen in contact te komen, mede door de onderlinge verwantschap. Maar de capaciteit is nog steeds te beperkt om grootschalige hulp te verlenen, zoals de verantwoordelijkheid voor een vluchtelingenkamp, daar kan nog heel veel in geïnvesteerd worden.’

Stichting Vluchteling voert zelf geen noodhulp uit, maar financiert de activiteiten van hun vaste partners. ‘Noodhulp geef je niet alleen op het moment dat de nood het hoogst is. In ‘vredestijd’ moet je je organisatie klaarstomen om direct in te springen in geval van nood. Wij investeren daarom ook, met training en opleiding, in de uitbreiding van de capaciteit van onze belangrijkste partner, het International Rescue Committee (IRC)’, aldus Tineke Ceelen.

De rol van de VN

Simone Filippini merkt op dat VN-organisaties hun werk proberen te doen in complexe omstandigheden, maar dat eigenbelangen soms voor gaan. ‘Iedereen is van goede wil, maar soms domineren andere belangen die niet stroken met de belangen van de lokale mensen. Dan gaat het meer over de status van de VN-organisatie of bekvechten er twee organisaties over wie de lead krijgt bij het uitbrengen van een persbericht, terwijl er mensen geholpen moeten worden.’

Oxfam Novib komt dezelfde soort problemen tegen die in het rapport van Artsen zonder Grenzen naar voren komen. Een tijdje terug was Farah Karimi in Zuid-Sudan en Noord-Uganda waar ze de vluchtelingenopvang ten gevolge van de conflicten aldaar bezocht. ‘Het doet me pijn om te zien hoe moeilijk een aantal dingen op gang komen en hoe slecht de kwaliteit van de hulpverlening soms is. Ik heb een gesprek gehad met de UNHCR die verantwoordelijk is in Noord-Uganda en daar kreeg ik het gevoel dat ze voor het eerst ergens een kamp neerzette. Het wereldwijde systeem moet in staat zijn om dit soort dingen goed te doen.’

‘De coördinatie van de VN voor de inventarisatie wat er nodig is voor noodhulp in noodsituaties is verbeterd, maar het tempo moet omhoog. Uiteindelijk gaat het er wel om dat de hulp tijdig wordt geleverd. Dat kan door te werken met organisaties die daar al voet aan de grond hebben in plaats van eerst een VN-circus opgang te brengen. Dat is echt een punt van aandacht’, aldus Filippini.

Tineke Ceelen verwijst voor een eventuele oplossing naar een bijdrage van René Grotenhuis, oud-directeur van Cordaid. ‘Misschien moet je de VN alleen zijn diplomatieke en coördinerende taak laat doen en de uitvoering van de hulp overlaten aan de ngo’s. Dat zou een optie zijn om eens te proberen.’

Kritiek

Er zijn ook punten van kritiek op het rapport van Artsen zonder Grenzen. Tineke Ceelen vindt het niet erg gepast dat Artsen zonder Grenzen zichzelf prijst voor hun werk in moeilijke en gevaarlijke gebieden en stelt dat anderen dat niet zouden doen. ‘De titel van hun rapport suggereert dat ze vaak de enige zijn. Maar andere organisaties zijn er wel degelijk. Het Rode Kruis zou best meer genoemd mogen worden. Artsen zonder Grenzen heeft zich vanwege veiligheidsoverwegingen uit Somalië teruggetrokken, maar onze partner IRC is nog steeds actief en Oxfam Novib trouwens ook. We werken ook, ononderbroken, onder hele moeilijke omstandigheden in Zuid-Soedan. Het is dus echt niet zo dat andere organisaties risicogebieden mijden.’

Ook Simone Filippini stelt dat Artsen zonder Grenzen niet de enige is. ‘Wij doen zowel noodhulp, structurele hulp en alles wat daartussenin zit. In de Centraal Afrikaanse Republiek hebben wij vanwege ons katholieke netwerk vrijwel meteen voet aan de grond. In Zuid-Sudan was de katholieke kerk de enige overgebleven structuur, toen iedereen weg was en er geen overheidstructuren meer waren. Onze lokale partners zitten juist ook in hele lastige gebieden en de katholieke priesters en bischoppen zitten door het hele land heen. Dat is ons natuurlijke netwerk waar wij heel goed bij kunnen aansluiten in geval van een crisis. Wij zijn minder zichtbaar, maar we zijn er altijd.’

Oxfam Novib was een van de organisaties die in Zuid-Sudan ter plekke was, zo stelt Farah Karimi. ‘Vanwege onze lange-termijn ontwikkelingsprogramma’s zijn wij in heel veel gebieden ter plekke. Toen in Zuid-Sudan het conflict vorig jaar december uitbrak was Oxfam aanwezig en konden wij als een van de weinigen meteen overschakelen naar noodhulp. Wij hebben toen de VN-kampen ondersteund met water en sanitaire voorzieningen.’

Ceelen: ‘Ons werk is een hele gevaarlijk tak van sport geworden en dat betekent dat wij ons daar tegen moeten wapenen. Als je doden te betreuren gehad hebt, de IRC heeft bijvoorbeeld vier mensen verloren in Afghanistan en het Rode Kruis heeft al tal van mensen verloren over de hele wereld, dan is het logisch dat een organisatie de tijd neemt om even terug te kijken naar hun beleid. Welke keuzes hebben ze gemaakt en hoe hadden ze de doden kunnen voorkomen? Organisaties gaan dan veel meer aan de veilige kant van noodhulp werken. Artsen zonder Grenzen suggereert ook dat ze een van de weinigen zijn met een groot veiligheidsapparaat. Zij hebben inderdaad een fantastisch apparaat, maar ze zijn echt niet de enige. Het totaal plaatje dat organisaties risicogebieden vermijden is genuanceerder dan Artsen zonder Grenzen beschrijft.’

Geld

Karimi vindt het opmerkelijk dat Artsen zonder Grenzen stelt dat geld geen probleem zou zijn en dat er genoeg fondsen zijn. ‘Voor een situatie als in Syrië, waar tien miljoen mensen hulp nodig hebben, is er veel te weinig geld beschikbaar. Naast politieke wil van landen om bijvoorbeeld Syrische vluchtelingen op te nemen is er ook geld nodig. In Libanon zitten vluchtelingen niet in grote vluchtelingenkampen, maar zijn zij verspreid over het hele land. Ze zitten bijvoorbeeld bij gezinnen. Dan is het veel moeilijker en kostbaarder om die mensen te bereiken en op te sporen.’

Ook Ceelen twijfelt of bij de onderzochte casussen geen geldproblemen zijn voorgekomen. ‘Er gaat niet zo gek veel geld om in de noodhulpsector. Om in moeilijk te bereiken, gevaarlijke gebieden te opereren moet de veiligheid worden verbeterd. Dat is kostbaar, gevaarlijk en logistiek uitdagend. Dus trek je portemonnee maar.’

Discussie

Alle drie de directeuren beamen dat de wereld wordt geconfronteerd met heel veel ingewikkelde en moeilijke noodsituaties. Er zijn er zelfs meerdere tegelijk. Karimi vindt het daarom meer dan de moeite waard om goed naar het rapport te kijken. ‘Ook op het aankomende World Humanitarian Summit van 2016 in Istanbul moeten de aangekaarte problemen aan de orde komen.’

‘Hard aan de bel trekken is goed, maar dan moeten we ook met zijn allen gaan kijken wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat het beter gaat. Ook de Nederlandse overheid mag zich achter de oren krabben of ze nog wel zoveel noodhulpstromen via de VN wil laten lopen. Daarmee wordt met name in de beginfase de reactietijd verlengt. Bovendien geeft het alleen maar extra transactiekosten. Ik hoop dat de discussie een nieuwe impuls krijgt, maar dan moet Artsen zonder Grenzen de discussie ook mee willen voeren. Zij houden zich in een aantal fora afzijdig waar ook over deze thema’s wordt gesproken’, aldus Filippini.

Tineke Ceelen stelt dat de sector altijd verplicht is om heel goed te kijken hoe het beter kan. ‘Artsen zonder Grenzen draagt een hoop problemen aan, maar komt ook met weinig oplossingen. Problemen beschrijven is één, een oplossing bedenken een stuk ingewikkelder.’